Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De Vlinder. De vlinder wiegelt en wiewoutert Van bloem tot bloem en blinkt en bloeit, En wappervlerkt en zweeft en toutert, Is zelf een bloem, die speelt en stoeit. Hij plakt zijn vlerkjes netjes saam, Loofstil; - bewaaiert zacht de kleuren Der bloemen; drinkt haar honiggeuren, Of schommelt op haar balsemaam. De snelle zwaluw, tot haar schamen, Kan 't floddrend pepeltje niet ramen; De pet des knaaps mist in de lucht Die afgebroken, hoeksche vlucht. [pagina 47] [p. 47] Zoo, ongedeerd en blij en rustig, Wiegt hij van bloem tot bloeme voort; En dartelt luchtig, lief en lustig, Of slurft in kelkjes onverstoord. Vorige Volgende