met de pvv en met het lvv, meer bepaald met Herman Vanderpoorten, tegen het Egmontpact gevoerd had. Tenslotte herinnerde ik zeer in het algemeen aan hetgeen ik gedaan had ten bate van de liberale aanwezigheid in de brt.
Op deze brief kreeg ik maar enkele schriftelijke reacties, waaronder een antwoord waarin mij werd verzekerd dat mijn kandidatuur ernstig in overweging zou worden genomen en een brief van de fractieleider van de pvv in de Vlaamse Raad, Karel Poma, die beloofde mijn kandidatuur te zullen steunen, wat hij ook heeft gedaan.
Ik moest duidelijk ook mondeling en persoonlijk de diverse senatoren en andere prominenten uit de pvv aanspreken. Bij mijn beschermheer Bert Maertens had ik minder geluk: van zijn secretaresse vernam ik dat hij al een kandidaat uit Oostende, advocaat Volckaert, zijn steun had toegezegd. De voorzitter van de pvv-senaatsfractie, Herman Vander-poorten, verzekerde mij aan de telefoon dat mijn kandidatuur zeer zeker het overwegen waard was, maar dat daarover binnen de fractie moest worden beraadslaagd. Ik voelde duidelijk aan dat Vanderpoorten mijn kandidatuur in de grond niet zo genegen was. Toen hij er als minister voor de Hervorming van de Instellingen de wetten op de staatshervorming van 8 en 9 augustus 1980 had doorgeduwd, had ik zware meningsverschillen met hem gehad. Ik vernam ook later dat hij de kandidatuur steunde van Maurice Van Houtte, de latere burgemeester van Lier en zijn nauwe medewerker, die inderdaad ook gecoöpteerd senator is geworden, zodat het stadje Lier fier kon zijn op twee senatoren!
Achtereenvolgens heb ik dan de meeste senatoren telefonisch aangesproken. Sommigen zegden mij volmondig hun steun toe, onder wie Louis Waltniel en wijlen senator Daems uit Aarschot. Anderen reageerden meer voorzichtig en wezen erop dat nog andere kandidaten zich aandienden. De naam van Lucienne Herman-Michielsens werd daarbij door de meeste gesprekspartners als eerste vooropgezet. Helemaal kansloos was ik nochtans niet, aangezien voor de derde en