D'Amstelsche zang-goddin(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Op het Droevig af-sterven van den Konstrijkken Schilder Paulus van Hillegaart. TRee nader, wie gy zijt, roemwaerde Konstenaren, En ziet op wie A troop dus schendig heeft gewoedt, Terwijl Latonas zoon was bezig om te varen Na 't aardrijks and're deel, 't gedrocht haar nacht-reis doet Om met een dolle vuit diel Paulo aan te randen, Die, als een Zeuxis, dong na d'eer der Schilder-kroon, En op Apelles koets doorrende 't woest der landen, En Sleppten 't Ever-zwijn, geheel verwoedt, ten toon. [pagina 58] [p. 58] Helaas! te vroeg heeft ons dien braven geest begeven, In 't opgaan van zijn tidjt, in 't bloeyenst' van zijn lent. Zijn naam zal, 't spijt de doodt, in amstel eeuwig leven, Zo lang God Phoebus kar het scheep-rijk Y' berent. Voldoet uw laatste plicht, Apelles zuigelingen, Omgordt zijn waerdig hooft met kranssen van lauw'rier, En wilt, tot zijner eer, gewijde vaerzen zingen, Zo stookt gy hem na waerd een onuitbluslik vier. Overleden in Februario, in 't Iaar 1658. Vorige Volgende