Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Hooimaand. Juli-Middag. I. Riekende Erwtjes. Mijn hooggerankte klimmerstruiken, Bevlerkt, bevlinderd om en rond, Zijn blij om zien als zoet om ruiken: Een adem zacht uit kakelbont. Aan 't rijs, door klauwertjes beteugeld; Met helle kleuren breed bevlagd; Met andre weer bezeild, bevleugeld; Bekield weer anders; en bevracht, Die kiel, met wat na twalef manen, In naasten Juli-zonneschijn, Weer vleugel, kiel en wappervane En blad en kleur en geur zal zijn. [pagina 58] [p. 58] Zoo blijft elk bloempje, hoe verwikkeld, Vergankelijk het zij, als waar' Het eeuwig; 't knoopt, gespikkeld Of bont, het een aan 't ander jaar. Vorige Volgende