Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Wiedemaand. Df. Bruidegom. Daar is de bruidegom, de klare Dag. Hij beurt het hoofd, gekruifd met gouden stralen, In 't vonklen van turkooizen hemelzalen; Om 't schitteraanschijn zweeft een rozenlach. En met dien lieven lach treedt hij te voor. Hij zoent het woud, het woud schiet juichend wakker; Hij zoent de pijltjes koren op den akker En zoent het slenkjen in het karrespoor. De wouden zingen, steken luide kelen op; De blijde bogerd joelt, de kanten schetteren, De twijgen kwelen en de heesters kwetteren: Een kraai begroet Hem, zwart op wilgentop. [pagina 53] [p. 53] Maar zoeter dan dit schallend wellekom Zijn Hem de dauwedroppels van de hagen En van de stille wei: want allen dragen In 't hart het beeld van lieven Bruidegom. Vorige Volgende