De rozen rijpen...(1938)–Jan Vercammen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De schaduw Voor de blonde kinderen Simonna en Maria aan de nagedachtenis van hun moeder. Terwijl gij naar de wit-en-gele bloemen gaat, vermoedt gij niet, dat tusschen u de schaduw staat van die haar leven voor het uwe gaf: op ieder paradijs op aarde volgt de straf. Die schaduw, door geen avondval geschonden, noch ook aan maan- of zonnestand gebonden; die schoon moet wezen als een zwellend zeil en over u groeit als het snelle veil over een bron: geen mensch heeft daar gedronken: dat is alleen een vogel en een hert geschonken. Zij vat de koele bries, die door de boomen glijdt en langs uw voorhoofd alle dagen benedijdt; zij ademt op de bleeke roos, die uit uw vingren bloeit en langzaam naar de sterren van uw oogen groeit; zij drijft naar u de zuivre, zilvren sneeuwkristallen, die zoo voorzichtig in uw weeke palmen vallen; en 's morgens vindt gij paarlen bloemen op de ruit en van dit werk gleed in uw slaap een klein geluid. Blank is zij met den bloei der kersentuinen en 't zeeschuim aan den voet der zachte duinen; blauw met den zomerhemel achter zonnelicht en 't meer, dat in den schoot der blauwe bergen ligt; rood met de daken van het dorpen in het dal en in den herfst een laag-bewolkten avondval; groen met het woud, de weiden en het wier, dit rijk van goudvisch en van waterdier; goud met een morgen in de teere maand April en met het zwevend blad, dat naar onze aarde wil. [pagina 17] [p. 17] Standvastig met uw oogen en de regenbogen en wisslend met de bloemen, die zich uwaarts bogon. Zij zit te luistren aan de bronnen van den tijd, zoodat zij tijdig elk van uw seizoenen wijdt; en als de wilde-wingerdranken raken aan het raam, is in dit freel geluid een echo van haar naam; de fluittoon op de boogbrug van den dageraad is mild en zuiver door haar rust op uw gelaat. Als ik met u mijn vreemde woorden spreek, die duizlen in 't gedruisch van boom en beek, was dit verhaal reeds in een droom begonnen - het is mijn eenig ooft, in droom gewonnen - het wordt dan verder in mijn zwijgen voortgezet: de stilte heeft de hardste en de zoetste wet. Maar droom en zwijgen beide en ook het woord zijn van die schaduw voller dan ten boord de roemer met den jong-gegisten wijn, dien ik als afscheid dronk, toen ik wou eenzaam zijn. Verwant met iemand, die verruklijk heeft gesproken in een zeer verren droom, ontijdig afgebroken; die zich steeds zoeken laat, maar nimmer vinden, maar die mijn heimwee voedt in 't vluchten van een hinde, wat wind, die zingt over mijn ouden thuis, de paarsche heide en een bergkruin met een kruis: de schaduw, als gij naar de bloemen gaat, die tusschen u en mij, tusschen u beiden staat. Zal ik uw handen en uw voorhoofd raken en met uw beeld, als een droom, ontwaken? Of zijn we sedert gisteren niet een verren weg gegaan en gaan we samen niet voor immer hier vandaan? Vorige Volgende