Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Jonker Meiwind. Het is een gast die wondre spelen kent En aardig keuvlen kan met gansch de lent: Hij ritselt door het ritselloof der boomen, En klatert in het klaterende stroomen Van kroezelbeek en heldren waterval; Hij schuiert zonnevleugjes in het dal; Hij doet de populieren kwispelkoppen; Doet biggelen aan 't halmpje dauwedroppen; Hij zwatelt door het riet zacht als een veêl; Hij ratelt in den zilveren abeel; [pagina 51] [p. 51] Hij writselt met de musschen door de hagen; Hij helpt de bijen homlen, honig dragen. Hij wiegt de vlinders op zijn fladder-aâm; Hij plaagt en sart de bloemen van zijn naam: Stoort de anemonen in haar reine droomen En doet haar voor zijn dartelheden schromen. Maar is hij weg dan is 't: ‘O jonker, keer! O keer, want treurig valt ons hoofdje neer!’ Hij blijft in 't gras op lichte veeren slieren, Of wuift in 't woud miljoenen groen banieren En als een vroolijk speelsche jonker rent Hij, af-en-aan, door gansch de blijde lent. Vorige Volgende