Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] Wees dapper, zoon. Voor Hugo. Wees dapper, zoon, wees trouw en braaf, En kijk steeds vrank uit de oogen, jongen. Wat ook van buiten koom' gedrongen, Houd ideaal en inborst gaaf. Uw geest is flink, uw hart is eel; Laat slimmen kuipen, gekken spartelen; Laat nooit ùw hart, ùw geest verdartelen; En wees u zelf, 't is beste deel. Want woei er soms een dolle wind, Een drieste bui door mijne haren: Mijn vader, de ùwe, dichters waren, Dat is een afkomst, weet het, kind. [pagina 121] [p. 121] Misschien wordt gij uw stam tot roem; Zijt gij een Zondagskind geboren; Zijt gij het einddoel, de uitverkoren; Zijn wij het loover, gij de bloem! Dan al uw kracht van brein en hand; Uw geest, - genie misschien, - uw zinnen, Al wat in u kan zingen, minnen: 't Moet Vlaamsch zijn en voor Vlaandrenland. Vorige Volgende