D'Amstelsche zang-goddin(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Op de Ontijdige Doodt van den geestrijken Poët en Schilder Pieter des Ruelles. TErwijl den Amstel vast weêrgallemt op 't getrabbel Der paerden, diens gebriesch en rammelend geknabbel, Op 't leuterend gebit, tot in de wolkken dringt, Verscheen dat naar gedrocht, dat stadig is omringt Met zuchten en geklag, met jammer en met steenen, Metschrik, met koorts, met pest, en al te droevig weenen, En duizent plagen meer; maar zo behendig dat [pagina 60] [p. 60] Haar niet een mensch en zag. Hier, sprak ze, staat de Stadt, Die gantsch Italien tart door 't puik der Konstenaren: Hier zijn wy op de baan, waar langs ik ben gevaren Met mijn gezwinde koets, toen noch de Winter-vorst, Door zijn gestrenge kou, de bronnen had geschorst Met glinzerend kristal. Toen, zeg ik, toen den hemel, Doorsneeuw en damp bezwalkt, herschepten 't zoet gewemel Van Floras lust-prieël in een kil-yzig dal. 't Geheugt u allen wel wat donderende val Dien braven Paulo gaf, toen hem mijn zeinze quetste In zijn geestrijkke borst; maar 't geen mijn hand toen schetste, Met een gevlijmde schicht, als in 't verschiet en klijn, Wordt dezen dag vergroot. De Zoons zoon van Jupijn Zal nu mijn doel wit zijn, waar op ik straks zal mikken. Heur heir dat stond verbaast. Hoe! sprak ze, zult gy schrikken, Om dat mijn moord-lust nu 't heeft op Ruel verzien? [pagina 61] [p. 61] 't Is van de Goôn bestemt; hy kan het niet ontvliên. Mit stapt het helsch gedrogt, al levend', van 'er wagen, En liet zich, door 'er stoet, tot in de kamer dragen, Daar dezen Pronk-Poët en Schilder lag gereet, Om 't uiterst' door te staan. Zy trof hem; maar tot leet Van al wie Amsteldam houdt in 'er kreits besloten. Wel aan dan, wie gy zijt, beroemde Konst-genoten, Betreur Kuelles lijk, nu is het treurens tijdt: Betoon nu dat gy zijt den tweeden Mander quijt, Die door zijn gauwe geest een dubb'le konst kon vinden. En gy, mijn Zang-goddin, die zulk een Dichter minde, Spoeid u naar Daphne toe, en haalt van haar een krans, Die zijn roem-waerdig hooft verciert met dubb'le glans: Voeg u dan op zijn graf, zo zal geen tijdt noch jaren Zijn naam, zijn roem noch lof met hem in 't graf doen varen. Overleden in April, in 't Iaar 1658. Vorige Volgende