Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 215] [p. 215] Tooneel. Betulband met papieren rozen, Met gleis dat klaterklinkt; En groot op haar kartonnen broozen, Gepleisterd en gesminkt; Zoo staat in glimpig, bluffig pralen, De vaal tooneelgodin; En spiegelhars, in blikken schalen, Kwalmt standers uit van tin. Een dichter zal toch eens in 't leven Haar offren hart en geest; Den bloesem van zijn droomen geven, Zijn pit en zielekeest. [pagina 216] [p. 216] Doch rept hij teere, gazen wieken Dat hij het voetlicht vlucht'! Of zijn ze roze als 't morgenkrieken Dat hij 't beduimlen ducht'! Maar klept hij grauwe, trijpen schachten, Geschubd met amiant, Dan mag hij 't smoezelen verachten En 't schroken van den brand. Vorige Volgende