Het huis ten einde(1971)–Jan Vercammen– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Van de boeken Zij zullen niet meer bewegen al hebben ze steeds bewogen zelfs achter het spinrag van tranen. Ook 's nachts bewogen zij zodat ze 's ochtends in mijn handen koel verokerd waren. Zij die zich in een spiegel lieten zien verwekten koorts als van een kaarsvlam als van een stalkaars soms. Er zijn er die als geisha's bloemen schikten die ik had geplukt toen zij nog elders waren. Niets wekt angst als zweven en geen adem hebben voor een kreet. Geen stilte stolt zo snel. Zij zullen niet meer geuren van mijn kamer onder stro noch van de woning waar de maan de schimmel aanvrat toen de wolken waren vastgevroren noch van het huis waarin mijn eenzaamheid steeds sporen droeg van varens en van varicellen noch van ons onderdak, verdauwde vrouw. [pagina 20] [p. 20] Herinneringen aan de toekomst, aan afwezigheden die niet door verklaring op te roepen zijn: zwaar als een mijt van duisternis blijven zij. Maar helle vensters waren er waardoor ik kon ontwaren wat mij nog vervreemdde van de dood. Vijandige vervreemden van mijn jeugd verzoekenden tot hindernissen voetzoekers van beslotenheid met hinderlagen van de dood wachters bij de tijen van mijn bloedstroom, bij de bron van mijn pijnappelklier, zangers met stembanden overgeplant van uitgestorven vogels, verkenners van oasen, verwekkers van luchtspiegelingen waarvan ik later nog de puinen vond in buurten van verstomde steden en aan de grens van Solidad. Van heden af zijn zij bestemd om alle geuren te verliezen en de kleuren van hun kolofonen want ze zullen mij bezitten tot zij dit huis verlaten, de derde dag voorbij. Vorige Volgende