Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] II Artois Bestuwd als voor een koninklijk tornooi; Omdrongen door 't pennoenbosch van de bloem Der ridders, glanzend in hun krijgerstooi; Omschitterd door den blijden kleurenroem Van zijde en fulp der kostbre wapenrokken; Van kreukende satijn en gloênd brokaat; Van zonnevleugjes uit het staal; van 't vlokken Der vederbossen, wuivend langs 't gelaat [pagina 146] [p. 146] Der eedlen, die hun graaf verheergewaden, Zoo komt Artois te midden staalgevlam! En boven het azuur der pronkgewaden Glinstert de Lelie op het oriflam Artois bestreelt zijn zwarten hengst Morèl, Die duizend pond hem kost, met stalen hand; En plaagt heel geestig Châtillon, die fel Gebeten, vraagt 't beheer van 't Vlaamsche land. Der Vlamen beul dringt aan. En hij zegt hoe Hij vluchten moest uit Brugge!... 't komt hem toe! - Wij moeten eerst nog winnen Chatiljon! - Of onze Lelie, graaf, verliezen kon! Vorige Volgende