Verbroken zegel(1952)–Jan Vercammen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] [pagina 33] [p. 33] VII ZOVELEN weten enkel over de dood, dat wij hem vaak in ons leven ontmoeten: hij reikt ons menigmaal ons dagelijks brood. Ontelbare malen kruisen onze voeten hun vroegere sporen of zij volgen die; maar van de dood lopen nooit de sporen over elkander, hoe schaduwloos en schie- lijk hij bijwijlen, als doolde hij verloren, een andere weg neemt dan gij voorzaagt, o vrienden, die hem met ogen vol vragen vervolgt, bevangen van vrezen, niets vraagt en vrouwelijk glimlacht om hem te behagen wanneer hij voorbijgaand u vluchtig ziet. Maar gij doolt, niet de dood, wilt mîj geloven en anderen niet, want zij kennen hem niet, zij miskennen hem diep daarenboven. De dichter ontmoette hem menigmaal op Ter Doest en hij zal u verwoorden wat hij doet in de tijd, want menig verhaal vertelde hij dat slechts zeldzamen hoorden. Herinnert u, vrienden, hoe de vroege dag, die mannelijk is, met de nacht verzaamde, de vrouwelijke, die hem ontvangt met ontzag en tevens met wellust, de veelgenaamde. Gelijk die stonde, vrienden, is de dood: verzamingsuur van toekomst en verleden in vruchtbaarheid, het openen van een schoot in de verrukking van een uitverkoren heden; geen einde, geen begin en ook geen overgang, een louter overduren, zuiver voortgenezen van onvolkomenheden. Een zware voorhang zweeft open, wij gaan door. Dat niemand vreze [pagina 34] [p. 34] voor zichzelve, vrienden. Maar de voorhang daalt weer dicht, dien onze blikken niet doordringen, noch iemands oog dat van uw oog stil straalt, deze godslamp in zijn herinneringen. Zo heeft het scheiden, waarvan onze tijd vervuld is, een hoogdag, dag van de dagen. Als angst u bevangt en de pijn die gij lijdt, gij zult ze tot voor de voorhang dragen, maar dan zal uw doorgang in vrede zijn, want aan elke overzijde heerst de vrede van Eden, en komt, als de zonneschijn der vernieuwde planeet met nieuwe eenheden, over ons alvorens zij wordt bereikt. Niet minder dan dit scheiden heeft het scheiden tevoren, vrienden, ons verarmd of verrijkt en niet méér. Zo is de vervulling der tijden. Het is omdat wij de milde zuiverheid van de geest niet ontwaren, wanneer de zinnen worden aangeraakt door de vruchtbaarheid onzer aarde; omdat wij haar beminnen zonder bezinning en tegelijk het vuur van overgave; ons voor de wellust schamen omdat onze ogen verschroeid zijn door het vuur dat wij branden op altaren met namen van onbereikbare goden en aldus blind werden voor God en onze weg verloren, die wij nimmer durven vragen aan het kind welks stem in ons hart wij harteloos smoren. Daarom menen wij, vrienden, in het licht dat eenmaal over ieders tijd komt schijnen de donkere vleugels te zien, die zich dicht vouwen in doods schaduw. Laten wij rein en [pagina 35] [p. 35] standvastig wezen. Weet, dood is alleen wat niet werd ofschoon het moest wezen; waarom wij rouw dragen en met de ste- nen spreken en Gods gerecht vrezen; ook elke gestalte die ons gezonden is, maar die wij niet in ons hart ontvangen, dewijl wij niet voor deze ontvangenis ons hebben ingekeerd tot ons verlangen. Vreest, vrienden, slechts de tweevoudige dood der onvruchtbaarheid, die welke het verleden en de toekomst beheerst. Weet, dat de dood nooit door het naaldoog komt van het heden. Vorige Volgende