Langs groene hagen
(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend
[pagina 212]
| |
Aax Guido Gezelle.'k Weet niet of er nog wel één is
Die een tale zingt als gij,
En ik vind dat alles kleen is
Nietig, en als wanklank bij
't Zilverzuivre klingeklangen,
't Zalvendzoete zingezangen,
Van uw rijmval, van uw lied:
Neen zoo'n tweede'n is er niet.
Laat gij 't ranke riet zacht ruischen,
Zingt gij van den wilgeboom,
Van het wilde windenbuischen,
Van den landschen morgendoom;
Is 't aan Leie of is 't aan Mandel,
Dat ik in uw zangen wandel:
In welk jaartij, in welk oord,
Heerlijk, heerlijk klinkt uw woord.
| |
[pagina 213]
| |
Uw Gebeden, uw Gezangen,
't Dubbel Rijmsnoer om en om
Jaarschen Tijdkrans opgehangen
En zoo menig Kerkhofblom;Ga naar voetnoot(*)
't Is één geuren als van rozen,
't Is één streelen en één koozen,
Spruiten doet, gij zijt bron,
Stralen doet gij, Vlaamsche zon.
Maerlant's tale ligt bestorven
Op uw zangerigen mond,
't Zuiver Dietsch, het onbedorven
't Dietsch zooals dat Maerlant vond.
't Fransch moog' Vlaandrenland omrasteren
Vlaandrenland zal niet verbasteren
Zoo ùw ziel in Vlaandren leeft,
Uwe taal op d'adem zweeft.
| |
[pagina 214]
| |
'k Hoor uw blijde rijmen dingelen,
'k Hoor ze klaatren hoog en hel,
'k Hoor uw bonte woorden klingelen
Als een spranklend beiaardspel!
Nachtegaal der Vlaamsche streke,
Nachtegaal der Mandelbeke,
Vlaandrens duurbre, reine zoon,
Vlaandrens roem en Vlaandrens kroon.
|
|