Magnetisch veld(1967)–Jan Vercammen– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Vroeghistorische dyptiek I Gij gingt voorbij. Plots is de zon verdwenen, verijld tot zachter licht dan van de dag kan zijn. Eens waren wij vervoerd alleen en de stilte was onaards vervuld van Bach. Sindsdien (wie had die voornacht uitgelezen voor ons?) heb ik geen stilte meer gehoord. En nu gingt gij voorbij waar ik verwezen van tederheid bleef dralen aan de poort, vóór mij de weg die langs verzengde gaarden volmaakt geruisloos naar een einde leidt. Hoe schoon schuift in de nacht der aarde de horizon waarachter gij verdwenen zijt. II Het is voorbij. Wij konden schoner scheiden dat uur dan na de roekeloze intocht in het beloofde land, waar ik bevrijd en verschuwd de schaduw van aanschouwen mocht in een verdorde zon. Zovelen reeds verzaakten op deze barre berg terwijl de honigmist van Chanaän zijn kamveld reeds genaakte. Verwachting stolde hier tot steen. Gij wist: die lava kan niet naar de krater stijgen, toen aarzlend gij mij vroegt waaraan ik dacht alsof gij vreesde wat ik moest verzwijgen. Hoort gij die morsetonen in de nacht? Vorige Volgende