Verbroken zegel(1952)–Jan Vercammen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] [pagina 67] [p. 67] XV RUST is de dichter geen verworvenheid, ook dat geluk gewon hij van het leven, omdat geen grens rust van berusting scheidt en dit laagland hem van elke verheven- heid, waar de zon pril is, een reine wind vaart en de sneeuw zuiver blijft in de sporen, verwijdert. Onrust maakt hem eerst blind, hij sluit zijn ogen, een kracht wordt geboren uit zijn ontkrachting - lijk Aphrodité: licht, puur en tijdeloos van in den beginne, stijgt uit de sombere metalen van de zee. Alleen in onrust kan hij diep beminnen. Rust is als een spiegel, waarin zijn gelaat eenzamer staat dan hij zelf kon wezen, terwijl in zijn starre ogen maankil staat een angst om nimmer bemind te wezen; terwijl een geluid om zijn vingeren leeft, alsof zij langzaam een lijkdoek schoven over zijn leden; terwijl het licht beeft als dat de lemen lampen in de doolhoven der catacomben: hier verraadt zich de dood. Neen, vrienden, niet de rust geeft de vrede, die de dichter gierig in zijn ziel sloot, maar de almilde onrust van zijn leden, zijn zinnen, zijn geest en vooral zijn hart. En indien hij de stilte ging beminnen nog dieper dan lang geleden de smart, is het omdat hij uit haar wil winnen het kiemkrachtig zaad van welige onrust. Wanneer hij verwijlt in haar zachte klimaten, ontluikt in zijn hart een zuivere lust als witte bloesem, wijd uitermate, [pagina 68] [p. 68] - en vrede is in hem, vrede is wijd om hem, dewijl hij bereikte zijn veertig jaren in het jaar, dat daartoe was voorbestemd, wijl de aarde juist even oud is van jaren en steeds even oud zal wezen als hij. Want zij zal varen op haar nauwe wegen der wijde ruimte met dezelfde averij als zijn hart oploopt op de wijde wegen van zijn nauwe ruimte; in hun ruim dezelfde specerijen uit dezelfde landen, dezelfde delfstoffen, licht als schuim of zwaar als een paar hopeloze handen. Die vrede is zijn onrust het goede brood en de zuivere wijn. Hij bezoekt elke stilte als een landschap, dat God niet afsloot en dat, gelijk Chanaän, vol is van mildte. Daar voedt hij met onrust zijn rood hart, dat altijd van te leven wil zieltogen, dat edel lam, in de braamstruik verward, offerande, die God behagen moge. En de dichter offert zijn hart in het vuur van zijn onrust, aldus wordt zijn offerande als metaal gelouterd en glanst als het uur der overgave - o veelvuldige! - dat branden doet luwen tot een smeulen, vederlicht en zachtwarm en geurig en met geluiden van de stilte, als over hem een aangezicht buigt: hoe mateloos verre klokken luiden. Maar geen overgave, hoe grondeloos ook, mag het doven - opdat het elk etmaal weder in vlammen ontluike en hun witte wierook de zuiverheid van zijn hart en zijn teder- [pagina 69] [p. 69] heden onthulle, waar loutere vruchtbaarheid - o liefde! - de duistere vogel doet zingen, de naamloze, die hem immer weder verleidt tot ene der zevenmaal zeven wijdingen van het heilige leven - en de laatste is de dood. Dat God ons, vrienden, deze waarheid bespare: wat het leven ons in het verleden aanbood zal het nimmer ons schenken de volgende jaren. Als 's avonds om zijn woning de golven slaan van herinnering, die het licht doen trillen, zal hij veilig varen op deze oceaan, want hij kon de woeligste branding stillen met alleen een verlangen - en verzint gebaar noch woord. Dies bidt, dat verlangen immer in zijn zinnen nooddruft vind' en helder in zijn hart worde ontvangen. Vorige Volgende