Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] III Laatdunkend stroomt zij voort. Ze is breed genoeg, En diep genoeg dat zij wel schepen droeg. Zij wordt gewis een landstroom, die zal spiegelen De sterren en waarop kasteelen wiegelen. Zij droomt zich overkield en dichtbemast En beurend hoog een rijken wereldlast. Zij werpt haar bruis op de oevers, gaat aan 't klotsen En schuimt en klatert tegen zoom en rotsen Zij nadert hare heerschzucht, haren droom; Zij naakt... en valt in d'afgrond van den stroom. Vorige Volgende