De rozen rijpen...(1938)–Jan Vercammen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Het bedelmeisje met de harmonika Haar haren druipten van den zomerregen, ze scheen omtrent zoo groot als haar harmonika en om haar vuile naakte voeten niet verlegen. Haar groote, blinde broer noemde haar Erica. een vreemde naam, die ieders aandacht wekte. Hij vroeg een stoel en lei het speeltuig op haar schoot. Hij hoorde wel, dat iemand er om gekte, maar smoorde zijn verweer in 't snerpen van zijn nood. Het kind onttrok gedwee zijn krachtlooze offerande de ivoren toetsen van het zeurend instrument: hoe schokkend liepen haar te kleine handen. Wat was terwijl haar bleeke blik zoo verre toegewend? Misschien een lang-voorbije van haar vele wegen, wellicht maar enkel toch een kleine, bonte poes... Toen hield de blinde broer haar bleeke handen tegen, hij nam het speeltuig op en reikte haar een kroes. Aan allen, die iets gaven, wenschte zij den zegen van een volledig onbekenden Lieven Heer. Zij telde luidop wat zij had gekregen en liet het in den jaszak van den blinde neer. Vorige Volgende