Battista Guarini's 'Il pastor fido' in de Nederlandse dramatische literatuur
(1971)–P.E.L. Verkuyl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||
Hoofdstuk II
| |||||||||||||||||||
II. Problemen van titelpagina, voorwerk, kort in-hout en personagien1. Titelpagina
| |||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||
Guarini's spel heet kortweg Il Pastor Fido; dat dit spel zich in Arcadië afspeelt, blijkt pas in het Argomento. Met betrekking tot deze toevoeging vraagt men zich af: Vanwaar komt ze? Is ze overgenomen uit de tekst van Vander Eembd's voorbeeld? Of is ze van de hand van de Nederlandse vertaler? Deze vragen kunnen slechts beantwoord worden, als we weten wèlke Franse tekst onze auteur vóór zich heeft gehad. Vóór 1618 zijn er maar twee Franse boekuitgaven bekend, die rechtstreeks verband houden met Guarini's PF. In 1597 was bij Iacques Rovssin te Lyon een boekje verschenen, Les SOVSPIRS de Myrtil dat een dialoog en twee monologen bevatGa naar voetnoot3. De dialoog, waaraan het werkje zijn titel heeft ontleend, wordt gevoerd door Myrtil en Corisque. De eerste monoloog, Les Regrets de Corisque, wordt uitgesproken door Corisque, de tweede, Les Voeux d'Amarillis door Amarillis. De anonieme auteur meldt in zijn opdracht dat een en ander getrokken (tirez) is ‘du Fidele Berger, tragecomedie pastorale du Sieur Jean Baptiste Guarin, Gentil-homme Ferrarois’. Aangezien het hier vertaalde en sterk uitgebreide fragmenten van de PF betreft, namelijk PF III, 6, PF, I, 4 en PF III, 4, komt dit boekje niet in aanmerking als voorbeeld voor Vander Eembd. De Nederlandse versie geeft immers een op het eerste gezicht vollédige tekst, met àlle bedrijven, scènes en koren. Den Getrouwen Herder uyt Arcadiën moet derhalve gebaseerd zijn op de andere Franse tekst die wij kennen. Dat is de, inderdaad integrale, vertaling die voor het eerst in 1593 in Tours is verschenen. De titel luidt: Le Berger fidelle, pastorale, de l'italien du seigneur Baptiste GuariniGa naar voetnoot4. De auteur verschuilt zich achter de spreuk Rus subit ardens sol. Men heeft hem geïdentificeerd als Roland Brisset, een ijverig vertaler uit het Latijn en het ItaliaansGa naar voetnoot5. Reeds bij een vluchtige vergelijking van Brisset's en Vander Eembd's tekst blijkt, dat Le Berger fidelle inderdaad aan de Nederlandse vertaling ten grondslag ligt. Daarmee staat vast dat Vander Eembd de titel van het spel op eigen initiatief heeft aangevuld. Tevens wordt het nu mogelijk na te gaan, hoe Vander Eembd zich van zijn vertalende taak heeft gekweten, en hoe de PF er onder zijn handen is gaan uitzien. | |||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||
Alvorens daarop in te gaan, wil ik echter proberen de vraag te beantwoorden: wie was Vander Eembd? En wat heeft hem bewogen tot het maken van zijn vertaling? Beantwoordt hij daarmee aan een manifest geworden behoefte van het publiek van zijn tijd? Of heeft het spel van Guarini hem persoonlijk zó geboeid, dat hij de behoefte voelde het in zijn eigen taal weer te geven om het aldus zo volledig mogelijk te leren kennen en te doen kennen? | |||||||||||||||||||
2. De vertalerOmtrent Mr. Govert vander Eembd is ons maar weinig bekendGa naar voetnoot6. We weten dat hij in 1619 factor van de Haarlemse Rederijkerskamer De Wyngaertrancken is geweestGa naar voetnoot7. Zijn medekameristen voerden de 26e juli 1619 zijn Haarlemsche Belegeringhs. Treur-bly-eynde-Spel opGa naar voetnoot8. Andere spelen van zijn hand zijn: Lievenden Frederick, Treur-bly-eyndespel van vóór 1618Ga naar voetnoot9, en het treurspel Sophonisba, de 21e september 1620 door de Oude Kamer te Amsterdam aldaar gespeeldeGa naar voetnoot10. Verder schreef hij een Triumph-Ghedicht tot roem der Haerlemsche Schuttery over het vyt-trekken naer Hassel, 1623. Ook publiceerde hij Eenighe uytghelezene Spreuken uyt Seneca, 1623Ga naar voetnoot11. Vander Eembd schijnt Haarlemmer van geboorte te zijn geweest. Omtrent geboorte- en sterfdatum is evenwel niets bekend. Men heeft in zijn spelen van 1619 en 1620 invloed van Hooft aangewezen, zoals | |||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||
hij met betrekking tot het Haerlemsche Belegeringhs. Treur-bly-eynde-Spel trouwens zelf al had gedaan. Het oordeel dat Jonckbloet over hem velt naar aanleiding van de Sophonisba is ongunstigGa naar voetnoot12; anderenGa naar voetnoot13 geven hun mening niet. Wat heeft nu deze ‘regtsgeleerde’ en ‘ijveraar voor de Vaderlandsche Vrijheid’, zoals hij is genoemdGa naar voetnoot14, ertoe gebracht zich te zetten aan een vertaling van Brisset's PF-vertaling? Laten we luisteren naar wat hijzelf daarover zegt in zijn Opdracht. | |||||||||||||||||||
3. Opdracht in prozaVóór in het boek vindt de lezer een opdracht in proza ‘Aen de Bescheydene ende Eerzame pieter liesvelt, Keyzer: ian iansz. Kancelier: ian gerritsz. terhorst, Deken: ende andere Bewind-hebberen ende ghemeyne Broederen der Reden-Kamer Met Genuchten in 's Graven-Hage’. Deze ‘Veel-waerde Mannen, Lief-hebberen des welredens-Konsts’ van De Korenbloem uit de residentieGa naar voetnoot15, krijgen een omstandig betoog voorgezet over ‘De genegentheyd’. Deze ‘genegentheyd’ blijkt oorzaak van alle gebeuren, zowel het aardse als het geestelijke. Het bewijs hiervan ligt in de PF besloten. Mirtillo's ‘gheneghentheydt’, verenigd met een ‘in-ghestorte Liefde’, blijft ondanks alles standvastig. Bij die standvastigheid vallen twee zaken op te merken. Allereerst wordt het spreekwoord ‘Den volharder windt’ door hem op hoog niveau bewaarheid; daarbij heeft ongetwijfeld ‘een verborgene godtlycke insicht’ mede een rol gespeeld. Vervolgens is die standvastigheid een uiting van Mirtillo's uitermate prijzenswaardige trouw, waartoe hij is aangezet door de ‘eenmael ontfanghene vveldaedt van sijne herts-beminde Amarillis’. De PF | |||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||
toont dus aan: ‘de zin (zijnde als de gheneghentheydt) en laet niet toe dat den Mensche yetvves anders bedrijve, als 'tgene vvaer toe de zelvighe heftigh geneyght is’. De PF bewijst deze stelling nog beter dan het ‘lievenden fredericx Treur-bly-eynde-spel’, dat Vander Eembd ‘mijn eerst-gheboorte in de Dicht-Konst’ noemt. De spreuk door hem in dat spel ‘aengetrocken’, luidde: ‘De zin is 'thoogste deel en 'trijckste vanden Mens’. Deze wijsheid past, volgens de auteur, evenzeer bij de PF. Het is niet meer dan billijk, zo vervolgt Vander Eembd, dat de vertaling van die PF, ‘de eerst-gheboorte mijns oversettinghs’, aan diegenen wordt opgedragen die de Frederick zo konden waarderen. Dat zij Den Getrouwen Herder uyt Arcadien tegen berispers mogen verdedigen, is de slotwens van de opdracht, die gedateerd is op 3 oktober 1618. Blijkens deze opdracht werd Vander Eembd dus, toen hij de PF in Brisset's vertaling leerde kennen, getroffen door de overeenkomst in strekking tussen zijn eigen eerste toneelstuk en de tragicomedie van Guarini. Er blijkt niets van enig causaal verband tussen Rodenburgh's Trouwen Batavier en deze direct daarna verschenen integrale vertaling. Men zou bij een in de letteren geïnteresseerd man, die de TB als ‘naboots’ van de PF kon kennen en die zelf de PF vertaalt, de behoefte aanwezig kunnen veronderstellen aan een ‘verbetering’ van Rodenburgh's werk. Daarvan wordt echter met geen woord gerept. Evenmin blijkt ergens dat bij Vander Eembd de wens voorzat een correctie te geven op de scheve voorstelling die de TB van de beroemde Italiaanse pastorale had gegeven. We mogen dan ook geen van deze beide punten als beweegreden voor zijn werk beschouwen. De vertaling, aldus Vander Eembd, is bedoeld voor ‘de lievẽde Ieugt ende pryselyke outheyt’. Hij noemt ze een ‘speelsgewyse vertellinge’ die met aandacht door de jeugd en de ouderen gelezen dient te worden. Dat verklaart waarom op het titelblad de genre-aanduiding ontbreekt: Vander Eembd's tekst is niet bedoeld om gespééld, maar om gelézen te worden, evenals de vertaling van BrissetGa naar voetnoot16. Ook op de titelpagina van Brisset's boek ontbreekt de term ‘tragicomédie’. Na Le Berger fidelle volgt alléén de aanduiding ‘pastorale’. Het blijkt nu dat déze term door Vander Eembd met uyt Arcadien wordt weergegeven. Waarom, zo kan men zich afvragen, is hij aldus te werk gegaan, en heeft hij niet de eenvoudiger term ‘pastorale’ gebruikt die toch voor de hand schijnt te liggen? Maar dit laatste is, naar mijn mening, inderdáád slechts schijn. Het woord ‘pastorale’ had in het begin van de 17e eeuw alleen betrekking op een kort herdersdicht, indien het tenminste | |||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||
niet naar een muziekstuk verweesGa naar voetnoot17. Als Vander Eembd de aard van Den Getrouwen Herder wilde aangeven, kon hij, gezien de omvang van de tekst en het feit dat deze in proza was gesteld, het woord pastorale niet gebruiken. De eenvoudigste wijze er iets over mede te delen, was dan ook een korte vermelding van de plaats waar het gebeuren zich afspeelde. Deed hij dat door Arcadië als plaats van handeling te vermelden, dan kon hij er op rekenen dat de literair geïnteresseerde lezer wist dat de tekst een pastoraal karakter droeg. Uit de opdracht wordt tevens duidelijk dat het titelblad alleen maar de schijn wekt dat uyt Arcadien deel uitmaakt van de titel. Tweemaal spreekt Vander Eembd hier over zijn ‘Ghetrouwen Herder’, eenmaal over deze ‘ghetrouvven Arcadissen Herder’. Wil men dat niet als doorslaggevend bewijs aanvaarden, dan kan in dit verband tevens vermeld worden dat hij bij de vertaling van het Argument van Brisset spreekt over de ‘kort in-houdt deses Ghetrouwen Herders’; en tenslotte: boven ieder bladzijdenpaar ziet men staan ‘Den getrouwen Herder’. | |||||||||||||||||||
4. Kort in-houdtDeze samenvatting van de inhoud blijkt een nauwgezette vertaling van Brisset's Argument en behoeft geen verder commentaar. Brisset heeft namelijk Guarini's Argomento op de voet gevolgd, zodat de Nederlandse lezer hier kennis neemt van de oorspronkelijke inhoudsopgave van de PF, zij het uit de derde hand. | |||||||||||||||||||
5. Opdracht-gedichtNa de vertaling van het Argument volgt een opdrachtgedicht in alexandrijnen, tweeënveertig regels lang, Aen de Stant-vastighe Dochteren/Godinnen des Neder-landts. In het kort zegt dit gedicht het volgende: Uit de afgrond van de onderwereld omhooggekomen, zag ik [over de identiteit van deze ik-figuur kom ik zo dadelijk te spreken. P.V.] overal op aarde slechte mensen. Nergens kon ik voor mijn ‘sinlyckheydt’ (r. 14) een waardige woonplaats vinden. Alleen bij de god Pan in Arcadië vond mijn ziel vreugde. Ik zag daar, als ‘in een Spieghel/die ghewoon is 'tschoonst te wenden’ het einde van de ‘aenghegaen ellenden’. Dit geschiedde door toedoen van Mirtillo. Zijn ‘trouwe Trouw’ betrof in het bijzonder een jonge vrouw. Maagden en nymfen danken hem hun vreugde. Daarom moeten de jonge vrouwen, aan wie | |||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||
dit gedicht is opgedragen, met standvastige ijver de ‘liefd' van Amarillis’ lezen en herlezen. Dan zullen zij gaan inzien ‘hoedanigh 'swils verschil is//alleen niet in de lust/die uyterlyck sich toont//Maer in verborghen smaeck/die in het herte woont’. (r. 38b-40). De inzet zou geïnspireerd kunnen zijn op de eerste regels van het eerste der twee sonnetten die in het door mij geraadpleegde exemplaar van BrissetGa naar voetnoot18 na het Argument volgen. Zij luiden: Sors, fidele Berger, de tes grottes ombreuses
Que Phoebus à grand peine esclaircit de ses rais
Voor het overige is er evenwel geen sprake van enige gelijkenis met het Franse sonnettenpaar. Uit het gedicht wordt niet duidelijk wie de ik-figuur is. Waarschijnlijk is het de schim van Guarini die hier spreekt. Het verhaal van wat Myrtil te beurt valt, wordt immers in r. 36 een ‘steun-stock’ genoemd ‘waer in ick myn doen en laet bepael’. Ik interpreteer dit zó dat de ikfiguur zijn doen en laten beperkt tot het verhaal van Myrtil's wederwaardigheden; dat is, lijkt mij, tot de PF. Dat de ik-figuur Vander Eembd zèlf zou zijn, verbeeld als schim, uit de onderwereld omhooggekomen, is weinig waarschijnlijk: toen Den Getrouwen Herder gepubliceerd werd, leefde hij nog. Guarini echter was in 1612 overleden, en kon dus wèl als schim verbeeld worden. Het gedicht is van Vander Eembd; dat blijkt uit de ondertekening. De spreuk Oeffening leer u staat namelijk ook onder het Triumph-Ghedicht van 1623 dat hierboven vermeld werd en zeker van onze auteur is. Mede voor Vander Eembds auteurschap pleit het feit dat de geciteerde regel over de ‘Spieghel die ghewoon is 'tschoonst te wenden’ vrijwel precies zo voorkomt in Vander Eembd's proza-opdracht. Daar leest men: ‘zo is ooc hier in (als in eenẽ Spiegel die het schoonste vvent) claerlykẽ te sien een ymmer zo grooten geval, als gevvisse voorsicht;’. | |||||||||||||||||||
6. Namen der personagienOp de laatste pagina vóór de speltekst treft de lezer de Namen der Personagien aan. Deze lijst wijkt in de volgende benamingen af van die van Brisset:
| |||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||
Slechts één van deze wijzigingen trekt de aandacht. Het is die van Damete in Dametas. Op grond hiervan lijkt het waarschijnlijk dat Vander Eembd naast de Franse vertaling ook een Italiaanse versie van de PF voor zich heeft gehad. Anders wordt het vrijwel onmogelijk te verklaren, waarom hij een vorm kiest die dichter staat bij de originele ‘Italiaanse’ (door Guarini gebruikteGa naar voetnoot19) dan bij de Franse vorm. Dametas is een weinig frequente herdersnaam in pastorale poëzie. De mogelijkheid beide teksten voor zich te hebben, was zeer gemakkelijk te realiseren: van Brisset's vertaling bestonden ook tweetalige edities ‘pour l'vtilité de ceux qui desirent apprandre les deux langues’Ga naar voetnoot20. De oudste bekende van deze edities is van 1600. | |||||||||||||||||||
III. De tekst van het stuk1. InleidingOp de eerste bladzijde met de tekst van het spel staat de aanduiding: ‘Den Ghetrouwen Herder. Speels-vvyse in onse Neder-duytsche sprake over-gestelt’. Dan volgt de scène-aanduiding van I, 1. Deze luidt: ‘Eerste Handelingh. Eerste Uyt-komst’. Achter de namen der twee dialogerende personages Silvio en Linco is, in afwijking van Guarini's en Brisset's tekst, resp. een jongh Schaep-herder en een oud Man toegevoegd. | |||||||||||||||||||
2. Weglating van de proloogHet valt direct op dat de Prologo, die we uit de PF kennen, is vervallen. Vander Eembd rept hierover met geen woord. Brisset echter heeft zijn eliminatie van de proloog (gesproken door de rivier-god Alfeus) verantwoord. De Fransman zegt dat hij tot weglating van de proloog heeft besloten ‘pource que cest ouuvrage ayant esté faict Frãçois, non pour le representer sur vn theatre, ains pour estre leu seulement, & ceste partie ne soit adioustee au Scenes, que pour se concilier l'attention & bien-vueillance des spectateurs selon le temps, les lieux, & les personnes: i'ay pensé qu'il n'estoit besoin de le rapporter icy’Ga naar voetnoot21. Nu doen zich drie mogelijkheden voor om Vander Eembd's eliminatie van de proloog te verklaren. Als hij alléén Brisset's tekst voor zich heeft gehad, dan was hij, ook al had hij dat gewild, niet in staat de Nederlandse lezers een vertaling van Guarini's proloog aan te bieden. | |||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||
Ook bij gebruik van de tweetalige editie kon hij de Prologo niet vertalen, aangezien Brisset die ook in de Italiaanse versie van de PF weglaat. Mocht Vander Eembd naast de vertaling van Brisset ook nog een Italiaanse editie (of Italiaans-talige van elders) van de PF (mét de Prologo dus) hebben gebruikt, dan zal hij op grond van Brisset's motivering besloten hebben diens voorbeeld te volgen en de proloog weg te laten - verondersteld dat hij het Italiaans voldoende beheerste om er een eigen vertaling van te kunnen geven, wat allerminst vaststaat! In verband met de wijziging van de naam Damete in Dametas - wat raadpleging van een Italiaanse tekst waarschijnlijk maakt - lijkt de meest voor de hand liggende oplossing te liggen in het gebruik door Vander Eembd van een tweetalige Brisset-editie. Wèlke editie van Brisset's tekst precies Vander Eembd's Vorlage is geweest, valt niet gemakkelijk te bepalen, zoals we nu zullen gaan zien. | |||||||||||||||||||
3. Vander Eembd's VorlageBrisset's vertaling verscheen voor het eerst in 1593. Ik heb een schuchtere en onvolledige poging gewaagd tot nadere identificatie van Vander Eembd's Vorlage. Daartoe heb ik twee edities van Le Berger fidelle geraadpleegd: een enkelvoudige uitgave van 1600Ga naar voetnoot22 en een tweetalige uit 1610Ga naar voetnoot23. Bij vergelijking van deze twee uitgaven bleek mij dat zij in details verschillen. Valt op grond van die verschillen uit te maken of Vander Eembd één van deze edities (of redacties) heeft gebruikt, en zo ja, welke? Bij een poging deze vraag te beantwoorden ben ik uitgegaan van PF III, 3, 247-249aGa naar voetnoot24. Deze verzen vormen een passage die in de definitieve PF-versie van 1602 (bij Ciotti in Venetië verschenen) als sententie is gemarkeerd. Brisset-1600 geeft deze passage in proza weer. Brisset-1610 echter vertaalt de passus, zoals alle andere sententie-passages, op rijm. Ook Vander Eembd geeft een vertaling op rijm. Men is geneigd daaruit af te leiden dat onze auteur de laatstgenoemde redactie van Brisset's vertaling heeft gebruikt, die van de tweetalige editie. Màg men deze conclusie ook trekken? Het lijkt waarschijnlijk, maar dit éne geval is niet voldoende voor een afdoend bewijsGa naar voetnoot25. Het is overigens de vraag of het de moeite loont uit te zoeken | |||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||
welke van de talrijke drukken van de succesrijke Brisset-vertaling door Vander Eembd is gebruikt. Ons interesseert immers slechts de vraag, hoe de PF in Vander Eembd's weergave overkomt. Willen we daar iets over zeggen, dan dient zijn tekst allereerst ‘grosso modo’, en vervolgens ‘en détail’ - via steekproeven - te worden beschouwd. Over dit dubbele onderzoek en de resultaten ervan handelt het nu volgende verslag. | |||||||||||||||||||
4. De weergave van de PF-tekst als geheel beschouwdOver de weergave ‘grosso modo’ behoeft niet veel te worden gezegd. Vander Eembd heeft alle bedrijven en alle scènes van Brisset's vertaling in het Nederlands overgezet, en controle van Brisset's tekst leert dat de Fransman een integrale vertaling van de PF heeft geleverd. Dat wil dus zeggen dat Vander Eembd het gehele spel van Guarini in het Nederlands aan zijn lezers aanbiedt. In Den Getrouwen Herder is het verloop van de dubbele actie, zoals Guarini die ontworpen en uitgewerkt heeft, volledig behouden. Wie daarvan in het Nederlands kennis wilde nemen, kon dit met een gerust hart doen in de vertaling van de Haarlemse Rederijker. Of deze lezer daarbij veel literair genoegen aan zijn lectuur beleefde, en of hij op deze wijze de PF als letterkundig produkt goed leerde kennen, is een andere zaak. De eerste vraag uit de voorgaande zin kan slechts beantwoord worden aan de hand van een zoveel mogelijk representatieve keuze van fragmenten uit de vertaling. Daartoe moet de tekst van Vander Eembd ‘en détail’ worden bekeken, hetgeen hieronder geschiedtGa naar voetnoot26. Het antwoord op de tweede vraag - die naar de mogelijkheid uit Vander Eembd's boek de PF als letterkundig produkt te leren kennen - kan reeds nu gegeven worden. Het gaat hierbij immers niet om het pastorale noch om het tragicomische karakter van het spel, maar om de literaire presentatie. Guarini schreef een spel in verzen: hij koos daarvoor tweeërlei versvormen: endecasillabi sciolti (meestal rijmloze, elflettergrepige versregels) en settenari (regels van zeven lettergrepen, soms wel, soms niet rijmend)Ga naar voetnoot27. Brisset (-1610) vertaalt de speltekst in proza - met uitzondering van de gedeelten die in de definitieve redactie van de PF als sententies zijn gemarkeerd, en van de koorpassages binnen de bedrijven, die beide op rijm blijken te zijn vertaald. Brisset's boek bevat dus hoofdzakelijk proza, met hier en daar passages op rijm. Vander Eembd volgt hem daarin. De tekst van Den Getrouwen Herder is eveneens een mengeling van proza en berijmde passages. Het behoeft geen betoog dat beide vertalingen op deze wijze een scheve voorstelling van de PF als letterkundig produkt leveren. Van een adequate weergave van de lyrische | |||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||
beklemtoning van bepaalde passages (bijvoorbeeld door deze in rijmende settenari te schrijven, temidden van rijmloze endecasillabi), kan bij een dergelijke werkwijze vanzelfsprekend geen sprake zijn. Anderzijds krijgen de sententies, in de PF voornamelijk typografisch gemarkeerd, - op de gebruikelijke wijze met behulp van marginale ‘aanhalingstekens’ - zowel bij Brisset als bij Vander Eembd een zwaarder accent, doordat ze als verzen temidden van proza figureren. En als derde punt in dezen dient te worden vastgesteld dat proza vanzelfsprekend literair anders klinkt en ‘werkt’ dan poëzieGa naar voetnoot28. De inter-act-koorpassages verdienen nog even aparte aandacht. Guarini noemt deze koren, die altijd rijmend zijn en soms een strofische bouw vertonen, CoriGa naar voetnoot29. Hij geeft niet aan wie ze uitspreken, maar men moet veronderstellen dat er Arcadiërs aan het woord zijn. Brisset volgt Guarini hierin: hij spreekt slechts van Choeurs. Vander Eembd zet boven drie van de vijf koorzangen - naar men weet volgt na het vijfde bedrijf nog een kort Coro van 11 regels - Rey van Nimphen; boven de weergave van Brisset's tweede en vierde Choeur echter staat slechts Rey. Brisset heeft bij het handhaven van de gebonden vorm duidelijk getracht de zin van Guarini's woorden vast te houden. Eenzelfde houding kan men bespeuren bij Vander Eembd ten opzichte van zijn Franse voorbeeld. Daarbij veroorlooft hij zich echter in sterkere mate uitbreidingen en afwijkingen. In dit verband dient vooral opgemerkt te worden dat zijn vierde Rey in het geheel géén weergave is van Brisset's vertaling van de beroemde Gouden-Eeuw-rei van Guarini. Den Getrouwen Herder mist dus dit voor de moraal in de PF zo belangrijke stuk poëtisch virtuositeitsvertoon (men zie hierboven, blz. 32-33, 68-69 en 101). Deze omissie doet derhalve in belangrijke mate afbreuk aan de getrouwheid van Den Getrouwen Herder als weergave van Guarini's PF met al zijn implicatiesGa naar voetnoot30. Vander Eembd's eigen vierde Rey komt hieronder, in de paragraaf over de tekst van Den Getrouwen Herder ‘en détail’, nader aan de orde. | |||||||||||||||||||
5. De tekst van Den getrouwen herder ‘en détail’a. Vander Eembd's vertaalkundeAllereerst dient vastgesteld te worden dat van werkelijke equivalentie tussen de PF en Den Getrouwen Herder niet gesproken kan worden. Vander Eembd's boek bevat, zoals we zojuist gezien hebben hoofdzakelijk proza, gelardeerd met berijmde passages. Evenmin als Le Berger fidelle kan Den Getrouwen Herder de ritmische gevarieerdheid en de muzikaliteit evenaren, die Guarini's spel te danken heeft aan de versvorm. Vertalen in proza moet wel schade toebrengen aan de | |||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||
zangerigheid en lenigheid van het origineel, afgezien nog van het verschil tussen het klankrijke Italiaans en het in het algemeen doffer klinkende Nederlands. De charme van Guarini's tekst is dan ook in Vander Eembd's Nederlandse redactie niet overgekomen. Had onze auteur die charme willen overbrengen, dan had hij zich niet aan Brisset's vorm moeten binden, maar hetzij diens tekst lyrisch moeten bewerken, hetzij direct uit het Italiaans (en even lyrisch als Guarini schreef) moeten overzetten. Klaarblijkelijk kon hij geen van beide mogelijkheden realiseren, en moest hij zich zowel formeel als inhoudelijk beperken tot een nauwkeurige weergave van Brisset's vertaling. Iedere willekeurige passage uit Den Getrouwen Herder kan het gesignaleerde gebrek aan equivalentie tussen Guarini's en Vander Eembd's tekst illustreren. Maar het ligt voor de hand de lezer van deze studie kennis te laten maken met enkele proeven van Vander Eembd's vertaalarbeid, die tegelijkertijd materiaal bieden ter vergelijking met het werk van andere Nederlandse vertalers van de PF of gedeelten daarvan, uit diezelfde tijdGa naar voetnoot31. Als ‘proeven van vertaling’ geef ik dus bij voorkeur tekstgedeelten die ik tevens in een of meer van mijn volgende hoofdstukken citeer of in het hoofdstuk over Rodenburgh reeds aangehaald heb. Ook in de gevallen, waarin ik de tekst van Vander Eembd niet met de parallel-tekst van een of meer der andere auteurs vergelijk, kan de lezer die dus zelf naast elkaar leggen en zodoende tot een beter gefundeerd oordeel omtrent hun waarde komen. Hieronder volgt dan als eerste ‘proeve’ de tekst van PF I, 1, 175-186, Brisset's weergave ervan in Le Berger fidelle, en Vander Eembd's vertaling uit het Frans. Dat geeft gelegenheid vast te stellen hoe de Nederlander uit dat Frans vertaalt, maar ook - voor ons uiteindelijk belangrijker - hoe de PF-tekst er in het Nederlands komt uit te zien. Quell' augellin, che canta
sì dolcemente e lascivetto vola
or da l'abete al faggio
ed or dal faggio al mirto,
s'avesse umano spirto,
direbbe: - Ardo d'amore, ardo d'amore. -
Ma ben arde nel core
e parla in sua favella,
sì che l'intende il suo dolce desio.
Ed odi a punto, Silvio,
il suo dolce desio
che gli risponde: - Ardo d'amore anch'io. -
PF I, 1, 175-186, ed. Fassò blz. 48.
| |||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||
[...] cest oyseau qui chante si doucement & folastre vollette du sapin sur le tremble, du tremble sur le myrte, s'il auoit vn esprit humain il diroit, ie brusle d'amour, mais il en brusle au coeur, & le dit si bien en son langage, que son doux desir l'entend bien. Mais à propos n'oys tupas, Silvio, que son doux desir luy respond, ie brusle d'amour aussi bien que toy? [...] [...] dit Voghelken/'twelck daer soo heughelijken tjeuytert ende tureluyrt/huppelende van den Mast-boom op den Haselaer/eñ van daer op den Myrt-boom/indien 't met een bespraeckte tonghe begaeft ware/het zoude zegghen/ick brande van liefde/ach! ick brande. Maer het brandt inwendigh in het herte/ende weet het in sijn sprake soo wel ende bequaemlijken uyt te beelden/dat sijn lievelijck weder-paer 'tzelvighe maer al te wel en verstaet. Doch onder-tusschen Silvio, en hoort ghy niet/dat sijn lievelijck weder-paer hem door een verborghen sprake antwoordt/zegghende/ick brande van Liefde soo wel als ghy? [...] Het zal onmiddellijk duidelijk zijn dat inderdaad de lyrische charme, hoewel door Vander Eembd hier nagestreefd met behulp van alliteraties (tj..tu../heu..hupp..Haselaer) en woordvormen als huppelende, niet in dezelfde mate bereikt wordt als in Guarini's tekst. Hetzelfde valt te constateren met betrekking tot de tekst van Brisset. Bij nader toezien vallen er kleine verschillen tussen de Franse en de Nederlandse passus op te merken, die wij bij een vertaling niet zouden verwachten. Op enkele plaatsen zien we Vander Eembd zich een kleine uitbreiding veroorloven. In overeenstemming met Guarini's tekst zegt het vogeltje bij hem twéémaal dat het van liefde brandt. Brisset geeft, in de tweetalige versie van 1610, zowel in zijn Franse als in zijn Italiaanse tekst die uitspraak maar éénmaal. Brisset-1600, die alleen de Franse tekst weergeeft, heeft op deze plaats eveneens maar éénmaal ‘ie brusle d'amour’. Het lijkt waarschijnlijk dat Vander Eembd hier Brisset verbetert aan de hand van een vollediger Italiaanse tekst dan deze in 1610 gaf. Niet onmogelijk is het dat Hooft's weergave van deze passus in zijn GranidaGa naar voetnoot33 Vander Eembd van dienst is geweest. De Drost immers laat Daifilo het vogeltje zijn ‘ick brand' van Min’ variërend herhalen: ‘ick brand' van minnen’. Maar waarschijnlijk komt mij deze | |||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||
hulp toch niet voor: waarom zou Vander Eembd zich Hooft's hulp dan niet méér ten nutte hebben gemaakt? Eerder voel ik ervoor mij de Haarlemmer voor te stellen met één van de talloze andere Italiaanse edities van de PF in de hand of met vóór zich een tweetalige druk van Brisset's werk die op dit punt (de herhaling van 's vogeltjes liefdesuiting) nauwkeuriger was dan die van 1610Ga naar voetnoot34. Het Franse sapin (= spar), dat het Italiaanse abete (= den) weergeeft, getuigt niet van een diepgaande kennis der boomsoorten bij de Franse auteur. Vander Eembd vertaalt sapin met ‘Mast’. Of hier sprake is van afwijken van zijn voorbeeld, wordt niet helemaal duidelijk. Zowel de denne- als de sparre-boom werden in de scheepsbouw gebruikt, waardoor elk van hen de benaming mastboom verwierf. Het meest evenwel werd de stam van de (zwarte) denneboom als scheepsmast gebruikt. Brisset had éénduidig en goed met pin kunnen vertalen. Vander Eembd kon sapin op drie wijzen weergeven, namelijk met ‘den’, met ‘spar’ en met ‘mast’. De keuze van het laatste woord wijst erop dat de Nederlander hier in ieder geval géén moeilijkheid in de Franse tekst heeft gezien, die hij met behulp van de Italiaanse kon oplossen. In dat geval immers zou hij ‘den’ gekozen hebben. Het lijkt erop dat hij hier Brisset volgt en slechts toevallig de vagere term ‘kiest’, of beter: gebruikt. Daarentegen volgt hij Brisset zeker niet op de voet, als hij le tremble vertaalt als ‘Haselaer’. De Fransman laat het vogeltje van een spar op een trilpopulier in plaats van op de Guariniaanse beuk springen. Het is niet duidelijk waarom hij deze wijziging heeft aangebracht. En evenmin waarom Vander Eembd op zijn beurt afwijkt van zijn voorbeeld. Is het omwille van de gesignaleerde h-alliteratie dat hij Haselaer schrijft? Het is mogelijk. Maar het is evenzeer denkbaar dat Vander Eembd tremble als benaming van een bepaalde populiersoort niet kent, en met de weergave van dit voor hem nieuwe woord door de naam van de lichtbewegelijke Haselaer, poogt de ‘betekenis’ van tremble, trillerig van aard, te behouden. Men zou dan moeten concluderen tot een beperkte kennis van het Frans bij hem. Die veronderstelling is niet ongerechtvaardigd, zoals moge blijken uit enkele voorbeelden van apert foutieve vertalingen.
1) PF I, 1, 3b-4 luidt: (Silvio spreekt tot zijn jachtgezellen) ite svegliando//gli occhi col corno e con la voce i còri.
ed. Fassò, blz. 43Ga naar voetnoot35.
Brisset vertaalt: allez resueillant du cor les yeux, & de la voix le courage:
ed. 1610, blz. 1.
| |||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||
Vander Eembd geeft Brisset's tekst aldus weer: gaet henen/weckende de oogen uyt het herte/ende uyt de stemme den euvelen lust; Het is duidelijk dat hij het Franse cor als coeur heeft opgevat, de niet dan met ‘uit’ kan vertalen en dat courage een peioratieve vertaling krijgt. Dat het geheel onzin wordt, acht hij blijkbaar van minder belang.
2) PF I, 1, 20-21 heeft (nog steeds spoort Silvio zijn jachtgezellen aan): ma provocate ancora/col rauco son la sonnachiosa Aurora.
ed. Fassò, blz. 44Ga naar voetnoot36.
Brisset geeft deze hernieuwde oproep weer met de volgende woorden: mais auancez-la [i.e. l'Aube] encore du son enroüé de vos cors.
ed. 1610, blz. 2.
Vander Eembd schrijft: maer ontweckt haer mede door het gheluydt/'twelck ghy uyt uwe borsten (ter jaght zijnde) uytwerpet. Opnieuw worstelt onze auteur met de Franse tekst zonder tot een juiste weergave te komen:
3) PF I, 1, 84b-87: Silvio zegt over de wreedheid: e non mi pento/ch'ella sia nel mio cor, ma me ne pregio,/ poi che solo
con questa ho vinto Amore,/fèra di lei maggiore.
ed. Fassò, blz. 45Ga naar voetnoot37.
Brisset laat hem zeggen: Ie ne me repens point pour mon regard, qu'elle ayt place en mon coeur, au contraire ie m'en estime, puis que par son moyen, i'ay v aincu [sic] amour, beste trop plus sauuage qu'elle. In Vander Eembd's tekst lezen we iets heel anders: Wat my belanght/ick en meyne niet dat deselvighe in mijn hert plaetse hebbe: maer in teghen-deel van dien/dunckt my door haer de zelve ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||
wonnen te hebben/'twelck een Beest is veel wilder ende onghetemder dan dese. | |||||||||||||||||||
ConclusieUit deze enkele voorbeelden, ontleend aan de allereerste scène van het stuk, kan geredelijk het volgende geconcludeerd worden: Vander Eembd's vertaling is gebaseerd op Brisset's tekst. Maar lang niet altijd heeft de Nederlander de Fransman begrepen. Hij vertaalt de nietbegrepen plaatsen foutief en poogt soms door middel van toevoegingen de tekst zin te geven. Dat gelukt hem meestal niet. Vertaalt hij dus slecht, ook schrijft hij geen op zichzelf beschouwd fraai Nederlands. Dat deze verschijnselen zich reeds in de eerste scène voordoen, belooft niet veel goeds voor wat volgt. Hier toch presenteert de vertaler zich met zijn kunst en zijn kunde aan de lezer. Men mag verwachten dat hij juist in het begin zijn uiterste best heeft gedaan, de lezer voor zich te winnen door hem de beste vruchten van zijn arbeid aan te bieden. Men is, naar ik meen, op grond van het tot nu toe behandelde reeds gerechtigd Den Getrouwen Herder (uyt Arcadien) te karakteriseren als een mislukte poging Guarini's tekst binnen het bereik van Nederlandse lezers te brengen. Toch wil ik nog wat meer materiaal aandragen, om dit negatieve oordeel te rechtvaardigen. | |||||||||||||||||||
b. Berijmde gedeelten van de vertalingTot nu toe heb ik slechts proza-fragmenten uit Vander Eembd's boek geciteerd. Om een indruk te geven van zijn kwaliteiten als vertaler-oprijm, geef ik hieronder een tweetal fragmenten uit het begin van Brisset's Choeur na het tweede bedrijf (waarin men Arcadiërs aan het woord mag achten - ook Guarini geeft in de PF niet aan wie de interact-koren spreken -) met daaronder de corresponderende passages uit de Rey van Vander Eembd na de tweede Handelingh. Allereerst de beginverzen waar Vander Eembd Brisset's tekst wel zo ongeveer begrepen blijkt te hebben. Helas! que griefue et mortelle
Fut bien la faute de celle,
Qui cause de nostre mal
Monstra ce coeur desloyal,
Ayant les loix offensees
Qu'Amour auoit prononcees:
Puisque des Dieux le courroux
S'en est allumé sur nous,
Et que les larmes issantes
De tant d'ames innocentes,
Et tant de sang respandu
N'est point encore entendu. ed. 1610, blz. 104.
| |||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||
Elaes, hoe doodelyken wonde
Men in des genen herte vonde
Die door haer schandelyke daedt
Oorsaeckster is van al ons quaedt.
Want zy heeft nu vergramt de Wetten
Des Liefds, en haer oude ghesetten [= wetten]
Na-dien der Goden toorn ghewis
Op ons te mael ontsteken is:
En dat soo veel verslaghen zielen
Noch voor 'tbetraende Altaer knielen,
Dat oock soo veel vergoten bloet
Ghestelpt niet is, maer blyven moet.
Den Getrouwen Herder, blz. 104.
Vander Eembd volgt Brisset's rijmschema nauwkeurig: ook hij schrijft afwisselend vrouwelijke en mannelijke volrijmen. In de eerste vier verzen vertaalt hij niet letterlijk maar geeft hij een tekst die de door Brisset gegeven feitelijkheden toch vrijwel alle weergeeft, zij het in ietwat andere combinaties. Zo is niet de faute, de misdaad van celle (Lucrina uit de voorgeschiedenis van de PF) dodelijk, maar de wonde in haar hart, de desloyauté van haar coeur. Dat neemt niet weg dat de vertaling redelijk mag worden genoemd. Beter worden de volgende vier verzen weergegeven: het ‘vergramt’ behoudt op gelukkige wijze de ook in de Franse tekst aanwezige personificatie van de wetten. Slechts de stoplap ‘en haer oude ghesetten’ ontsiert dit viertal. Minder gelukkig is Vander Eembd in de laatste vier verzen van het citaat. ‘verslaghen zielen’ wijkt wel al te ver af van Brisset's ames innocentes; dat uit deze de tranen ontspringen (issantes = ontspringende, voortkomende uit) leest men in Vander Eembd's tekst niet zonder meer; het ‘Altaer’ is een toevoeging die wel juist, maar geenszins voor het begrip noodzakelijk moet worden genoemd; en het laatste vers getuigt ervan dat onze auteur Brisset's entendu [ik interpreteer: verhoord door de Goden] niet goed heeft thuis kunnen brengen. Waar Brisset's tekst werkelijk moeilijk wordt, laat Vander Eembd's vertaal- en taalvermogen hem duidelijk in de steek. Zo in een volgende strofe van dezelfde rei; men oordele zelf: Vous qu'vne soif violente
De thesauriser tourmente,
Et qui raudez tout autour
De vos thresors nuict et iour,
Comme les ames legeres
A l'entour des coemetieres:
N'auez-vous pas bien les yeux
Bandez, auaricieux,
Veu que l'amour vous transporte
D'vne beauté qui est morte?
Les richesses et thresors
Ce sont amours qui sont morts:
Le vray amour de nostre ame,
De l'ame à l'ame s'enflame. ed. 1610, blz. 104-105.
| |||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||
Nu dan, ghy die door groote dorst
u smert met gulde schat bemorst,
En vet u ong'luck, ja bepeerelt
u grootste smaedt! o zotte Weerelt;
Die als een Mens (die onbesielt
Is) ronds-om u Thresoren krielt
Syt ghy niet wel gheblinthockt in
u eyghen waen; want ghy ghewin.
Liefhebbers, zulke dwase zinnen
Vervoeren u tot doode Minnen.
Ia doode Minnen zyn het doch,
Want schat zyn eerste Moeders-soch
Zuyght uyt een lust, die alles veyligh
Stelt, ende zelver blyft onheyligh.
Oock wilt ghy 't anders noch verstaen
Ziet al u schat en ryckdom aen
Zyn zy niet doodt, en gants onroerlyck,
Merckt wat u hert dan is vervoerlyck.
Maer ware ziels-tochts-lusts-begheert
Van d'eene ziel tot d'ander keert.
Den Getrouwen Herder, blz. 105.
Om de lezer een goede indruk te geven van de tekst waarom het hier in feite gaat, druk ik hieronder bovendien af de corresponderende regels uit de PF en de weergave ervan door De Potter, wiens vertaling in Hoofdstuk VI hieronder uitvoerig ter sprake komt, en die zal blijken de beste te zijn die in het Nederlandse taalgebied is verschenen. Ciechi mortali, voi che tanta sete
di possedere avete,
l'urna amata guardando
d'un cadavero d'òr, quasi nud' ombra
che vada intorno al suo sepolcro errando;
qual amore o vaghezza
d'una morta bellezza il cor v'ingombra?
Le richezze e i tesori
son insensati amori. Il vero e vivo
amor de l'alma, è l'alma: [...] ed. Fassò, blz. 113-114.
Blinde sterffelijcke mensch!
Die aen rijckdom hanght uw' sinnen,
En in geldt en goedt te vvinnen,
Stelt uw' alderhooghste vvensch!
Ia, gelijck (ach 't is te plomp)
Naeckte geesten staegh gaen dolen,
Om haer graf, soeckt, 't geen' verholen
Houdt, een goude doode romp.
Door vvat sucht of liefde laet
Yemandt soo zijn hert vervoeren,
Dat hy gaet gestadigh loeren,
Op een leveloos çieraedt?
‘Al de rijckdom, die men heeft,
‘Is maer liefde, sonder leven:
‘Maer de ziel alleen kan geven,
‘Liefde, daer de ziel door leeft. De Potter, ed. 1650, blz. 85.
| |||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||
Al van meet af aan gaat het mis: Vander Eembd's tekst doet vermoeden dat de vertaler niet heeft gezien dat Brisset's soif subject, en qu' object is van tourmente. Men doet Vander Eembd nog het meeste eer aan door zijn eerste twee verzen te lezen als: ‘Nu dan, gij die, ten gevolge van een grote dorst (naar rijkdom) uzelven smart aandoet met vuile (bemorste) gouden schatten’. Dat lijkt nog iets op wat Brisset zegt: ‘Gij, die een hevige dorst naar schatten te vergaren kwelt’. Vander Eembd heeft klaarblijkelijk behoefte aan verduidelijking en voegt twee verzen toe waarvan de betekenis wel moet zijn: ‘en die uw ongeluk vet (= glanzend maakt?Ga naar voetnoot38), ja zelfs uw grootste smaad met parels versiert, o gij, dwaze wereld’. Daarmee zijn we ver af van Guarini's verzen die hier weergegeven moeten worden: Ciechi mortali, voi che tanta sete
di possedere avete,
Het tweede viertal verzen blijkt al niet minder ongelukkig. Brisset coemetieres wordt, wel mede onder invloed van het thesauriser uit r. 2, met ‘Thresoren’ weergegeven, en de lezer mag raden welke schatkisten bedoeld zijn. Waar ‘u eyghen waen’ vandaan komt, is niet duidelijk, evenmin als (althans mij) helder wordt wat precies ‘want ghy ghewin’ betekent, tenzij men auaricieux als verklaring ernaast legtGa naar voetnoot39. Na de tenminste op zichzelf begrijpelijke twee volgende verzen 9 en 10 die wel ongeveer Brisset's bedoeling weergeven, volgen tweemaal vier verzen die omstandig toelichten wat Brisset in twee verzen zegt over de richesses et thrésors. Daarop besluiten twee vrij vertalende verzen dit fragment. Eén ding is zeker: Vander Eembd vertaalt hier ronduit slecht. Daar doet weinig aan af, dat ook Brisset hier geen gelukkige pen heeft gehad. De Fransman blijkt geen weg geweten te hebben met Guarini's cadavero d'or, geeft tamelijk vrij diens il cor v'ingombra weer en heeft kennelijk niet volkomen Guarini's bedoeling met Il vero e vivo amor ... begrepen. Men heeft hier dus te maken met een slechte vertaling van een Frans voorbeeld dat zelf ook een ongelukkige weergave van het Italiaanse origineel is. Het gevolg is dat men - zo ergens dan wel in dit geval - met HuygensGa naar voetnoot40 vragen kan: Zijn vertalingen van deze aard ‘veel meer | |||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||
als schaduwen van schoone lichamen? ende zijn die niet menighmael de ongelijckste, de slimste, de mismaeckste?’. Het is begrijpelijk dat Vander Eembd zich in de rijmende passages meer vrijheden en uitbreidingen veroorlooft dan waar hij Brisset's tekst in proza weergeeft. Op zichzelf is dat niet erg. In het zojuist behandelde geval kon men een uitbreidende tendens ook constateren in de vertaling van De Potter, die toch een volledig acceptabele weergave van Guarini's tekst bleek te geven. Ernstiger is het, wanneer uitbreidingen het ‘karakter’ van de grondtekst aantasten. Dat dit bij Vander Eembd gebeurt, wil ik aan één geval illustreren. Het betreft hier de verzen van Guarini in PF V, 6, 109-113: A che del saper vostro
insuperbite, o miseri mortali?
Questa parte di noi, che 'ntende e vede,
non è nostra virtù, ma vien dal cielo;
esso la dà come a lui piace, e toglie.
ed. Fassò, blz. 243.
Brisset geeft deze verzen wat wijdlopiger, maar naar betekenis en ‘kleur’ correct aldus weer: Miserables mortels! quelle audace vous meine
De vous oster le coeur d'vne science humaine?
Celle part qui en vous voit, cognoist & entend
N'est pas vostre vertu: c'est du Ciel qu'elle pend.
C'est luy seul qui la donne, et sa puissance haute
Quand il luy plaist aussi semblablement nous l'oste.
ed. 1610, blz. 283.
Vander Eembd schrijft hiervoor de volgende passus neer: Ellendigh sterv'lyck volck! zo niet de Son des groten
Drie-hoogen Hemels met sijn flickerigh gestrael
U donker-bot ghesicht der ooghen hadd' ontsloten,
VVaer toe, waer toe waert ghy ghekomen altemael?
Hoe noch dus stout ghebeckt, dat ghy u hert ontrecken
Derft 't vleeschelyck vernuft, en 'smenschen wetenschap:
Dat deel 'twelck in u siet, kent, en 'tverstandt doet wecken,
Heeft van den Hemel hoogh sijn ware eyghenschap.
Den Hemel ist alleen, die ons wil sulkes gheven,
En als het oock belieft sijn wyse dryheydt-een,
(Voor welke d'Aerd' en Zee, jae d'Hemel zelfs moet beven)
Kan s'ons benemen haest het gheen ons eyghen scheen.
Den Getrouwen Herder, blz. 261-262.
Ik heb hier mede afgedrukt de verzen van Vander Eembd (lb-4) die door hem achter de vertaling van Brisset's miserables mortels - weergave van Guarini's miseri mortali - zijn geplaatst, maar in feite de vertaling zijn van de versregels die onmiddellijk aan de geciteerde uit | |||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||
de PF voorafgaanGa naar voetnoot41. Zo wordt tweemaal duidelijk dat in het Arcadië van Vander Eembd's Getrouwen Herder over de drieëne God der Christenen wordt gesproken. Het behoeft geen commentaar dat hierdoor Guarini's werk vertekend wordt. Maar niet alleen de ‘kleur’ van de tekst blijkt gewijzigd, ook qua betekenis is Vander Eembd's fragment verre van getrouw. Ter afsluiting van deze paragraaf over de berijmde gedeelten uit Vander Eembd's werk wil ik hier nog een specimen geven van zijn oorspronkelijk dichttalent: een passage waar hij zich niet baseert op Brisset, en evenmin op Guarini. Ik kies daarvoor het begin van de Rey van Nimphen na de vierde Handelingh (zie boven, blz. 237) de rei die het Gouden-Eeuw-koor uit de PF vervangt, waarmee Guarini zo nadrukkelijk met Tasso wilde emuleren. De Rey begint aldus (Den Getrouwen Herder, blz. 215-216): Hoe veel vermach de domme Min
Op 's Menschen ziel en bloode zin!
Hoe veel duysent me-dogentheyden
Door Min de mensch tot min kan leyden!
In 't diepste van ons zorgend' hert
De Minne baert haer lieve smert!
Door dees verandering bysonder
Voert sy den Mensch tot groote wonder.
Een wonder-doende teder wicht,
Vloogh onlangs boven ons gesicht,
zwevende bleef het eynd'ling hangen
Aen 's Hemels blaeuw-vergulde wangen.
Het donk're bos ontsach sijn schicht
En vreesde sijn vertoornt gesicht,
Des heeft het flucks d'ontroerde Loten,
Tot ingang voor dit wicht ontsloten [.]
Omsiende hier en over-al
Zagh't eyndelijck een groot getal
Van oyt-vernaemde Iagers-scharen
Die tot de Iacht vergadert waren
Waer onder een de meeste was
Die noyt geen Min met min genas,
Op desen heeft het sijnen donder
Gepast, en hem geworpen t' onder [.]
Dees stouten Iager, hoe hy riep,
Geen Mensche tot sijn hulpe liep,
Zy stouwen vast en worst'len t'samen
Tot dats' op 't vlacke eynd'lijck quamen.
Hier bleeck de grove kracht des Mins,
De trotse groots-heyt deses Prins:
Den Iager die 't zwyn had verwonnen
Wort van dit ted're wicht verwonnen. [etc.]
| |||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||
In deze trant geeft Vander Eembd nog eens de lotgevallen van Silvio en Dorinda weer, als illustratie van de macht van ‘de domme Min’. Maar die Min staat in dienst van het ‘al-bedrijvend' noot-schicks-lot’, waarvan de wijze besluiten uit loutere voorzienigheid blijken voort te komen. De Nederlandse lezer vindt na het vierde bedrijf hier géén verrukte schildering van de Gouden Eeuw, géén moraal die de gebruikelijke Gouden-Eeuw-ethiek omkeert. Hij vindt slechts een weinig boeiend verteld, hem reeds bekend verhaal, gevolgd door een weinig verrassende conclusie. Het spel met de tegenstelling tussen de moraal van en die in de PF, dat Guarini's pastorale in zo sterke mate beheerst en bepaaltGa naar voetnoot42, is bij Vander Eembd volledig verdwenen. | |||||||||||||||||||
c. De weergave in prozaMocht de lezer veronderstellen dat Vander Eembd vooral (en weinig gelukkig) uitbreidend te werk gaat als hij rijmend vertaalt, dan kunnen enkele voorbeelden uit de prozagedeelten van Den Getrouwen Herder volstaan om hem ervoor te behoeden al te veel van die weergave in proza te verwachten. Ook dáár blijkt Vander Eembd veelvuldig behoefte te hebben aan uitbreidingen. Een goed voorbeeld vindt men in het ‘equivalent’ van PF I, 2. Mirtillo is aan het woord en zegt in Brisset's vertaling (ed. 1610, blz. 9): Mais pour moy crieront les campagnes, pour moy les montaignes se plaindrõt, & ces bocages à qui si souuent i'ay fait respondre ton beau nõ: Les fontaines pleurans, & les vents souspirans pour moy, rediront mes cõplaintes. La pitié mesme & la douleur parlerõt en mon visage, & quãd bien ma bouche seroit close, en fin mõ amour parlera, & mon martyre annoncera ma mort. Op blz. 14-15 van Den Getrouwen Herder leest men: Doch/ dan zullen de velden voor my spreken/ ende mijne soo recht- -vaerdighe sake by der handt nemende/redderen ende uyt-voeren. Voor my zullen de schaduw-ghevende Bergen gestadelyken treuren: ende dese schuyl-winkelen/ de welke so menigh-mael met eenen aenghenamen galm mijn klaghende stemme te rugghe ghekaetst hebben/zullen des avonds mijne smerten verhalende/ die tot den rooden nuchtent-stondt toe beklaghen. De ruyssende Beeckskens schreyende/ende de snorrende winden zuchtende/zullen mijne klachten hersegghen ende eeuwelijken op-halen. Ja de quijnende quale zelfs ende de knaghende pijnen zullen in u aenghezicht dijne wreedtheyden uyt-spouwen; ende/ u berispende/mijn ongheluck vervloeken. [etc.]Ga naar voetnoot43. Al het door mij gecursiveerde stamt uit Vander Eembds brein. Dat | |||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||
heeft klaarblijkelijk behoefte aan emfase door middel van herhaling en uitbreiding met kleurrijke adjectieven. Onwillekeurig wordt de lezer hier herinnerd aan de stijl der Arcadia's, zoals wij die in de Nederlandse letteren kennen bij Van Heemskerck. Bij vergelijking van Vander Eembd's stijl met die van de Inleiding tot een Batavische Arcadia, wint de laatste het echter gemakkelijk in zoetvloeiendheid, eufonie en in een symmetrische zinsbouw die vaak contrasteert met de antithetische betekenis van de parallel geplaatste woorden. Vaak blijken de uitbreidingen en toevoegingen van Vander Eembd tot wijdlopigheid te leiden. Typerend in dit opzicht lijkt mij wat er gebeurt met PF III, 6, 155-158. Daar zegt Mirtillo: Primo amor del cor mio
fu la bella Amarilli,
e la bella Amarilli
sarà l'ultimo ancora.
ed. Fassò, blz. 146.
Brisset vertaalt dit kort, bondig en exact: Le premier amour de mon coeur a esté la belle Amaryllis, & la belle Amaryllis sera le dernier. Dit wordt bij Vander Eembd: D'eerste mijns herts-tocht is dese schoõheyt des verweẽdẽ Amarillis geweest: dese selve Amarillis (ach harẽ naem õtset my therte) sal ooc de laetste zijn/ende in der eeuwigheydt (oock teghen danck des Hemels) blyven. | |||||||||||||||||||
IV. Samenvatting en conclusieIk kan hier het onderzoek van Den Getrouwen Herder afsluiten en op grond van de resultaten een oordeel formuleren over Vander Eembd's vertaalarbeid. De Haarlemmer gaat voor zijn werk niet uit van de tekst van Guarini, maar van die van Brisset. Brisset's tekst is in de prozagedeelten behoorlijk nauwkeurig in het weergeven van Guarini's gedachten. In de rijmend vertaalde passages (de sententies en de koorgedeelten in en na de bedrijven) veroorlooft de Fransman zich meer vrijheden. Hij blijft evenwel ook daar Guarini's tekst ‘grosso modo’ trouw. Zo levert hij een vertaling die de lezers, tot in details toe, een goede indruk geeft van wat Guarini te bieden heeft. Aangezien hij zich alléén tot lezers richt, vervalt bij hem de proloog van de PF die slechts een functie vervult bij een ópvoering. Maar zelfs voor een opvoering zou die proloog geheel opnieuw bewerkt moeten worden. Guarini heeft immers de toespraak van Alfeus afge- | |||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||
stemd op het ‘oorspronkelijke’ publiek van de PF: Karel Emanuel van Savoye, diens bruid Catharina van Oostenrijk, en hun beider gevolg van hovelingen. Ook dit zal ertoe hebben bijgedragen, dat Brisset de proloog liet vervallen. Het lyrische karakter van de PF gaat in Brisset's tekst voor het allergrootste deel verloren. Compensatie wordt evenwel geboden door de in sommige passages geslaagde poëtische dictie van de FransmanGa naar voetnoot44 (men zie bijvoorbeeld de in noot 44 aangehaalde passus PF V, 1, 183-187). Vander Eembd blijkt het Frans niet voldoende te beheersen om een tot in details juiste en begrijpelijke vertaling van Brisset te geven. Ook hij veroorlooft zich in zijn berijmde passages meer vrijheden ten opzichte van zijn (Franse) voorbeeld dan in de prozatekst. Zodoende komt zijn tekst nog weer verder van Guarini's origineel te staan dan die van de rijmende Brisset. De Nederlander heeft ook vaker de neiging iets toe te voegen (en aldus in sommige gevallen te verchristelijken) dan deze. Fouten, afwijkingen, uitbreidingen, de tendens tot verchristelijken - het draagt er alles toe bij, dat zelfs de feitelijke inhoud van Den Getrouwen Herder vrij sterk afwijkt van die van de PF. Ook in de Nederlandse redactie (tòch van de hand van een rederijker!) is de lyrische charme van de PF verloren gegaan. Het boekje, dat de Nederlanders in kennis moest brengen met Guarini's lyrisch-melodieuze tragicomedia pastorale, blijkt slechts een onaantrekkelijke, bijzonder prozaïsche en niet altijd duidelijke leestekst te bieden, die een vertekend beeld geeft van het oorspronkelijke spel. Het lijkt haast of het verschil tussen de luxueuze pracht-editie van de PF, zoals die door Ciotti in 1602 werd verzorgd, en het onooglijke boekje uit Amsterdam, waarmee de vernederlandste Getrouwe Herder in de Nederlandse letteren verschijnt, symbolisch is voor het verschil in waarde van de twee teksten. | |||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||
Het is duidelijk dat Nederland voorlopig niet behoorlijk kennis kon maken met Guarini's vermaarde spel, althans niet in een Nederlandse vertaling. Dat we geen herdruk van Den Getrouwen Herder kennen, wijst er, meen ik, op dat de tijdgenoten van Vander Eembd in het algemeen een zelfde oordeel over zijn vertaling hebben gehad als wij. Een nieuwe, integrale vertaling, en nu uit de grondtekst, verscheen pas twintig jaar na Den Getrouwen Herder. Nadat in 1635 Rodenburgh's Trouwen Batavier voor de eerste en enige maal herdrukt was, publiceerde(n) i.v.d.m.d.h. in 1638 zijn (hun) Den Ghetrouwen Herder, Herderliick bly-eyndende Treur-spel. Of en in hoeverre met dit in 's-Gravenhage gedrukte boek een betrouwbare, adequate vertaling van de PF ter beschikking kwam, zal in een volgend hoofdstuk worden nagegaan. Niet alleen in Noord-Nederland echter heerst in deze jaren een grote bedrijvigheid op letterkundig gebied; ook in Zuid-Nederland is men volop literair actief. In het volgende hoofdstuk richten we onze aandacht even naar dat zuiden waar pastoraal toneel druk beoefend werd. Men mag er daarom belangstelling voor de PF veronderstellen. Er moet zo mogelijk geconstateerd worden of deze belangstelling een vertaling of bewerking van Guarini's spel tot gevolg heeft gehad. |
|