Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Meienavond. o Meienavond, als het lonken Van vrouwenoogen teer en zacht! In 't blauwe deemstren blankt de boomgaard: Een witte lach vóór donkren nacht. In 't Westen blijft een gloring dralen, Een lange strook van bleek safraan: Zij glimmert achter hooge stammen En kruinen, die zwart roerloos staan. En de avondsterre flikkert Westwaarts: Een gouden vogel die van ver Uit diep azuur komt aangevlogen Op vlammen vlerken reppend her, [pagina 49] [p. 49] Maar nooit genakend. Voornacht, Zoo innig en gemoedlijk stil, Wat zachte ruisch ging door het loover, Wat prevelde er in 't bladgeril? Was 't een gebed van die met lippen Niet bidden maar met gansch hun ziel? Of was 't Gods glimlach die van ginder Heel hoog op aarde nederviel? Vorige Volgende