De rozen rijpen...(1938)–Jan Vercammen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Het teringmeisje Zij balsemde met geur van vlier en violieren haar longen. Haar gebaar bij deze therapie had van een ritus iets, een roerende magie en tevens van de vlucht der schuwe diepwouddieren. Wat later, in den zomer, koos ze roode roozen: die gaven in de zon wat blos op haar gelaat. Nog later de chrysant, waarop de regen slaat, die na een maannacht grauw hangt en bevrozen. Zij dankte die getijden met wat heesche woorden en schudde dan voornaam heur lange zwarte haar. Zij leidde trouw haar droomen als een kudde naar de hooge middagzon en staarde naar het noorden, dat zeer barmhartig was voor 't glanzen van haar oogen. Zij bouwde 's avonds aan een vormeloos gedicht met haar herinnering, wat lommer en wat licht, en hield daarna haar hoofd nog luisterend gebogen. Zij had volledig reeds een wetenschap verworven, die wij verrast verstonden als zij plotsling zweeg. Zij is, haar kamervenster op een noordensteeg en op haar bed de rozen van haar bloed, gestorven. Vorige Volgende