Hoofdstuk 17
Voorzitter van de brt
Dat ik na de val van de regering niet alle krediet in politieke kringen had verloren, bewijst mijn verkiezing op 11 juli 1969 tot voorzitter van de raad van beheer van de brt, waarvan ik enkele meer vertrouwelijke aspecten hier wil onthullen.
Mijn intrede in de brt was onvoorzien en onverwacht. De aanleiding daartoe was het ontslag, op 26 juni 1969, van Albert Maertens, directeur van Het Laatste Nieuws, als lid van de raad van beheer van de brt en als voorzitter van die raad.
Op dat ogenblik was ik met de brt maar van heel ver vertrouwd. Wel zat ik sedert een aantal jaren in de Raadgevende Culturele Commissie bij de Gewestelijke Omroep Oost-Vlaanderen. Eenmaal per maand bracht ik met deze commissie onder het voorzitterschap van Achilles Mussche en met als collega's onder meer de letterkundigen Johan Daisne en Emiel Parez, een prettige middag door. Hier werd immers enkel gepraat over de programma's van de Gewestelijke Omroep Oost-Vlaanderen.
In 1967 moest een nieuwe raad van beheer van de brt worden aangesteld. Die aanstelling verliep binnen het systeem waarin de omroepwet van 1960 voorzag: om de zes jaar moesten, afwisselend door Kamer en Senaat, de leden van deze raad door het parlement worden verkozen. Bert Maertens, die toen de socialist Julien Kuypers als voorzitter zou opvolgen, vroeg mij ervoor te zorgen dat ik door de Gentse universiteit als plaatsvervangend kandidaat aan het parlement zou worden voorgedragen. De wet van 1960 op de brt voorzag immers dat naast de provincieraden, de Academies en de Hoge Raad voor Volksopleiding, ook de universiteiten kan-