Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Hagelstorm, Rosgele horden, die elkander horten Als rotsen, wentlen woelig aan de kim; En aaklig huilend, klagend, jamrend, storten Zij tuimlend voort door 't valsch, vaal daggeglim. Gelijk een drieste voorwacht rukken winden Vooruit; een dik gordijn van stuifstof hangt In 't ruim, opwarlend dat de wegen blinden. De boomen sollen en de bliksem slingerslangt. Nu smakt de rosse bui haar ijzren schroot, Haar knettrend snelvuur neer van plettrend lood, En 's landmans gouden stengels, 't zwanger koren, Ligt kort verhakt, vermodderd in de voren. Vorige Volgende