Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] Sinds heb ik meer nog lief uw teeder oogen Ik zag u op mijn ziekespond gebogen En lag in 't licht van uwe teeder oogen. Toen waart ge aan mij nog niet, dan met het woord En met het hart; gij hebt u niet gestoord Aan wat de wereld zeggen zou of denken; Geen denken kon uw fiere gaaf heid krenken. Mijn edel lief, gij deedt hetgeen de drang Van uwe liefde was. Soms bleef ik lang Door 't kiertje mijner wimpers op u staren. Ik zag u, met uw zachtheid van gebaren, Bekommerd, bezig gaan; met op 't gelaat Het ernstig stil dat diepe zorg verraadt. [pagina 117] [p. 117] Ik zag de lent van uwe jonge leden Heel zacht om mij gaan op onhoorbre schreden. Ik leed in 't vleesch, maar lijden is geen smart, Want innig zong 't geluk toen in mijn hart. Uw droefheid, uwer schoon-, en goedheid waardig, Had geen misbaar maar wel de handen vaardig; Het was die liefde vroed, die om de spond De zoelheid toovert van een ochtendstond, O Lief en zoet gelaat, vol mededoogen, Sinds heb ik meer nog lief uw teeder oogen. Vorige Volgende