Het dagboek van Alexander Ver Huell 1860-1865
(1985)–Alexander Ver Huell– Auteursrechtelijk beschermd3 Januarij. Zondag.- V.d. Elst en Engelberts komen 's morgens uit Zutphen. Drinken Koffij en wandelen met een strenge koû langs de Zijp, naar den Menthenberg naar WarnsbornGa naar margenoot+, en langs een anderen weg terug naar den Koepel van de Zijp waar zij iets gebruiken. Zij dineeren bij mij. v.d. Elst blijft logeeren, Henri logeert in de Zon en moet 's morgens vroeg weer naar Zutphen. | |||||||||
4 Jan.yWandel met v.d. Elst den KlingelbeekGa naar margenoot+ om. - de brug is reeds weggenomen voor het drijfijs, 13 graden vorst, fellen oostenwind. - Om eèn uur haalt v.d. Elst zijn oudste dochter Françoise af van den trein en rijdt met haar naar Zutphen. - Twee heerlyke dagen. - _____ Hoe vierde ik de Oude-Jaarsavond? Voor eenige jaren, met mijn ouders en talrijke familie. - Er waren altyd een 10 à 12 mensen bij ons, daar mijn vader de oudste was. - Nu, gebrouilleerd met mijn éénigen nog in leven zijnden oom, en alleen met mijn hondje. -
Ga naar margenoot+1864. | |||||||||
5 Jan.ijKreeg van avond tegen 9 uur de eerste Idéen voor een ToneelstukGa naar margenoot+ tot opening van het nieuw Tooneel alhier. - | |||||||||
6 Jan.y'S avonds komt D.r J.v.d. Elst uit Zutphen bij mij logeeren. - Den volgenden morgen moet hij voor het Hof komen, tot een Visum Repertum Ga naar margenoot+ van een moord in Doetinchem, waar een brave oppassende jongenGa naar margenoot+ zijn ouderen broeder (een slechten kerel) een messteek in het been gaf, hiertoe tot lijfsverdediging gedrongen, waaraan de gewonde spoedig stierf. | |||||||||
7 Dond.gHevige koude. - Voor Zutphen zit de rivier vast. - Hier veel drijfijs. - Ik wandel om 1 uur met v.d. Elst naar Velp. - Bij van Haaff[?]Ga naar margenoot+ wachten wij de Diligence. - Ik wandel over Rozendaal terug en spreek van Pallandt van Rozendaal die mij zeer engageert om hem eens te komen bezoeken. - Des avonds zond ik aan mijn Tante v.d. Hardt Aberson, mijn éénige in leven zijnde zuster mijns vaders, ƒ50 cadeau. - Zij heeft rijke zoons - doch zelve weinig en ik geloof dat zij gaarne zoo eens in stilte wat krijgt om over te disponeeren. - | |||||||||
Woensd.g 13Al die dagen heeft het meest sterk gevroren. - Vele ellende is er weêr voor ons land te voorzien. - Mogelyk kan het in den tegenwoordigen oorlogszuchtigen staat van Europa, nü er een Anexatie-epédémie in de lucht schijnt te zijn, nuttig wezen voor ons landje. - Welke mogendheid toch zal een land molesteeren durven, dat al zóó ongelukkig is! - | |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
- Van morgen kreeg ik de Communicatie-brief van den dood des Vaders van mijn vriend J.v.d. Elst in Dordrecht, een millionnair. | |||||||||
15.Altyd dezelfde koude. - en de barometer-stand wijst heden avond nog sterker naar droogte en hoogen wind. - _____ Mijn vers staat in het tydschrift Nederland. - Ik wil dat men, zoo ze niet geheel verloren gaan, uit mijn werken mijn geheele leven kennen leere. - In mijn jeugd eenigzins los - mijn vader was niet alleen zeer toegevend voor alle galanterie, maar approuveerde ze zelfs in jongelui - Later, door eigen moreele ontwikkeling, beminnaar van het goede schoone en ware - en hater van alle slechtheid en dierlykheid. Ga naar margenoot+Ik leefde te Leiden stiller (door mijne vele liefhebberijen, studie van littératuur, muzijk, teekenen enz:) dan de meesten van mijn club - doch van eene ‘bonne fortune’ niet te profiteeren, zoû ik in die dagen laf gevonden hebben. - Mijn vader had daaromtrent de idéen van het KeizerrijkGa naar margenoot+. - Nooit echter heb ik getracht een braaf meisje te verleiden. - Nu echter reeds gedurende een 12 jaren, denk ik geheel anders over die soort van zaken en geloof niet dat er twee hier in Arnhem meer ingetogen leven dan ik. - Maar nu rakelen mijn politieke en religieuse vijanden mijn oude Leidsche geschiedenissen op en trachten mij daardoor in de publieke opinie te benadeelen. - Mijn gedrag echter zal die ellendelingen beschamen. - Mijn vers is gericht tegen een jongmenschGa naar margenoot+ dat door zijn insinuante manieren mijn vertrouwen wist te winnen, en die ik onlangs als een lagen spion en huichelaar leerde kennen. - Het geretireerde leven dat ik leid schijnt men mij maar niet te kunnen vergeven. - | |||||||||
18 Jan.yZond aan de Vereeniging tot voortdurende ondersteuning der nagelaten betrekkingen van verongelukte visschers te Katwijk en Noordwijk enz.Ga naar margenoot+, honderd guldens. - Ik gaf hier wat meer omdat ik deze liefdadige stichting van het grootst nut acht. _____ Kreeg een belangrijken brief van C. Kneppelhout over den tegenwoordigen politieken toestand van ons land. | |||||||||
19- Gezonden een artiekel naar de Heldersche en Nieuwedieper Courant ter wederlegging eener onware beoordeeling van het gebeurde van den Helder in 1813-14, in het werk van D.o SonstraalGa naar margenoot+ over die jaren. - Het boek kreeg ik om 2 uur en verontwaardigde mij zoozeer dat ik voor den ëten reeds alle noodige papieren had opgesnuffeld en het artiekel nog met den trein van 5½ vertrok. - Tot mijn spijt zag ik in de Courant van Donderdag (21) dat men het eerst Zondag plaatsen zal. - Hier ook zal wel weder eenige vijandschap uit den hoek komen. - | |||||||||
20Ga naar margenoot+- Schrijf aan den Heer de Bosch-Kemper een brief waarin ik er op wijs hoe in alle landen, (onlangs te Genève)Ga naar margenoot+ de ultra-libéralen tegen alle Nationaliteit, en opwekking van den nationalen zin zijn - en zeg hem onbewimpeld dat ik vooral de hand der Jesuiten en Israëliten (beiden Kosmopoli- | |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
ten) daarin erken. - Vraag hem tevens om eenige inlichtingen omtrent het Nationaal-Museüm. - _____ Ten Cate zal gelyk ik vreesde niet aan de wond van zijn voet, maar door toenemende verzwakking bezwijken. - _____ [Doorhaling] D.o Stemberg kwam mij heden bezoeken. - Hij klaagde weder over zijn tong, draagt een ‘bois-du [?’]Ga naar margenoot+ en nam het werk van BaunscheidtGa naar margenoot+ mede. - God geve dat het niet waar zij, wat men verteld van zijne ziekte. - Hij heeft dezelfde trekkingen die mijn Oom R.Ga naar margenoot+ had. - | |||||||||
Zondag 24.Krijg uit den Helder de Courant waarin mijn stuk over de verdediging en overgave van den Helder. - Ik had den tyd niet eens gehad het over te lezen, en zie dat het vrij slordig door mij gesteld is. - Daar ik geen klein papier had zond ik den uitgever voor onkosten enz. ƒ25. - Deze zond hij mij terug voor 't vervolg om eenige litterarische bijdragen voor zijn Courant vragende. - Ik zond hem die ƒ25 terug met verzoek die in stilte te schenken aan eene arme Weduwe met 6 kinderen, waarover een annonceGa naar margenoot+ in zijn Courant stond. _____ Kreeg van mijn goeden vriend van Lelyveld te Hoorn een brief die mij hevig trof. - Zijn eenigst kindje, Henrietje heeft eerst kinkhoest gehad en er later koortsen en pijn in de zijde bij gekregen. - Hij had er nachten bij gewaakt. - Wat is zulk verdriet! tegenover het verdriet waarover ik zelf thans wel eens klaag! _____ Het volgende slechte vers schoot mij plotseling bij het lezen van eene phrase die mij verontwaardigde, uit de pen.
Ga naar margenoot+Pro Patria!
Neen! als 'k om libéraal te heeten
Mijn Vaderland verzaken moet,
Daarbij, ten spijt van het geweten
Dat luid zijn afkeer hooren doet,
Den Strijd met Spanje moet vergeten
En onzer Vadren Heldenmoed;
_____
Als 'k om een radicaal te wezen
Geen Hollander meer wezen mag,
Een roode vlag zal zijn verrezen
Waar 'k rood-wit-blaauw voor dezen zag,
En 'k voor den Paus zal moeten vreezen
En voor het clericaal gezag;
_____
Als ik met brave Israëliten
Die ik juist daarom respecteer
Omdat zij zijn Kosmopoliten
Gehoorzaam aan hun Godsdienstleer,
| |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
Alexander Ver Huell, ‘Als ze
die twee maar om hebben’. Pentekening,
verspreid onder vrienden. 1865.
Gemeentearchief Arnhem. Of wel met zwarte Jézuïten -
Ook lieve jongens op mijn eer! -
_____
Als ik moet heulen met die heeren,
Die, Nederlanders slechts in naam,
Rome als hun Vaderland vereeren,
Jéruzalem ten dienste staan;
Die 't Nationale dat wij eeren
Gaarne te gronde zagen gaan;
_____
Als ik hun vaan daarvoor moet volgen,
Met al die wolven huilen moet -
[twee regels doorgehaald]
Dan bid ik eer dat God [doorhaling] verbolgen
Ons Volk van de aard verdwijnen doet!
| |||||||||
[pagina 123]
| |||||||||
En heel ons Land op nieuw [doorhaling] verzwolgen
Mag worden door een watervloed!
| |||||||||
Ga naar margenoot+Dond.g 28Krijg de Heldersche Courant waarin een antwoord van D.s Sonstraal, hoogst bleefd, zelfs vleyend. - Hij zoekt het door hem medegedeelde omtrent de zending van RijkGa naar margenoot+ naar Frankrijk, aanneembaar te maken door te beweren dat Oom officieel de orde gaf tot dien togt maar Rijk confidentieel de raad daartoe gaf. - Waarlyk Oom had dien raad van een jong officiertje niet noodig - maar buitendien - alles wat mijn vader schreef betrekkelyk den H.r Rijk is onder diens oogen geweest, zijn brieven berusten onder mij en een paar aanhalingen daaruit zal ik in de Heldersche Courant plaatsen van Zondag a.Ga naar margenoot+ - het stuk is reeds weg. - | |||||||||
29Krijg een brief van den H.r KemperGa naar margenoot+. - Er is ƒ100.000 voor het Nat.l Mus.m bijéén - maar hij vreest dat er niet genoeg tot verwezenlyking der Stichting zal opgebragt worden. - Zend den brief confidentieel aan den Goeverneur en wijs er op hoe de Ultra'sGa naar margenoot+ begrijpen dat de Stichting van een Nat.l Mu.m een duurzamen band tusschen de hoogere standen en het Volk daarstelt en hoe zij daarom met de Israëliten in Handelsblad enz: met allerlei plannen van parken, paleizen etc: aankomen om de belangstelling van het Museum af te leiden. - Mogelyk doe ik onvoorzigtig hierin - maar het is nu, er op of er onder. Ik schreef den goeverneur v. Limburg Styrum het volgende
Het zij mij vergund den ingesloten brief Uwer Excellentie Confidentieel ter inzage mede te deelen. De ultra-libéralen van alle landen zijn er op uit om den Nationalen zin en het Nationale zooveel mogelijk te onderdrukken en te doen vergeten. - getuige het onlangs gebeurde te GénèveGa naar margenoot+. - Aan hen sluiten zich krachtig de Israëliten aan met een, uit hun oogpunt, zeer verklaarbare lust tot Ga naar margenoot+kosmopolizeeren. - Het is het oude lied op een nieuwe wijs - poging tot daarstelling eener totale révolutie. - Een Nationaal Museüm is hun allen een doorn in het oog. - Want zij begrijpen zeer goed dat het een duurzamen band daarstelt tusschen de hoogste standen, de aanzienlyken, de vermogenden en het Volk. - Van daar het opwerpen en aanprijzen in Handelsblad enz: van allerlei andere plannen, van parken, paleizen enz: - Nu, is het nog tijd om met de hulp van den magtigen PlutusGa naar margenoot+ een krachtigen, blijvenden en tevens roemvollen en schoonen Dam tegen die geheime maar steeds meer voortwoekerende mênéënGa naar margenoot+ op te werpen. Ik houd mij echter strikt aan de mij door U.E. gegeven wenk. - Na lektuur verzoek ik vriendelyk den inliggenden terug te mogen ontvangen. Ik heb de Eer te zijn
van Uwe Excellentie De gehoorzame Dienaar | |||||||||
[pagina 124]
| |||||||||
31 Jan.ySchrijf aan den H.r Momma (lid van de raad te Am.m)
Zoo gij eens een oogenblik tyd bezit, vertel mij dan toch hoe het met het Nationaal Museum (door Alberdinck geultramontaniseerdGa naar margenoot+ in een Muzeüm Willem I) staat. - Dat zooveel brave kerels en goede Nederlanders in hun hart, zich tegenwoordig door een troep Jezuiten, Israëliten en ultraliberalen zoo bij den neus laten nemen, kan mij soms het bloed doen koken. - De Israëliten acht ik - maar overal zijn zij er op uit om de Nationaliteit te verstikken - de Jesuiten bewonder ik - maar onze Geschiedenis, onze Nederlandsche Nationaliteit is hun een walg - de ultra's, vrees Ga naar margenoot+ik; zij zijn de vijanden van ieder brave. En nu ziet men overal eerlyke libéralen, mannen als gij en ik (want welk edel mensch is tegenwoordig niet libéraal) als blind voor den toekomst dat parasitenvolkje de behulpzame hand bieden! - Het Nationaal Museum (in den geest van Volk en Kunst) wordt, gelijk ik het in de voorrede voorzag, zachtjes aan verstikt onder plannen van parken, Volksconcerten (mooi maar antinationaal) paleizen etc: - het al, ten zeerste gerécommandeerd en ópgehemeld door HandelsbladGa naar margenoot+ en consorten! - Ik zoû er gaarne publiek meer voor ijveren en schrijven (ook geldelyk contribueeren) doch dan weet ik vooruit dat de een of andere Jesuit, Israëliet of Jakobijn in een anoniem geschrijf er op zal wijzen hoe de H.r V.H. uit ambitie etc: - zwijg ik - gelyk ik nu wel doen moet - dan zeggen zij dat ik zelf inzie dat het inpopulair was etc: - En toch is er geen stichting meer geschikt om een, op edele beginselen rustende, band tusschen de meer gefortuneerde standen en het Volk daar te stellen dan zulk een Nationaal-Museum, dat per se met ieder eeuw in rijkdom, schoonheid en dus invloed groeyen moet. - (maar dat weten zij zeer goed en daarom is het hun den doorn in de oogen). Een Volk dat zijn Nationaliteit helpt of laat vernietigen, is ook niet meer waard een zelfstandig Volk te zijn. - Doch zoo dit gebeuren moet dan smeek ik God ons land weer te doen verzwelgen door die Zee, waaraan onze Voorvaderen het ontwoekerd hebben. Hoogachtend _____ _____ Dezer dagen prees Stemberg zeer een groote teekening die ik gemaakt had van een Hage-preekGa naar margenoot+: gisteren zond ik hem die, mooi geëncadreerd. _____ Ga naar margenoot+Van den goeverneur v.L. Stirum kreeg ik 30 Jan.y dezen brief: Wel Edel Gestrenge Heer Ik dank u voor de lectuur van bijgaanden en vraag tevens verschooning voor de verminking van hetzelve. - Ik geloof dat met volhoudenheid men langzamerhand de bezwaren zal kunnen overwinnen, als de fondsen maar toenemen en men de plans niet te zeer uitbreide. Ontvang de verzekering mijner vriendschappelijke Hoogachting waarmede ik de eer heb te zijn. Arnhem 30 Jan.y 64 UE Dw Dienaar v. Limburg Stirum
31 Jan.y Aan den H.r J. de Bosch Kemper schreef ik heden. Hoog Wel Geboren Heer
Wil het mij vergeven zoo ik U.E nog een oogenblik bezig houd over een zaak die mij uit liefde voor mijn Land ter harte gaat. | |||||||||
[pagina 125]
| |||||||||
Den H.r v. Limburg Stirum heb ik Confidentieel mededeeling gegeven van uw niet zeer bemoedigend schrijven. Waar moet het met een Volk heen dat zijn Nationaliteit helpt of laat vernietigen? Het verdient geen zelfstandige Natie meer te wezen en is rot genoeg om tot bemesting te dienen voor een grooter en krachtiger Nationaliteit. Gelukkig behoeft men daar niet voor te vreezen zoolang nog mannen van oudnederlandschen zin over die grootsche belangen waken: kon er slechts een kern van waarlyk libérale mannen, vervuld van liefde voor Constitutionele vrijheid en nationaliteit tevens gevormd worden! gezuiverd van al de parasiten-elementen die ons langzamerhand, als het verstikkend klimop der eik, met hun doodend eigenbelang omslingeren. Indien, gelijk ik in de Voorrede van Volk en Kunst voorzag, deze Stich-Ga naar margenoot+ting zoo geschikt tot Volksontwikkeling en daarstelling van den duurzamen band tusschen de hoogere burgerklasse en het Volk, zoetjes aan vergeten, weggemoffeld wordt, onder Parken, ontzenuwende Moffrikaansche Volksconcerten, paleizen enz. (toch al zeer gerécommandeerd door Handelsblad cum suis) dan zal ik, het koste wat het wil den vinger drukken op den Kanker onzer Volkszelfstandigheid en vele weldenkenden de oogen openen. - De H.r van Stirum twijfelt echter nog niet aan een goeden uitslag. - Een ton is al veel om te beginnen - en indien eenige mannen als u krachtig voor de zaak opkwamen, zou er spoedig meer bij elkaar zijn. - Indien ik alleen er voor ijver - heet het terstond personele ambitie en lydt de goede zaak er onder - Mijn pligtgevoel zegt mij dat ik het niet opgeven mag - anders deed ik het reeds lang - geloof dit vrij. - Met de meeste Hoogachting noem ik mij etc: _____ Zond aan Tante Buijs op haar dringend verzoek een récommandatiebrief aan mijn vriend A. Loudon, thans raad van Indie, om mijn neef W. Buijs zoo mogelyk wat voorttehelpen. - Het is de eerste maal dat ik solliciteer - nooit deed ik het, noch voor mij, noch voor een ander. - _____ In de Heldersche en Nieuwedieper Courant (uitgave A.A. Bakker) heb ik Zondag 24 ja.ij en Zondag 31 Ja.y twee artiekelen geschreven tegen een passage uit het werk van D.o J.M. Sonstral (Nederland in 1813-14 in verband met de bevrijding van Europa Amsterdam. H. Höveker 1863) - waarin de H.r S. geheel tegen de waarheid aan Rijk de eer toekent zijner zending naar Frankrijk, die ik (uit brieven van Ryk) bewezen heb dat geheel alleen aan den Ad.l C.H. Ver Huell toekomt. | |||||||||
Ga naar margenoot+2 Feb.D.o Stemberg verhaalde mij heden avond dat een oude D.s op een dorp onzer Veluwe gepreekt had ‘In mijn tyd heette een schurk, een schurk: een hoer, een hoer, en een koets een koets; - maar tegenwoordig heet een schurk, een intrigant; een hoer, een maîtres en een koets een kales. - de hemel geve dat de intriguant met de maîtres in de kales naar de verdoemenis varen Amen!’ (historisch) | |||||||||
5 Feb.Zend aan de VisserGa naar margenoot+ in den Haag ƒ40 voor mij geleverde prenten. - Een bankbiljet N o 3934 geëndosseerdGa naar margenoot+ met de letters Geb∴ | |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
Maandag 8.Heden kreeg ik een brief van Lelyveld die mij meldt dat zijn kindje gelukkig genoegzaam hersteld is. - _____ De Pruissen en Oostenrykers zijn Schlee[s]wijk binnengeruktGa naar margenoot+ en hebben van verscheiden gevechten, volgens de laatste tijding de Dannenwerke met 60 stukken geschut vermeesterd. Zal het blijken dat Pruissen voor Europa de doos van PandoraGa naar margenoot+ heeft opengerukt? En de Fransche arend naar welken hemelstreek zal hij den scherpen bek en klaauwen uitslaan? God geve dat men de gemeste Hollandsche koe niet bij de horens pakke. _____ Van morgen zond ik twee groote teekeningen op MariëndaalGa naar margenoot+ vervaardigd, voordat de aanleg veranderd was, aan den H.r van Eck met verzoek om zoo het niet indiscreet was met mijn, alles behalven jagdlustig, hondje los daar te mogen wandelen. - Ik dacht dat hij niet onder de kleine grondbezittertjes zoû willen gerekend zijn die altyd in angst verkeeren dat hun wild bij de buren zal overvliegen - en ook dat hij voor mij als teekenaar een uitzondering zoû willen maken. - Hij kon het mij echter niet toestaan doch was zoo vriendelyk van een kamer in zijn boerderij tot mijn dispositie te stellen, mij den sleutel te geven van een hok etc: - | |||||||||
Ga naar margenoot+12 Feb.Daar ik tot mijn verwondering geen antwoord krijg op de ƒ40 gezonden aan G. de Visser in den Haag schrijf ik hem hierover met opgave van het nummer van 't B.b.t _____ Gisteren was mijn vriend van Outeren bij mij die mij zeide dat menigeen in Amsterdam meer voor het Nat.l Mü m Ga naar margenoot+ over zoude hebben indien men niet voorzag dat de A.eGa naar margenoot+ Aristokratie er een Monument tot eigen glorie van zal willen maken.
Fragment van p. 155 waarop een kaartje van Duitsland
is geplakt.
| |||||||||
[pagina 127]
| |||||||||
Heden avond kwam J.v. Outeren juist bij mij toen ik de volgende regelen in den KladderadatschGa naar margenoot+ gelezen had. Und wo fern an Ruslands Marken
Hemmend steht das Donauwehr
Bis wo deines Rheines Barken
Holland fängt ‘jusqu'a la
mer’
Deutschland, Deutschland, stammverwandt
Warte, nur, mein Vaterland!’
Wij hebben toen ons hart in een duo van verontwaardiging lucht gegeven tegen het inkankerende Mofficisme in Amsterdam en ook hier; Duitsche Komedie's, kneipen, bierhuizen, Duitsche parasiten, bij hoopen, die als luizen zich langzamerhand komen nestelen in de manen van den Hollandschen leeuw. - Moffen en Joden zijn één - en als het Trojaansche paard ziet men onze Libéralen de Duitsche ongodisterij en het kosmopolitisch Matérialismus binnenslepen! | |||||||||
Maandag 15.Van morgen wandelende langs den Amsterdamschen straatweg komt uit het boerderijtje tegen over MarienburgGa naar margenoot+ een meisje uit de deur met dikgezwollen oogen en snikkende; zij staarde een jongen na die in een drafje naar de stad liep: twee kleine jongens stonden te huilen in den deur. - Ik ging door. - doch aan de SterrenbergGa naar margenoot+ gekomen verweet ik het mijzelven dat ik niet gevraagd had naar de oorzaak dier droefenis daar ik mogelyk in 't een of ander van hulp had kunnen wezen. - Ik keerde terug en vroeg aan een straatwerker of hij wist wat daar gebeurd was. Ga naar margenoot+‘Het beest van die menschen is gestorven’ zei de man. - Ik ging binnen. - Op den deeleGa naar margenoot+ lag de meid op haar knieën weenende naast de stervende koe. - De vrouw met loshangende haren kon niet spreken van het snikken: en vier kleine kinderen zaten op een hoopje bij elkaar en huilden. - Geen tragedie van V. Hugo heeft mij ooit zoo getroffen als dit eenvoudig Natuurdrama. - Ik was op het punt van meê te gaan weenen met de rest. - Ik gaf de vrouw ƒ10 die ik bij mij had en zei haar geen kosten van meesteren enz: te sparen. - Zoo het beest sterft zal ik die menschen helpen. - _____ Ik kreeg een invitatie van den H.r Bar.n van Kattendijke om een soort van predikatie (hij is hoogst orthodox) bij hem voor huis van een Franschen Dominé bij te wonen. - Ik kwam juist te huis van mijn wandeling en schreef hem het bovenstaande hem aanradende er met zijn vrouw eens naar toe te rijden' daar hij, ik ben er van overtuigd, gelukkig zoû wezen, deze wezenlyke ellende te kunnen verzachten. Om vier uur ging ik nog eens bij die menschen zien: het beest was nog niet gestorven, doch de Doctor had gezegd dat het de longtering had. - De H.r Van Kattendyke was er niet geweest. - _____ Van avond kwam mr. Staats Evers mij een exemplaar offreeren van zijn werkje Arnhem in 1813.Ga naar margenoot+ - ik vertelde hem mijn ontmoeting en hij gaf mij terstond ƒ2,50. - _____ Van den H.r W.J. Momma uit Amsterdam kreeg ik een antwoord op mijn | |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
schrijven van 31 Jan.y - dat mij veel genoegen gaf. - Voor een paar dagen is er een vergadering der Commissie belegd, waarin 14 plannen zijn opengelegd en een Commissie benoemd van de Heeren v. Eeghen, Abberdinck Thijm, H. ten Kate, de Keijzer en Insinger om die plannen aan den Koning en Minister van Binn.e Zaken voor te leggen. - Hij schrijft in den Ga naar margenoot+brief o.a. 'er moge van komen wat wil - gij hebt tot nog toe edel uw pligt gedaan, en wat veel, zeer veel, zegt, gij hebt de publieke opinie geleid en den stoot gegeven. - De dag van heden is een gelukkige dag - ik zal die 15 Feb.y 1864 onthouden. -
Dezen brief schrijf ik nog vanavond aan den H.r Momma.
Een woord om u te bedanken voor uwen goeden brief. - Deze 15 Feb.y zal ik met een kruisje aanteekenen, want het is een gelukkige dag voor mij geweest. Van morgen op mijn wandeling was ik toevallig in de gelegenheid om de tranen van een geheel boerenhuisgezin te stelpen - en van avond komt uw brief die mij terstond een stuk heeft doen verscheuren dat ik bezig was te schrijven. Veel liever houd ik mij stil - ik begrijp, onder ons, dat het beter is de verdere eer etc: aan de Heeren Amsterdammers te laten, en mijzelven en mijne bemoeyingen nu maar te laten vergeten. - De schoone en (ik wil er op sterven) voor Land en Volk en Kunst heilzame, vereerende, voordelige stichting komt tot stand - dit is mij genoeg. - Doch ik zweer u daarentegen dat zoo men er enkel een luxe gallerij van Dou's en Ostade's etc: van maakt, zonder er een morele en Nationale Tendenz aan te geven, ik het mij tot een pligt zal rekenen ‘coute-que-coute’ met alle wapenen die God mij gaf zulk een zwakke en eervergeten handelwijze zoo hevig mogelyk te bestrijden en aan de kaak te stellen. - Doch - daartegen waken gij en anderen. Ik zal nu niet meer in 't publiek over de zaak schrijven. - en blijf ook liefst buiten alle commissien. - De overtuiging dat ik inderdaad van eenigen invloed ben geweest om de zaak aan den gang te krijgen en te houden, is mij een genoegzame zelfvoldoening - en uw brief deed mij ook daarom zoo veel genoegen omdat ik nu aan historische werkzaamheden met een vrij gemoed kan beginnen, waarvoor ik de materialen reeds lang bijeen bragt. Heb dank voor uw welwillende betuigingen mijnentwaarts etc. | |||||||||
Ga naar margenoot+16 Feb.Ik word, zoo het schijnt door het fatum op het spoor van alle rampzaligen gebragt. - Van den boer komende, wiens koe van nacht gestorven was, ga ik de vallei door onderlangsGa naar margenoot+ terug: tegen een boom leunende zag ik, juist de helling afgegaan zijnde, een jongmensch, doodsbleek, staan, stroomen bloeds opgevende. - Ik ging door: hij zag niet op: doch nam een medicijnfleschje uit zijn zak en bragt het aan de mond. - Ik ging naar hem toe en zei dat hij in die regen niet op de weg moest blijven, maar in een hospitaal gaan. - Hij antwoordde mij in plat-duitsch dat hij dit eerst te vergeefsch in Nijmegen en van nacht in Arnhem beproefd had - doch dat hij nu op weg was naar Utrecht waar men hem had gezegd dat hij in het hospitaal kon worden opgenomen. - Ik gaf hem ƒ2,50 en zeide dat hij bij een boer moest rusten en een kar huren om naar het eerste sta- | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
tion gebragt te worden. - Hij dankte mij zeer en wilde het geld opsparen. - Ik gaf hem hierop nog ƒ2,50 en drong er op dat hij zich naar den boer tegenover Hulkesteijn zoû begeven. - Hij wilde zich echter eerst aan den weg neerzetten om wat bij te komen. - Doch twee beamten van de Belasting die passeerden waren zoo vriendelyk om zich op mijn verzoek over den armen man te ontfermen. - _____ Gisteren was ik genoodigd bij den H.r van Kattendyke om een Méditation van D o Eschhauer [?]Ga naar margenoot+ bij te wonen. - Van morgen schreef ik hem dat er niet 5 maar 8 kinderen in dat arme huisgezin waren. - dat ik, nimmer in eenige kerk komende, het inconsequent zoû vinden, eenige andere Godsdienstoefening te bezoeken. - Dat ik mijn pligten kende, gaarne gelooven wilde dat er meerdere te observeeren waren, doch voor mijn leven al genoeg te doen had om die ik kende, gewetelyk na te komen. - Dat ik echter zeer zijne zienswijze eerbiedigde in deze gewetenszaak, etc - Heden avond kreeg ik ƒ10 als bijdrage voor de arme vrouw. _____ Ga naar margenoot+Vanavond vroeg ik aan C.C.A. Last (mijn gewezen lithograaf) of hij eens wil laten informeeren of de H.e A.G. de Visser in den Haag is of niet. - Ik heb nog geen antwoord op mijn tweeden brief. | |||||||||
17 Feb.Gelukkig had ik van morgen den brief aan Last nog niet gezonden, daar ik de platen van de Visser ontving. _____ Van Mev.w v. Outeren kreeg ik ƒ5 van D.o de Waldkirch Ziepprecht ƒ2 voor de arme vrouw. - Daar haar eergevoel er echter tegenopkomt om met een agent aan de deuren geld te gaan opnemen - zoo voorzie ik dat ik zelf wel de meeste kosten zal dragen moeten, wil zij aan een andere koe geholpen worden. - Ik kreeg ƒ19,50. | |||||||||
18 Feb.Van morgen heb ik de vrouw bij mij laten komen en haar nog ƒ30 uit mijn beurs gegeven. - Ik gaf haar tevens een lijstje van de volgende, in haar buurt wonende personen, die ook zeker haar zullen ondersteunen. - Mevrouw Cort Heyligers en de Hr. Ruysch (Amst.e Str.t weg) de Heeren Stok (Beaulieu) de Swart (Mariënberg) Vriese (Lichtenbeek). en den volgenden brief aan die Heeren te doen lezen.
‘Voor eenige dagen vond ik het geheele huisgezin der arme vrouw, die U dezen overhandigt, in tranen. - Hun melkkoe was gestorven. - Door dit verlies zijn plotseling tien personen (er zijn acht kinderen en de man heeft de oogziekte) van hun middel van bestaan verstoken. Eenige vrienden gaven ƒ20, ik voegde daar ƒ40 bij - Uwe goedheid en menschlievendheid kunnen die ongelukkige menschen verder in staat stellen de geleden schade te boven te komen.’
Mijne brave dienstboden kwamen bij mij binnen, en zeiden mij met de tranen in de oogen ‘hier is ƒ2,50 meneer voor die arme menschen’ Ik zeide | |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
haar dat ‘dit te veel was’ maar er hielp niets aan ‘ja! wij weten wat het is een koe te verliezen’. - Beider ouders hadden zulk een ongeluk ondervonden. Ga naar margenoot+Dingsdag 23. Zaterdag schreef ik in de Arnhemsche Courant (voor Maandag 22) een artikel Eene Nationale Inconsequentie Ga naar margenoot+, waarin ik eindelyk kon spreken over het Nationaal Museum dat weldra in de Hoofdstad verrijzen zal. - Ik wees op zijn dubbele waarde na de brand te Amsterdam, gaf de wensen te kennen dat het niet enkel een Luxe-gallerij mogt worden maar zoû strekken tot veredeling van het volk en versterking van den Vaderlandschen zin. - Toonde de inconsequentie van het oprigten van een standbeeld te Amsterdam van Vondel te Keulen geboren nu Dort er een van Scheffer heeft opgerigt die te Dordt geboren doch zich ontwikkeld heeft in Parijs, daar genaturaliseerd en gestorven is. - en wees ten laatste op het verlaten en schier niet meer vindbaar graf van den dichter der Hollandsche NatieGa naar margenoot+ een Amsterdammer van geboorte. - _____ Kreeg een brief van Oom H. de Vaynes van Brakell waarop ik het volgende antwoord gaf. - .................... Wat onze brouille betreft moeten wij het gebeurde nog eens ernstig récapituleeren. U schrijft [‘]daar wij beiden gelijkelyk aanleiding tot onze tegenwoordige toestand “vis-à-vis” van elkander hebben gegeven’. - Is dit juist? - Toen ik bij het vertrek van Willemine afscheid van haar nam, was dit afscheid vriendschappelyk. Wij gaven elkaar de hand- en daarna zag ik haar niet terug. Alles komt dus neer op het afbreken van mijn engagement. Met u had ik niets uitstaande. - als oudsten en naasten bloedverwant schreef ik u nagenoeg alle motieven die mij het trouwen met dat meisje onmogelyk maakten - zij werden door u gerequiesceerdGa naar margenoot+. - Zij bedankte mij niet, om mijn karakter, onopregtheid, of om eenige schuld die aan mij lag - ik bedankte haar en moest haar bedanken. - Délicatesse verbood mij dit aan geheel de wereld te zeggen. - Maar U kon aan WGa naar margenoot+ mededeelen dat aan U de redenen bekend waren die mij tot dien stap genoopt hadden. Ga naar margenoot+In plaats daarvan wordt mij door u en uw dochter de grootst mogelyke beleediging aangedaan - en toen ik hier mijne gevoeligheid krachtig over te kennen gaf - ontzegt gij mij uw huis. - Mijn moeder had ik pas verloren - mijn vader niet lang te voren - zonder broers of zusters was ik geheel alleen in een huis vervuld van de meest grievende souvenirs. - indien ik zwak ware geweest, en met mijn onafhankelyk fortuin als zoovelen afleiding had gezocht - wie zoû voor God en menschen hiervan de schuld gedragen hebben? Doch gelukkig had ik van mijn edelen vader geleerd in onafgebroken werkzaamheid van den geest de vergetelheid van smarten die van buiten komen te vinden - en dit heeft mij behouden, waar menigeen in mijn verlaten toestand tot eenige zwakheid zoû zijn vervallen - want ook de wereld was onkundig en moet ik onkundig laten van de ware toedragt der zaak. - Van een kind af hield ik veel van W. en heb ik influencie ten goede voor haar gehad - waarom zij plotseling mijnentwaarts veranderd is, blijft moeyelyk te verklaren - maar, na al het gebeurde is het beter dat wij vreemd voor elkaar blijven. - | |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
Na haar huwelyk zal ik mij gelukkig rekenen indien u bij uw besluit blijft om ‘nimmer op het verleden terug te komen,[’] en ik beloof, dat ik van mijn kant alles zal doen wat in mijn vermogen is om uwe achting en vriendschap waardig te blijven, enz: - _____ Willemine is geëngageerd met eenen mijnheer Chalmot of zooals hij zegt de Chalmot. Ik heb verscheiden prenten uitgegeven bij eenen Chalmot, tout court. - Maar wat erger is - van verscheiden kanten hoor ik dat deze kommies van 't postkantoor, schulden heeft. - De plotselinge verandering van W. mijnentwaarts schrijf ik nu wel toe aan de Berkhouts, wier broeder met de zuster van Chalmot gehuwd is, en die voor ‘postillon d'amour’ in deze affaire van C. met mijn mank gaand nichtje gediend hebben. | |||||||||
Ga naar margenoot+27Gisteren Vrijdag 26 kwam v.d. Horst van Keppel bij mij. - Hij begon zeer vriendschappelyk met de wensen te uiten dat ik het hem niet kwalyk zoû nemen wat hij vroeger (betreffende den hoogst onregtmatige vorderingGa naar margenoot+ uit de nalatenschap van mijn oudoom C.H. Ver Huell, die ons de geheele Kemnade in al zijn testamenten, bekrachtigd door al zijn brieven gemaakt had) wat hij vroeger, zeide ik, daarover met mij aan den stok had. - Ik antwoordde hem dat ik dat alles vergeten en vergeven had, dat hij voor zijn belang had geijverd, en dat ik dit zijn gedrag, als pater-familias beäamde. - doch nu kwam dadelyk daarop vrij onhandig de aap uit de mouw en vroeg hij mij eerst dringend en op het laatst bijna dreigend twaalfduizend gulden te leen. - Dit maakte mij driftig en ik zei hem dat ‘ik, nu hij dien toon aansloeg hem volstrekt en stellig weigerde iets hoegenaamd te leenen en dat hij, al kwam hij met al zijn broers geen ander antwoord krijgen zou. -’ Hij draaide bij, en begon nu op mijn gemoed te werken - doch ik liet hem voelen dat het een schande was dat hij bij mij, een neef die reeds zooveel voor zijn schoonmoeder deed, hulp kwam inroepen terwijl de twee zoons mijner tante veel rijker zijn dan ikGa naar margenoot+ en hun zaken, volgens zijn eigen bekentenis steeds vooruit gaan. - Zelfs heeft Frits Aberson van zijn hoogbejaarde en ziekelyke schoonmoeder nog een groote erfenis te wachtenGa naar margenoot+. - Wij spraken later zeer vriendschappelyk en ik beloofde hem rijpelyk alles te zullen overdenken. _____ Den heelen nacht heb ik die zaak overdacht. Mijn vader gaf na den dood van Tante C.H. Ver Huell, toen het bekend werd dat zij alles aan de Tengbergens in Doetinchem, niets aan ons en aan haar gemaakt had, uit broederlijke affectie veertienduizend gulden, hoewel v.d. Horst door bedrei-Ga naar margenoot+gingen en zaniken meer wilde hebben. - hoewel zonder het minste regt of billykheid. - Nu vraagt hij twaalfduizend te leen. - Wanneer ik die later terugvorder beginnen dezelfde moeyelykheden en sta ik tegenover hem en Herman v.d. Horst wiens inhaligheid ik leerde kennen: hier zie ik tegen op: - wat moet buitendien de wereld denken indien ik leen, aan eene Tante wier zoons zoo gefortuneerd zijn? - Ook dacht ik er over om v.d. Horst een cadeau te geven om met zijn vrouw en dochter een afleiding op een reisje te vinden, voor zijn beslommeringen. - Doch ook dan is hij de man niet om | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
erkentelyk te zijn - maar zal juist denken dat ik toegeef en meer en meer eischen en mij zoeken af te persen. - Ik heb dus van morgen het volgende geantwoord. Waarde Neef Ernstig en rijpelyk heb ik uw vraag om twaalfduizend gulden van mij te leenen, overdacht. - En even als ik het u reeds gisteren zeide, verklaar ik ook bij dezen gewetelyk, dat het, na alles wat mijn vader reeds uit broederlyke affectie geschonken heeft en ik voor uw schoonmoeder deed, onbillyk en mij onverklaarbaar is, hoe gij u tot mij met zulk een verzoek durft te wenden. - Indien ik zoo zwak en teerhartig ware geweest van mij tot de bevrediging er toe te laten overhalen, zoû ik er door in uwe achting en dus die van elk flink en verstandig mensch dalen. - Uwe positie is voor het tegenwoordige moeyelyk, maar wie heeft niet met dagelyksche tegenwerking, vijandschap, bemoeyelyking, miskenning, afgunst en nijd te kampen? - Ik heb er een troostwoord voor uitgevonden en noem het ‘gijmnastie[k?] der ziel’. - ik ben begaan met de onaangenaamheden die u tijdelyk kwellen, doch mag, kan en zal stellig aan dit uw verzoek niet voldoen. - De zoons uwer schoonmoeder kennen zeker deze uwe démarche niet - zij zouden er zich over schamen. - tt en minzame groeten enz: - - Arnhem 27 Feb. 64
Ga naar margenoot+Zat.g 27. Heden zond ik het pendant der vorige groote tekeningGa naar margenoot+ ‘Een hagepreek in den tyd der hevigste vervolging’ aan D.o Stemberg. _____ Gisteren is Veltink nadat ik hem eenen krassen brief schreef omdat hij zijn pacht niet op den bepaalden dag 22 Feb.y zond, mij met vele excuses de pacht van Ter Kuisch komen brengen. - Ik heb hem zeer heusch ontvangen en wil dien ouden man [g]eenGa naar margenoot+ treurige uren op zijn ouden dag bezorgen. _____ De arme vrouw heeft nu ƒ80 à 90 bijéén en zoekt naar een koe. | |||||||||
Zat.g 5 Maart.Van morgen kwam ik toevallig den rentmeester van v. Heeckeren (onder wien de vrouw woont) tegen. - Ik vertelde hem alles; hij wist er van; doch zij had hem voorgelogen en gezegd slechts 50 te hebben. - Vrijdag (gisteren) had zij een koe voor ƒ70 kunnen koopen. - Van avond kwam zij bij mij. - Ik verweet haar met kracht haar gedrag, dat ons een schrik voor weldadige bemoeyingen zoû geven, - zeide dat zij zich moest schamen voor haar kinderen - dat ik dat geld aan een moeder van 8 kinderen had toevertrouwd en dat zij nu schandelyk misbruik maakte van dat vertrouwen; dat zij nu alle families in haar buurt wonende, door haar gedrag tegen zich innam. - Na den eten ging ik nog eens naar den rentmeester - en ongelukkig of gelukkig - vond ik haar daar. - Zij kreeg nu een duchtige les van ons beiden. - en de rentmeester zal streng het oog op haar houden. - _____ Woensdag was er Vergadering van de Aandeelhouders in de nieuwe Komédie. - Daar ik in de eerste CommissieGa naar margenoot+ was en zag hoe lax alles werd behan- | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
deld bedankte ik toen. - hierom wilde ik nu niet spreken tegen het nieuwe ontwerp - doch stemde voor het voorstel om de vergadering te verdagen Ga naar margenoot+tot dat de plannen opengelegd en een nieuwe oproeping tot deelneming was gedaan. - Nu toch wil men in plaats van de oude een nieuwen Schouwburg maken bijna even klein, niet ryk, naauw, voor 780 personen. - Hoe jammer! - Op het laatste concert waren 2000 eerste plaatsen genomen à ƒ2,50 en ƒ3. - Zal in een gala-voorstelling of buitengewone représentatie niet ligt de helft van dat getal opkomen? en dan heeft men 4 à 500 plaatsen disponible. - Ik zeide dit aan leden der Commissie en anderen en hoop dat men nog terug zal komen op een plan dat over 10 of 20 jaar weer zal doen uitroepen ‘de behoefte laat zich gevoelen naar een grooter schouwburg-lokaal!’ en wat dan? bijbouwen en knoeyen zooals aan Musis Sacrum. _____ Donderdag dineerde ik bij Weerts. - die er waren kende ik naauwlyks en heb ik nooit kunnen beleedigen - en toch merkte ik meermalen een soort van hatelykheid tegen mij op. - Ik geloof dat velen zich mijn vroeger werkjes herkend hebben of dat anderen hen er zich in deden herkennen. - Op een jongmenschGa naar margenoot+ die ik dezer dagen als een spion intriguant en valschaard leerde kennen heb ik een karikatuur gemaakt - men gelooft mijn talent en verve uitgedoofd - en men weet niet hoe zeer ik tegen de lust tot satyre te kampen heb - en hoe gaarne ik mijn teekenstift tot edele compositie's zoû dwingen - doch men zal mij door die onverdiende scherpheid nog eens dwingen van de wapenen, die ik altyd tot mijn dienst heb, gebruik te maken. - ‘Als een hond mij bijt - zal ik hem dan geen steen naar zijn kop gooyen’Ga naar margenoot+ zegt Horatius. _____ C. Kneppelhout schrijft mij geheel in mijne politieke zienswyze te deelen, en klaagt over de onverschilligheid van velen die aan Jezuiten en radicalen schoon spel laat. | |||||||||
6 Maart.Kreeg van morgen een brief van eene dochter (C.C.) van den 166 kunstkooper Wisselingh, die mij schrijft dat haar vader failliet is: zij roept Ga naar margenoot+mijn invloed in om haar vader eenig postje te bezorgen en om haar zusters voorspraak te zijn die Woensdag a. hier komt om een Examen te doen voor een beurs voor 5 meisjesGa naar margenoot+. - Ik antwoord haar dat mijn invloed gelyk nul is, doch dat ik zal doen wat ik kan en zend haar veertig guldens. - Haar vader heb ik altyd als een eerlyk man gekend en ik weet welk een zwaar huisgezin hij te onderhouden had. - Nu gaat alles uit elkaar. _____ Morgen ben ik jarig; ik zend een mooi ingebonden boek, voor 60 jaar door mijn overgrootvader EijtelweinGa naar margenoot+ aan zijn kleinkinderen geschonken en door mijn grootvader aan mij, nu aan de kinderen van Aberson en voeg er ƒ10 voor Louisetje bij. - Ten Cate is stervende: althans kan niemand meer ontvangen. | |||||||||
18 Maart.Ik heb naar aanleiding van een opstel des Heeren Alberdingk Thijm een artikelGa naar margenoot+ gezonden aan de Arnhemmer Courant van heden (Vrijdag) of morgen (Maandag.) - à propos van Dramatische Kunst bestrydt | |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
de H.r A.T.Ga naar margenoot+ de piëtistische en réalistische rigting - en ik pas zijne gedachten toe op de schilderkunst en wijs er op dat deze gevoelens van den Secretaris der Commissie voor het Nat.e Museüm veel goeds voorspellen van de veredelende strekking die aan deze Stichting kan gegeven worden. - Ik ben benieuwd hoe de H.r A.T. dit op zal nemen want hij schreef die woorden met het oog op de Gijsbrecht van den Roomschgezinden Vondel, en als recommendatie voor diens monument. _____ Gisteren kreeg ik een brief van Fannij Bouricius, die mij inquiéteerd nopens de ziekte harer Moeder. | |||||||||
Ga naar margenoot+21Zaturdag morgen is A. HarmsenGa naar margenoot+, die voor eenigen tyd met vrouw en 5 zoons uit de Oost is gekomen, bij mij den dag komen passeeren en Zondag gebleven voor het Concert van Carlotta PattiGa naar margenoot+. - 's avonds (Zaturdag) kreeg ik een brief van Tante Buijs dat zij met haar 2 dochters en juf.w ScheidiusGa naar margenoot+ voor het Concert wilde overkomen en vroeg belet om bij mij thee te drinken. - Toen kort na mijn engagement de opinie tegen mij was, wilden zij naauwlyks met mij wandelen - en nu. - Zij kwamen; ik betaalde natuurlyk de plaatsen, zij soupeerden bij mij - en ik zal het verleden dan maar weêr vergeten. - ‘Petites vengeances’ heb ik altyd kleingeestig gevonden. - Ik wil met de menschen zijn, öf op een goeden, vriendschappelyken voet -öf, hen liever in 't geheel niet zien. - Heden morgen is Harmsen vertrokken. - hij schijnt reeds een groot fortuin bijéén te hebben - en verhaalde mij dat hij een 2.e plantagie had aangelegd. Hij is bij de hand - doch zijne principes zijn niet de mijne. - _____ Van morgen beter tijding van Tante B.Ga naar margenoot+ - Haar dochter schrijft dat zij geschreid had toen zij over mij sprak en zeide dat ik altyd zoo goed voor haar ben geweest en dat zij mij als een zoon beschouwde. - Niemand van mijn famille heb ik dan ook ooit, het eerste, onbeleefd behandeld of beleedigd - doch zoo zij het mij onverdiend deden, heb ik mogelyk wel eens te heftig gerépliceerd. - Maar mijne andere neven waren veel uitlandig of afwezig - of hadden broers en zusters, zoovele afleiders! - en ik - was altyd alleen, altyd bij mijn ouders, altyd in het vuur. - | |||||||||
Ga naar margenoot+23 Maart.'s Morgens vroeg kwam mijn oppasser Hendrik Wiggers mij zeggen dat hij met den brievensteller het eerst het lyk gevonden had van een man die zich onderlangs voor den kop had geschotenGa naar margenoot+. - Ik kleedde mij terstond en liep naar de aangewezen plek. - V[l]ak tegenover Bellevue halfweg den berg op het paadje dat links naar benedenlangs leidt stonden een paar agenten en een troepje menschen. - De agenten maakten mij plaats en namen op mijn verzoek de hoed van het hoofd van den ongelukkige. Hij lag op den rug, het pistool tusschen de uitgestrekte beenen, de armen langs het ligchaam: de handen waren rood maar de vingers blaauwachtig: hij had de handen van iemand uit den burgerstand: doch zijn kleeding was die van een heer uit den gegoeden stand. - een bukskin jas, broek en vest van dezelfde donkerbruine geruitte stof, een zijden das met doekspeld; een ronden hoed lag naast hem. - de linker zijde van het gezicht was geheel met geronnen bloed bedekt, zoodat men het oog noch de | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
mond onderkennen kon. - doch het regter oog was half geopend en de appel naar boven gekeerd. - de hals en das waren geheel met bloed bedekt en uit de neusgaten was het bloed met een dunnen straal over den wang naar het regter oog gevloeid. - Hij scheen een man te zijn tusschen de 30 en 40 oud, goed en sterk gebouwd, en is hier aan niemand bekend. - heden verneem ik dat zijn goed gemerkt was C.B. - en dat hij een adres bij zich had van eenen Pietersen, Commis-voyageur te Amsterdam. - Te huis gekomen heb ik er een schets van gemaakt. - Een roman - maar die onleesbaar daar voor mij lag. - Tijding dat mijne Tante Bouricius aan den Helder beterende is. - | |||||||||
Ga naar margenoot+29 Maart.Mijn oppasser verhaalt mij dat het lyk van den zelfmoordenaar denkelyk dat is van den kamerdienaar van den Baron van Nagel te Deventer(?) - die daar 5 jaren gediend had - zeer in den gunst stond van zijn heer - daarom benijd - men noemde hem de ‘gek van den Baron’ - Nu onlangs was hij uit zijn dienst ontslagen - Zijn meisje te Utrecht had hem daarom bedankt - en het dénoüement was het pistoolschot van onderlangs. Nooit zie ik de fatale plek zonder er aan te denken dat daar in de doodelykste zielsbenaauwdheid een arm schepsel zijn laatste wanhopende bede tot zijn schepper heeft opgezonden. _____ Een plaatGa naar margenoot+ op de ongelyke strijd tegen Denemarken, die ik voor eigen kosten wilde uitgeven, heeft de rédactie voor de Tydspiegel gevraagd. | |||||||||
April
| |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
Alexander Ver Huell, ‘Zal nu niet
één van jelui grooten 'm helpen?’
Prent naar aanleiding van de Pruisisch-Deense
oorlog om Sleeswijk-Holstein, 25 maart 1864. Hier-en-Daar,
schetsen uit de portefeuille van A.V.H. (Arnhem, 1864),
prent nr. 1.
seeren). - Van een beeldhouwer die de roem onzer stad moest wezen - die de roem van een Land kan worden. - Terstond heb ik aan den burgemeester, dien ik ken als een libéraal voorstander der schoone kunsten, geschreven, hem gebeden het atelier van Strackée met een bezoek te vereeren, hem gezegd hoe men Strackée uit den baan wil knikkeren, hem gewezen op de uitdrukking, de losse breede drapperie, de smaak der ordonnantie - in één woord op het waarlyk géniale van den arbeid van Strackée en den wensch te kennen gegeven dat hij, Burgemeester, zijn veelvermogenden invloed wel zoû gelieven aan te wenden ten einde de Commissie van haar fatale voornemen terug te brengen. - hem tevens verzoekende Strackée er buiten te laten om den armen kerel in geen onaangenaamheden te wikkelen. - Dit zal mij weder kleine vijandschappen bezorgen - ‘fais ce que tu dois - advienne que pourra!’ - _____ Juist gisteren een jaar geleden stierf mijne Moeder. - Gisteren herdacht ik lang die koortsige dagen - van twijfel, hoop, strijd, diepe droefheid en pijnigende onzekerheid. - Zoo ooit heb ik toen de énergie, die ik mij langzamerhand eigen maakte, gezegend. - | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
Ga naar margenoot+12 AprilDe laatste maal dat ik een bedankbrief van onzen ouden Rotterdamschen knecht Termaten kreeg was zijn schrift met bevende hand geschreven en meldde hij mij, dat hij dagelyks zwakker werd. - Hij gaf wederom te kennen hoe gaarne hij ‘den jongenheer dien hij aan zijn hand zoo dikwijls naar de Fransche school had gebragtGa naar margenoot+’ nog eenmaal voor zijn dood zien wilde. Van het heerlyke weder van morgen heb ik geprofiteerd om den ouden man eens te bezoeken. - Ik had moeite zijn huis in de lange Frankenstraat te vinden. - Kwam eerst op een donker portaal bij een man met een houten been teregt. - daarboven woonde Termate. - Hij herkende mij niet - hij had mij in lange niet gezien - daar ik eenmaal te vergeefs zijn woning gezocht en altyd plan had hem eens met zijn vrouw naar hier over te doen komen. - Plotseling echter herkent hij mij - slaat zijn beide handen op mijn schouders - en begint te weenen. - Ik begon terstond herinneringen uit den ouden tijd op te halen ‘Herinner je je nog Termaten, hoe lief je die sterk-kers over je werkhok had geleid?’ - ‘Ja, en om de ramen heen!’ - ‘En over 't dak!’ - ‘En daar tusschen in hing mijn druif!’ Wij spraken over mijn ouders. - Er hing aan de muur een teekeningje van mijn vader en ook een van Mama, beiden in lijstjes. - ‘En als zoo'n kleine jongen heb ik hem aan de hand gehad - en nou kijkt ie me over mijn hoofd heen!’ - Ik gaf hem vijftig guldens doch liet hem beloven goed voedsel te nemen - want de oude man was schier te zwak om te staan. - Zijn vrouw zei ‘en nu zal ik je ook een nieuwen borstrok maken’ - maar Termaten riep uit ‘wat een nieuwen? Wie zal die dragen als ik dood ben? -’ hij hield mij lang bij de hand en met moeite scheidde ik van den ouden, eerlijken dienaar mijner kinderjaren. - | |||||||||
Ga naar margenoot+14 AprilHet spijt mij nu haast dat ik mij niettegenstaande mijn treurige ondervinding door D.A. Thieme heb laten overhalen om een nieuw Plaatwerk Hier-en-daar uittegeven. Al onze schrijvers, Courantiers enz: behooren tot de libéralen of ultra's - zij beschouwen mij als een soort van aristocraat - van daar algemeene tegenwerking. - Dit cahier gaf ik weder voor niets, zooals alle de cahiers die ik bij Thieme uitgaf. - Na de 400 exemplaren heb ik echter een honorarium bedongen. - omdat ik heb gemerkt dat zij zich dan meer moeite geven dan wanneer men het geheel gratis geeft. - Woensdag 1.1. zoûden de 2 eerste platen uitkomen. - doch maandag was er reeds veel gedrukt en ik schreef (zoals ik steeds met mijn uitgevers deed) een zeer beleefden brief waarin ik Thieme verzocht om Maandag althans de exemplaren naar Amsterdam alleen te zenden daar de plaat op Denemarken geheel een actualiteit is. - In plaats van mij te spreken of te antwoorden, kwam er niet alleen Maandag niets uit, maar ook Woensdag hield hij zijn belofte niet en heden Donderdag avond is er nog geen portefeuille gereed. - Ik verwonder mij altyd over het schaamteloze liegen van die lieden. - Zoo liet ik v. Kesteren te Amsterdam eens een halfuur lang leugens op leugens stapelenGa naar margenoot+ daar hij niet wist dat ik van Arnhem komende 's morgens terstond door was gereisd naar den Haag, daar den lithograaf gesproken had en | |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
's avonds weder in Amsterdam kwam met de zekerheid dat v. Kesteren mij voorgelogen had. - Hoe heeft Gebhard mij behandeldGa naar margenoot+ dien ik duizenden liet verdienen - hoe dikwijls zijn mijne ideën verraden, mijne uitgaven vertraagd om anderen, vriendjes voor te laten gaan, hoe dikwijls mijn plannen daardoor verlamd en vernietigd! | |||||||||
Ga naar margenoot+16 April ZondagOntvangen van den Not.s Ketjen even als ten vorigen jare de gelden der Doesborgsche hypothekenGa naar margenoot+. Ketjen schrijft mij o.a. ‘Om kort te gaan zal ik u alleen zeggen dat ik martelaar ben wegens vrijmoedigheid in het zeggen van mijne opinie over de daden van anderen. Nimmer had ik gedacht dat men zooveel haat op zich kon laden door dat ééne groote, achtbare principe te vergeten dat men niet moet handelen en spreken om der wille der waarheid en van het algemeen nut maar om der wille van eigen intérest, zich bij elk aangenaam te maken en ‘à toute occasion soigner ses intérêts[’]: ziedaar de ware levenswijsheid van den mensch levende voor het stof, zonder ideaal en zonder geloof. _____ Dit frappeerde mij want juist voor eenige dagen zond ik een plaat tegen deze matérialistische rigtingGa naar margenoot+ naar den Haag, waarvan ik van morgen de lithographie corrigeerde en die morgen gedrukt wordt. - Het is No. 3 van mijn nieuw cahier Hier en daar. Ketjen heeft gelyk[:] van Rénan af tot op velen onzer moderne théologanten, wordt er met zamenwerking van vele ambitieuse partijen een fatale, zooals het heet PantheïstischeGa naar margenoot+ of DeïstischeGa naar margenoot+, maar in den daad Materialistische, leer verspreid, waarop ik echter voorzie dat een krachtige, edele reactie volgen zal. _____ Eberson, de vriend der Ten Kate'sGa naar margenoot+, een Arti-et Amicitiae-man die in den Ga naar margenoot+beginne het Museum Willem I tegenwerkte, maar nu het tot stand komt, ook een model leverde, wordt heden in het Handelsblad vermeld - hoewel zijn plan niet aangenomen, en geen 1e of 2e premie kreeg. - en al de moeite die ik mij jaren gaf - wordt vergeten. - Ik zal er mij volstrekt niet meer over uitlaten - doch wanneer het Museüm eens staat - mogelyk de loop der zaak van zijn begin af mededeelen. | |||||||||
Ga naar margenoot+27 April.Gisteren vernam ik dat er in de RotterdammerGa naar margenoot+ een zeer flatteus artiekel over de Hier- en daar stond. - Ik kan niet zeggen dat mij dit genoegen doet. - Maar een beetje geld zoû het mij kosten om in schier al onze maandwerken een blufferige annonce te doen plaatsen - doch nooit deed ik en nooit zal ik ééne démarche daartoe doen. - _____ Het blykt toch goed te zijn geweest dat ik de onjuiste en onbillyke beschryving van Sonstraal over het gebeurde aan den Helder in 1813 van den Heldersche Courant van half januarij wederlegd heb. - Want den 2-3 Mei worden de feesten der bevrijding aldaar gevierd en Sonstraal had aan Rijk de eer gegeven van het behoud der vloot die alleen aan Oom toekomtGa naar margenoot+. - | |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
Nu kreeg ik van morgen een brief van de Commissie der Feestviering waarin o.a. het volgende voorkomt. ‘Ter dien gelegenheid wordt ook gedacht aan Uwen grooten voorzaat den admiraal Ver Huell wiens naam bij de ouden Helderschen altyd nog met eere wordt genoemd, wiens weldadig bestuur, ook in een moeyelyk tydsgewricht, men zich na een verloop van 50 jaren nog met genoegen herinnert, ofschoon men juicht over de zegenrijke bevrijding van de vreemde heerschappij. enz.’ Ik antwoordde Wel Edele Heeren
Ten hoogsten gevoel ik er mij door vereerd, dat het gedrag van mijnen oudoom in de moeyelyke tydsomstandigheden, waarin hij zich bevond, door de bewoners van den Helder op een even edelmoedige als verlichte en zaakkundige wijze wordt beoordeeld, en met U meen ik als Nederlander er voor erkentelyk te moeten zijn, dat mannen van eer en kunde, in de dagen der verdrukking, hun diensten niet aan hun geboortegrond onttrekken. Ga naar margenoot+Ook ik juich over de bevrijding - doch ben er trotsch op dat de Admiraal met zijn militaire beginselen niet getransigeerdGa naar margenoot+ heeft, maar trouw bleef tot het laatste toe aan eed en pligt. Wilt mijn gevoeligen dank ontvangen voor uw vereerend schrijven, en weest overtuigd dat ik van harte deelneem in de vreugde van uw herinneringsfeest, 't geen ik wensch dat naar aller genoegen zal gevierd worden en strekken moog tot versterking van den nationalen zin op een zoo belangrijk punt van ons dierbaar Vaderland. Met de meeste Hoogachting heb ik de eer
enz. -
_____ In dezen jaren dat ik geen platen uitgaf en in de Arnhemmer slechts artiekels over reizen of kunst uitgaf - heb ik weder de kleinheid der menschen ondervonden. Nu zij begonnen te denken dat ik niet meer kon of wilde voor het publiek werken - begonnen zij mij al hatelyker en hatelyker te behandelen - eerst te calomnieerenGa naar margenoot+ - en nu dit jaar, niets op mijn gedrag kunnende aanmerken - te ridiculizeerenGa naar margenoot+. - doch nu ook heb ik regt eenige waarheden te zeggen die niet iedereen even aangenaam zullen wezen. - | |||||||||
10 MeiVan de Hier en Daar is reeds op 300 exemplaren ingeteekend. - Maar ongelukkig is het dat ik de ideën of in den Haag of hier aan lithographen en allen die bij hun in en oploopen moet open geven. - Een voorstelling op Pruissen die ik 2 Mei aan den lithograaf gaf, stond gisteren eenigzins omgewerkt in den SpectatorGa naar margenoot+. D.A. Thieme is mijn uitgever en ook met Nijhoff die van de Spectator. - De Tijdspiegel platen heb ik moeten stakenGa naar margenoot+ om deze verraderij. - D.o Stemberg heeft mij echter verzekerd dat dit buiten Thieme's schuld geschiedde. Ga naar margenoot+Daarom schreef ik hem heden, toen men mij veel te vroeg text voor een plaat kwam vragen die gelithographieerd wordt. ............................... ‘Ik weet dat hetgeen vroeger geschied is buiten uw schuld plaats vond en vertrouw thans geheel op u. Ik handelde en handel steeds ter goeder trouw | |||||||||
[pagina 140]
| |||||||||
en verwacht hetzelfde van hen die van mijn werken en inspanning voordeel genieten. etc.’ _____ De feesten van den Helder zijn zeer goed afgeloopen en in de gedécoreerde zaal stond de naam van den Admiraal Ver Huell boven aan onder de mannen van 13. | |||||||||
19.Met verbazing hoorde ik voor eenige dagen dat mijn oude en beste vriend Henri Engelberts Juf.w Maria Anemaet bij hem te logeeren heeft gevraagd. - Dit moet dan zijn geschied door de wil van Mevrouw, die een vriendin is van Willemine de Vaynes. - anders kan ik het mij niet begrijpen. - Het gevolg zal wezen dat ik nu ook met hem mij brouilleeren zal. - Henri wien ik zoo dikwijls diensten bewees, wiens confident ik was in al zijne amouretten, wiens brieven ik jaren lang bewaarde en nu onlangs eerst op zijn verzoek verscheurde! _____ Mijne Tante Bouricius is Zaturdag l.l. bij mij komen logeeren. Zondag was de geheele famille bij mij! - Coosje had al Tante Bour.s verteld dat Maria A. bij Henri logeerde - Tante vertelde het mij - Coosje was boos dat Tante het mij had medegedeeld - Tante Buijs weder om diezelfde reden op Coosje. - Welk geknoei! | |||||||||
Ga naar margenoot+20. MeiVan morgen ontving ik voor het eerste gedeelte van het Honorarium der Hier en daar ƒ300.- Ik heb die driehonderd guldens gezonden aan den H.r A.L. BrandtGa naar margenoot+. - Voor de betrekkingen van gesneuvelde en gevangen Denen, met deze woorden. - Wel Edele Heer Ingesloten heb ik de eer UE. een muntbiljet van ƒ300 te doen toekomen zijnde het Honorarium van eenige door mij geteekende schetsen, als blyk mijner sympathie voor het moedige en door overmagt verheerde Deensche Volk. | |||||||||
21.Eene dankbetuiging van den H.r A.L. Brandt en kennisgeving dat hij de ƒ300 aan het Centraal Committée te Kopenhagen zal zenden. - (Zoo Gerard Keller, Cremer of eenig ander H.r van het BentGa naar margenoot+ zooiets gedaan had - welk een leven zoû er over gemaakt worden. - Nu - weet zelfs niemand het - en zoo behoort het ook.) | |||||||||
23.Engelberts schrijft mij dat hij Jufvrouw Anemaet zelfs niet zien zal. - Wat gebeurt hier nu? wil men mij ook met hem brouilleeren? Het schijnt dat men al mijn vrienden van mij los wil maken. - Overal onopregtheid en draayerijen. - _____ Ontving van Mejufv.w Géorgine van Dijk de Poëzien van haar overleden broeder Louis - en zond haar heden Victor-Hugo's Huis te JerseijGa naar margenoot+ met twaalf geëtste platen in een ryken band, voorin schreef ik het volgende versje | |||||||||
[pagina 141]
| |||||||||
Ga naar margenoot+à Mademoiselle G. van Dijk Souvenir
(à son frère le
poète LouisGa naar margenoot+.)
Ah! j'ai relu souvent avec un charme extrême
Ga naar margenoot+
Ses vers si doux et si gracieux. -
Il avait de Musset, du poète que j'aime
L'accent suave et mélodieux: -
Même regard rêveur, même
front qui reflète
Du penser le rayonnement -
[doorhaling]
Même taille nerveuse et belle et
noble tête...
Mort aussi prématurément.
J'étais là, quand le Rhin, le vieux
Rhin germanique,
Sur ses bords l'a vu mourir -
Poète - il expira comme le cigne
antique -
Un chant fut son dernier soupir.
| |||||||||
26.Gisteren (Woensdag) heb ik Tante Bouricius naar Doesborgh gebragt. Anna, de kamenier van Tante de Vaynes reed mede. - Tante Bouricius heb ik bij mij zoo gastvrij mogelyk onthaald - een zomerjapon haar cadeau gedaan. - dit vertelt zij echter, heb ik bemerkt, aan niemand. - Bij Tante Buijs in Doesborgh logeerde Fanny Bouricius. - Ik wil het vroeger gedrag der Buijzen jegens mij geheel vergeten - doch zij moet niet in haar vroegere achterklap vervallen. - Nooit hoor ik het luiden van een oude Doesborghsche torenklok zonder dat mijn hart begint te kloppen. - Toen mijn ouders in RotterdamGa naar margenoot+ woonden gingen wij ieder' zomer eenige weken in Doesborgh logeeren bij mijn grootvader de Vaynes of Ver Huell. - Die weken waren voor mij de gelukkigste van geheel het jaar. - Meestal was ik koortsig den nacht voor ons vertrek - een paar maal had ik een weinig de koorts. - Het geheele jaar teerde ik op het geluk van die weken in Gelderland. Nu geloof ik dat ik in Holland werkelyk het heimwee had. - Ik snakte Ga naar margenoot+naar de heiden en heuvelen, naar de bosschen van mijn geboortegrond. - Nooit heb ik mij in Rotterdam en in haar omgeving van water en gras, gelukkig gevoeld. - Hoe onbeschrijflyk zalig waren daarentegen mijn gewaarwordingen bij het ontwaken in het huis mijns grootvaders, - wanneer ik de musschen hoorde tjilpen in de Acacia-takken van de binnenplaats, vlak tegen mijn ramen, en de voetstappen van den knecht Gerrit Lubbers op het grind. - Hij leeft nog die oude speelkameraad mijner jeugd in Grootvaders huis. - Onlangs schonk ik hem een mangel in zijn huishouden. - Als kind heeft hij mij eens een hevigen schrik aangejaagd. Op het HoornwerkGa naar margenoot+, een koepel van mijn Oom AbersonGa naar margenoot+, had ik een oud, zeer lang ganzen-roer gevonden. - Hiermede schoot ik, wanneer mijn grootvader die het verbood, niet te huis was, in de groote tuin, musschen. Het geweer stootte zoodanig, dat ik altyd mijn pet verloor, en een paar keer achterover sloeg. - Eens stond ik weder op de loer, toen ik plotseling uit een donkere dennenlaan mijn grootvader, gehuld in zijn geelen chambrecloack en met zijn groen abat-jour Ga naar margenoot+ over de oogen op mij af zag komen. Hevig ontsteld koos ik het hazen-pad en stoof een achterdeur in. - toen | |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
een luid gelach mij deed omkijken en ik Gerrit en de meiden zag die een innigen pret hadden over het welgelukken van hun list - terwijl de goede knecht de chambrecloack afwierp die hij over zijn liverei had aangetrokken. - Wat had ik daar een genoegen met mijn wilden vriend Sjoerd Ripperda. - de arme jongen is 18 jaar oud verdronken terwijl hij een ander het leven redde. - Ons rijden in de weiden op paarden van de boeren, waar wij zonder zadel of teugel opsprongen. - ons halsbrekend geklouter over de beeren en ijsbrekers der vestingbruggen - ons huisje in een digte boom op een afgelegen weide, waarin wij zelfs bergplaatsen voor boeken hadden - Ga naar margenoot+onze gevechten met kluiten tegen de boerenjongens, waarbij er meer dan eens buiten gevecht werden gesteld - onze Zwem-les bij een ouden Doesborghnaar die maar één boek bezat en in zijn leven gelezen had en altyd op nieuw weder van voren af herlas ‘Huighens historie van Doesborgh’Ga naar margenoot+. - al die genoegens mijner kindsche jaren herdacht ik gisteren toen ik in de tuin van het oude famille huis (nu nog maar de helft van het oude) nederzat. - Ook mijne eerste verliefdheid als jongen van 11 jaar op een meisje dat tegenover mijn grootvader woonde. - Aan mijne jongste Tante (nu Tante Buijs) maakte ik de confidence dat ik niet slikken kon aan tafel van verliefdheid. - Platonische liefde! ‘S'il en fut!’ - want nooit sprak ik het meisje - maar leefde om haar naar school te zien gaan - er weer uit te zien komen - en om haar voor de raam te zien zitten. - Zij heette Ida Edeling - naderhand heb ik nooit meer van haar vernomen - en weet niet eens of zij nog in leven is. - - En nü - zijn op weinigen na allen gestorven, die mij toen met liefkozingen overlaadden, daar ik het eerste kleinkind was in den grooten famillekring. - En het gelui van den zwaren kerkklok hoor ik tegenwoordig niet dan met weêmoed. | |||||||||
27 MeiHeden kreeg ik een werk ter bezigtiging, getiteld ‘Aanrakingspunten tusschen Wetenschap en Kunst Naar het Engelsch van Z.E. den Kardinaal Wiseman. vertaald en met aanteekeningen vermeerderd door J.W. Brouwers Ridder van de Orde der Eikenkroon, Lid van de Koninklijke Akademie van Kunsten te Amsterdam.’ Leiden J.W. van Leeuwen 1864. En in die aanteekeningen vond ik het volgende
‘Ook hieruit blykt alweer, hoe Kunstbevorderend, hoe volksbeschavend de verwezenlyking zal zijn van het heerlyke voorstel, dat het vijftigjarig jubelfeest van de herleving onzer onafhankelykheid wil vereenigen in de Ga naar margenoot+stichting van het Museüm Willem I. Het verstrekt tevens ter verheerlyking onzer vaderlandsche kunsthelden; het zal het pantheon van Nederland worden. Doch hieruit blykt tevens dat, wil men - en men moet zulks willen - het door de Nederlandsche Natie te stichten Muzeüm ook tot het meest mogelyke nut der natie doen verstrekken, er voor iederen Nederlander vrije toegang moet zijn, zoowel voor een huisschildersjongen als voor de kweekelingen onzer teeken-akademie, zoowel voor den ambachtsman als voor den gepensioneerden professor der Hoogeschool. Wij zouden dus | |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
willen dat het Muzeüm, minstens op Zondag en bij andere kerkelyke of nationale feesten, kon bezocht worden, zoo niet gratis, dan toch voor een cent of wat.’ Welk een brutaal plagiaat van mijn pogen vóór nu reeds twee jaren! | |||||||||
28.Een tijding die mij zeer verheugt. - in den nacht van 25 op 26 Mei is de vrouw van mijn vriend v. Lelyveld te Hoorn bevallen van een zoonGa naar margenoot+. | |||||||||
29.Engelberts is bij mij geweest. Nu wordt het mij duidelyk waarom veel menschen na het afbreken van mijn engagement tegen mij party kozen. - Engelberts verzekert mij dat de H.r Quarles van Ufford zijn schoonvader hem verteld had dat iemand mij met een vrouw in Rotterdam over straat had zien gaan kort voordat mijn engagement af was. Van morgen gaf ik hem dezen brief aan zijn schoonvader mede. Hoog Welgeboren Heer Henri verzekert mij dat aan UE. is verhaald - dat iemand mij kort voor het afbreken van mijn engagement in Rotterdam in gezelschap eener vrouw, over straat heeft zien gaan. Ik doe nu, wat elk man van eer, en U zelf, in mijn plaats doen zoû - en verzoek u mij de naam te willen noemen van hem die U deze lasterlyke onwaarheid mededeelde Met de meeste Hoogachting enz: - | |||||||||
Ga naar margenoot+1 JunijOntving een brief van de vrouw van Henri Engelberts die mij verzoekt aan de zaak geen gevolg te geven om Henri niet in verlegenheid tegenover zijn schoonouders te brengen. - Zij schrijft ‘de bron waartoe u zoû opklimmen is welligt een burgerman of schooljongen, die zal gedacht hebben u te zien. -’ N.B. ik was vóór den eten terug en 's morgens naar Rotterdam gegaan, had even den tyd om bij Hancken een kies te laten plombeeren en mijn oude knecht Termate te bezoeken, deed dit in een vigilante en sprak niemand. Ik antwoord Mevrouw, dat ik om de oude vriendschap voor Henri de zaak zal laten rusten, maar dat zij moet bedenken dat zij mij verhindert een lasteraar te ontmaskeren, dat die leugen fatalen invloed kan gehad hebben en in de toekomst uitoefenen op mijn lot, en dat ik wensch dat zij en haar kinderen voor dergelyke onverdiende en eenzijdige veroordeling mogen bewaard blijven enz. - | |||||||||
2 JunijGisteren de Rotterd.e laster aan den H.r de Waldkirch Ziepprecht mededeelende vernam ik een geheim omtrent de geboorte van Marie Anemaet dat mij tijdens mijn engagement anoniem gemeld werd, doch door mij als een onwaarheid verworpen werd. - doch nu opnieuw mij dankbaar doet zijn dat ik den moed had dat voorgenomen huwelyk af te breken. - Ik begrijp de geste van den ouden H.r A., toen hij eens op een middag met de handen aan het hart voorover gebogen wegsprong uitroepende ‘de groote confidence komt nog naderhand!’ - waarvan ik toen niets begreep en naauwlyks op lette. | |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
Ga naar margenoot++
| |||||||||
7Heden heb ik plaat 8 der Hier en daar gecorrigeerd: meer dan één uur heb ik bij Bos zelf aan den steen zitten werken voordat ik de expressie der koppen die den Beau Van der Van omringen geheel naar mijn zin had. - De eerste maal had Last beter mijn teekening gecopieerd. - maar toen was de steen op een raadselachtige wijs niet alleen onderweg gebroken - maar zelfs geheel afgeschilferd. - | |||||||||
Ga naar margenoot+10.Schreef van avond aan mijn Tante Bouricius
‘Niet ééne reden heb ik kunnen vinden die de reeks van hatelykheden regtvaardigt die ik daar straks van U en uwe dochter moest ondervinden. - God weet het en ik wil er op sterven dat ik mij niets jegens Ulieden heb te reprocheeren. - Integendeel deed ik u en de uwen goed waar ik kon. - Maar hierachter schuilt weder de oude kwaadsprekendheid en laster. Gelooft die en vergeet uw neef
Ver Huell
Het eten stond klaar: ik heb maar even een stuk vleesch gegeten en ben naar Beekhuizen geloopen. - Mijn Tante Bouricius die ik lief had, zoo goed mogelyk bij mij ontving. - nu logeert zij bij Oom de Vaijnes en Willemine. - en ook zij wordt mij vijandig. - Zoo wordt de laatste band die mij aan de familie mijner Moeder hechtte afgescheurd. Maar de kelk der beleedigingen is vol en ik moet rust hebben. | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
Dit is onwaar - want voor eenige dagen nam zij mijn uitnoodiging aan en Fannij zeide terstond dat zij dan verlangde geëxcuseerd te zijn. - Zoo wordt met dorre, kleingeestige bisbillesGa naar margenoot+ de zomer wij weder vergald. - Ik antwoordde - maar had het misschien niet moeten doen:
Ga naar margenoot+Geachte Tante U is er van overtuigd dat ik gevoel genoeg heb om te bemerken hoe uw dochter, zeker op instigatie van anderen, op alle manieren en bij alle gelegendheden het vermijdt om met mij in 't publiek gezien te worden. Gijlieden hebt eeuwig het woord hartelykheid in de mond: nü was de gelegendheid daar om mij, door U over zulke geheel onbillyke en kleingeestige préjugé's heen te zetten, het welgemeende uwer hartelykheid te bewijzen. Uw beider toon, was in dat ééne kwartier zoo kwetsend - de wijze waarop Fannij mij deed voelen dat zij van alle uitgaan met mij liever verschoond bleef (ook van een toertje naar Wolfhees, ook van een visite naar Ziepprecht enz:) uw beschuldiging dat ik u niet in de oogen dorst te zien, dus van onopregtheid; iets waarvan zelfs mijn vijanden mij niet beschuldigen - wel van het tegendeel. - uw beider volkomen koudheid, ik weet niet hoe ik het anders noemen zal - het ging mij als een koud staal in mijn hart - dat alles heeft mij doen gevoelen dat ik, alleen als ik sta, van mijn famille geen ware vriendschap meer te wachten heb. Uit oude souvenirs blijven u en de uwen mij heilig, doch laat ons in dit leven, waar intrigue en laster zoo magtig zijn, elkaar niet meer spreken. Ik dank u voor het goed dat u mij deed, zoo ik u en de uwen goed blyf behandelen beschouw het dan als door mijn moeder gedaan, maar vergeet geheel uw neef Ver Huell P.S. Ik ben nog goed en wil het blijven. Maar die altyddurende speldenprikken zouden op den duur mijn hart verbitteren. _____ Tante is bij mij geweest - gewoon geraciocirationneerGa naar margenoot+ - tracht te pallieerenGa naar margenoot+. - begrypt te ver te zijn gegaan, enz - _____ Ga naar margenoot+Schrijf aan Tante Bouricius.
Enfin! laat ons vergeven en vergeten - waarom? omdat Fannij nooit zóó uit haarzelve zoû gehandeld hebben. Maar zowaar ik Ver Huell heet, negeer ik voortaan alle famille die ik merk dat geloof slaat aan kwaadsprekendheid en laster, die verraderlyke wapenen der lafaards, afgunstigen en oppervlakkigen. Wanneer willen u en Fannij mij de eer bewyzen om eens te komen dineeren bij etc: _____ Zond heden een fantastische Novelle getiteld ‘Mijn Oom Aquilinus’Ga naar margenoot+ naar de Nederland, voor 1.o Julij. - | |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
23 J.De echtgenoote van J. van Outeren (Mej.w Reepmaker) is 12 Junij van een zoon bevallen, die naar mij Alexander is gedoopt. | |||||||||
30 JunijDaareven schrijft Tante BouriciusGa naar margenoot+ (hier bij mijn oom H.d.V.Ga naar margenoot+ nog logeerende) ‘Eergisteren bij eene brave, goede oude kennis vertoevende, deed het mij genoegen van die opregte Mevrouw Buddingh (W.W.) zachtjes aan mijn oor te vernemen ‘Lieve Lise ik heb Marie Anemaet van haar jeugd af gekend, ik ken Ver Huell maar tot ons opregt leedwezen frequenteert hij ons huis nu niet, maar wenschen wij hij terug bij ons keere. Ik be-Ga naar margenoot+tuig geheel overtuigd te zijn dat die vrouw niet voor hem konde zijn geschikt, en hij haar niet vroeger gekend heeft! met haar niet gelukkig zoude zijn geweest. - Zij was te futil en veel te engageant met een ieder! Hij had gelyk hoe treurig dan ook het zoo verre gekomen was, toch gelyk het afgebroken te hebben. Hij doet wel en edel van het meisje niets ten ongunste te willen zeggen, maar harmonie konde er niet bestaan. enz:’ | |||||||||
4. Julij.Voor eenige dagen kreeg ik een briefje van de H.r Nijhoff die mij vroeg of ik ook papieren had betreffende 1799-1811 voor Vreedes Geschiedenis der DiplomatieGa naar margenoot+. Ik schreef aan Prof.r Vreede zelven, zond hem een boek, verwees hem naar het Leven van den Ad.l V.H.Ga naar margenoot+ - Kreeg antwoord waarin hij en [?] schreef van ‘schijn van éénzijdigheid’ die hij wilde vermijden, etc: - Ik ken zijn hevige Antinapoleontische eenzijdigheid en antwoordde in dien geest, en daar hij sprak van hen die het Trojaansche paard hadden helpen inhalen, betuigde ik te wel te weten dat hij de oproermakers die het Trojaansche paard hielpen inhalen niet zoû verwarren met hen die toen het ingehaald was zich niet schuil hielden om nadat anderen het Dier geveld hadden, veel lawaai van hun gemakkelyke vaderlandsliefde te maken - doch met opoffering van hun rust het eenmaal opgelegde juk zoo dragelyk mogelyk trachtten te maken etc. - Hij antwoordde mij het Leven te kennen en dat in 1799 en 1806 en 10 Oom, door Napoleonsgezindheid dingen gedaanhad ‘sur lesquels il faut passer condemnationGa naar margenoot+. - Ik antwoordde in 99Ga naar margenoot+ niets te kunnen gissen van dien aard, wees op een onnaauwkeurigheid in het Leven van Oom door mijn Vader opgeteekend en vroeg naar die condemnable feiten te mogen kennen ten einde ze onpartijdig te weerleggen. - Ga naar margenoot+Wees verders op de onverzettelyke wil van Napoleon getuige de ridicule rol die Schimmelpenninck speelde toen hij eerst quasi op de jagt was, zich toen ziek hield en eindelyk met het sarcastisch gezegde van Napoleon ontvangen werd “Ze zeiden dat je ziek was en je bent zoo vet als een Kanunnik.” - Stel u in hun plaats, in die omstandigheden’ schreef ik. - Echter bood ik aan alle verlangde inlichtingen te geven. - | |||||||||
25 Julij.Voor acht dagen heb ik een allergelukkigsten dag bij mijn ouden vriend Henri Engelberts op Villa-nuovaGa naar margenoot+ doorgebragt. Ik reed over Doesborgh, Hummelo en Hengelo er heen en kwam terug over Zutphen. - Ging om 7 uur en was eerst tegen 12 bij hem. - Weldra zal de spoorweg zulk een togt tot de Mythen-wereld religeeren - Wij wandelden den door mijn beroemden neef den dichter Staring zoo schoon aangelegde Wilden- | |||||||||
[pagina 147]
| |||||||||
borghGa naar margenoot+ door: het hout is nu in zijn vollen wasdom en overal hoorde men het vrolyk zingen der vo[l]gelen. - Met aandoening betrad ik die paden door den gevoeligen schrijver begaan. - ik trof er vele sombere, romantische plekjes aan. - o.a. een open rond tusschen de hooge, donkere dennen - waar de zonnestralen speelden tusschen honderden planten en heesters - ook een breede lindenlaan, met lage zich wijd uitstrekkende takken, die heerlyk geurden en waarin de vrolyke bijen gonsden. - Even bezochten wij de kerk waarin mijne groot-moederGa naar margenoot+ begraven ligt. - Bij den ingang een zerk der HacfordsGa naar margenoot+. 's Avonds wandelden wij naar het Kasteel van VordenGa naar margenoot+, thans toebehoorende aan den H.r v.d. Borch. Nimmer zal ik het rembrandtisch effect vergeten van een straal der ondergaande zon die door het oude diepe venster langs een paar eeuwenoude stoelen, de geheele lange zaal door, aan de overzij een gloeyend vierkant op het goud lederen behangsel teekende. _____ Ga naar margenoot+Van morgen is Dirk van Leeuwen (offic.r van de Regtb.k te Alk.r)Ga naar margenoot+ bij mij geweest; het deed me onuitsprekelyk veel genoegen den goeden, vrolyken Kerel eens weêr te zien, mijn ouden Compagnon van eene reis naar den HartzGa naar margenoot+, Weenen, Berlijn, Sachsischen-Schweiz, Saltz-Kammergut (Ischl, Saltzburg, Halstadt etc:) den Donau, Neckar en langs den Rhijn terug. - Ik rappeleerde hem hoe wij te Wiesbaden eerst zooveel wonnen dat wij plan maakten om in Parijs eenigen tijd te gaan hoezeeren - en daarop in één avond zooveel verloren dat wij hals over kop dag en nacht door naar huis moesten, per laatsten rang en bijna op water en brood. - alleen hadden wij réligieus een som apart gehouden waarvan wij te Keulen een kist beste Eau de Cologne voor de Oudelui kochten. Heden ontving ik een proef van No. 12 Hier-en daar, HoffmannGa naar margenoot+ voorstellende omringd van een fantastieke wereld van beeldjes (eigenlyk Idéalismus en Réalismus.) - Naar mijn penteekening op steen gebragt door een Carel A. Eckstein, redelyk goed. - Waarom hij echter onder de plaat geteekend heeft E.v.H. begrijp ik niet. - _____ Zondag voor acht dagen zag ik op de plaat tegenover Hulkesteijn het lyk van een fotograaf die in het Hotel BastGa naar margenoot+ logeerde, opvisschen. - Geheel gekleed met gouden horologie en ketting en een gouden ring aan den vinger. - De zon scheen helder, overal zag men wandelaars: - in een boot werd de drenkeling naar de schipbrug gesleept door de jongens die zongen ‘en hij kwam nooit weerom! en hij kwam nooit weerom!’ ‘Piet heeft er een goeyen aan!’ zei een der jongens. - Ik vroeg aan een diender wat hij ontvangt die een drenkeling aangeeft. - Een gulden. - | |||||||||
Ga naar margenoot+Dingsdag 2 Aug.sging ik met J. van der Elst naar Amsterdam en den volgenden morgen naar Leiden. - Vonden de stad zeer verfraaid en veel welvarender. - Grachten gedempt, wandelingen aangelegd, poorten ge- | |||||||||
[pagina 148]
| |||||||||
Alexander Ver Huell, Hoffmann de phantast.
Uit: Hier-en-Daar, schetsen uit de
portefeuille van A.V.H. (Arnhem, 1864), prent nr.
12.
sloopt. - Binnendyk de oude, geestige knecht van de Societeit was kastelein van place-royal Ga naar margenoot+ en ik logeerde bij hem juist tegenover mijn oude studenten-kamer op de hoek van het RapenburgGa naar margenoot+. - Alle oude kennissen waren zeer hartelyk. - Aten place royal en gingen 's avonds naar het paardenspel. - Den volgenden dag naar de manége:Ga naar margenoot+ de oude piqueur Stegerhoek op reis - zijn zoon Kees zeer beleefd - strenger wettenGa naar margenoot+ tegenover de jongelui - doen 's nachts niet open, geven geen paarden aan jongelui après-boire etc: - wandelen in en om Leiden. - 's avonds ga ik naar de schilder Cornet op 't Utrechtsche veer. - Hij wordt nog eenzelviger dan ik zelf - Den volgenden dag wandelde ik met hem en v.d. Elst naar Katwyk a. zee. - Badende burger-meisjes met crinolines. - onderweg waterrat einsiedlerGa naar margenoot+ etc: - Komen met de omnibus terug. - Breng 's avonds v.d. Elst naar Leiderdorp die naar Alphen moest. - en vertrek om 9 uur naar Amsterdam. - Den volgenden dag naar Zaandam en 's avonds naar Arnhem terug. - (Czaar Peters-huis. - Beleefde kastelein. Engelschen en Oude Kaas [?]. - | |||||||||
[pagina 149]
| |||||||||
Maandag. Wandelen 's morgens over den Steenen tafelGa naar margenoot+ naar Klarenbeek. Drinken daar koffij. - na den eten Thee op Sonsbeek ... - (tour) Dingsdag. Wandelen naar Oosterbeek (v. Em[b]den) koffij, DunoGa naar margenoot+, HunenschansGa naar margenoot+. - Regen. - Eten in Oosterbeek, in den DoornkampGa naar margenoot+. - Regen. - Eerlyke koetsier. - Betaal hem dubbeld. Woensdag. Gaat Beaujon visites maken. - Blijven voor den eten te huis om de passage der honderde Arnhemmers te zien die gaan kijken naar het vertrek van den pleziertreinGa naar margenoot+. 2500 personen. Ga naar margenoot+'s Avonds komt de oudste zoon van Tack bij mij. - Men laat dien jongen dunkt mij te veel vrijheid. - Hij is niet meer op school! Scheen met studenten aan de rol te zijn geweest. - Tack wil zijn zonen niet zien. - Wie zorgt nu voor hen? - Ik gaf hem de raad van als oudste broer een nobel voorbeeld aan zijn jongeren broeder te geven enz: - Ik zal echter v.d. Elst hierover schrijvenGa naar margenoot+. | |||||||||
Dond.g's Morgens per spoortrein naar Zevenaar Beaujon verhaalt mij over den H.r v. Nispen het lid van de 2.e Kamer o.a. het volgende ‘dat hij er een eigen Kapellaan op na houdt, alle uiterlyke R.K. godsdienstceremoniën strengelyk observeert - doch dat hij eens aan B. zeide ‘meneer, wat zoû er van ons worden, van allen die groote fortuinen bezitten, zonder onze godsdienst?!’ - B. meent dat Groenianen en Jezuiten zich nog eenmaal coälizeerenGa naar margenoot+ zullen. - dit voorzie ik ook. - mogelijk zal dan het gezuiverde liberale principe weder Nederlandsch-historisch-nationaal worden. - Op den ElterbergGa naar margenoot+ was het lieve koepeltje waar ik voor eenige jaren met J. Tack nog zulk een genoegelyken dag doorbragt, verdwenen. - In het logement (posthuis) van Laag Elten werd mij een magnifiek antiek glas, inhoud 7 flesschen, te koop aangeboden voor ƒ300,- per spoor terug. | |||||||||
Vrijdag 12.Vertrekt Beaujon. Zaturdag. Bezoek van J. Castanien uit Rotterdam. Hij logeert met zijn oom Bakker en zwager Reepmaker op BellevueGa naar margenoot+. - Hij vertelt mij dat Toon Hoijnck, het lid der 2.e Kamer, sukkelende is en de baden gebruikt. _____ Zondag Wandel met C. - Verneem dat Thieme op reis is. - Reeds lang zijn 10, 11 en 12 der Hier en daarGa naar margenoot+ gereed: - maar de uitgave wordt vertraagd. - zeker zijn de platen te anti-réalistisch voor de Heeren radicalen. - Ik zal echter zoolang God mij de kracht geeft, mijn weg blijven volgen. - | |||||||||
[pagina 150]
| |||||||||
Ga naar margenoot+Maandag.Breng C. op den trein naar Rotterdam. Zijn haar is reeds geheel wit. - Gelukkig is het mijne nog geheel bruin en nog even zwaar. - | |||||||||
Dingsdag 16.Ga 's morgens naar Utrecht. Tracht prof.r Vreede een bezoek te brengen, die echter uit wandelen was. - Hij woont op den Trans, naast prof.r Loncq. - Dineer op 't Vreeburg in Belle-vueGa naar margenoot+. - Koop bij een Jood een paar antiquiteiten. - Vind in Amsterdam het Log.t van LangGa naar margenoot+ geheel vol. - Krijg op de bovenste verdieping de kamer van zijn zoon. - Neem een kaart van ƒ5 voor het avondconcert in het Volks-paleisGa naar margenoot+. - 's morgens heeft de inwijdings-plegtigheid der opening plaats gehad. - Sarphati is met de leeuw gedécoreerd. - Deze Jood heeft eerst de St: der Amsterdammers geutilizeerd nu zal hij het hun vlijt doen. - Het innerlyke van het paleis van Volks-vlijt voldeed mij zeer. - de gaz-verlichting was overal gelyk en aangenaam. - Prins Frederik werd met fanfares begroet. - De koperen instrumenten der Grenadiers waren te sterk. - Mevrouw v. HoveGa naar margenoot+ zong pénible, door het geschuifel der rondwandelende menigte. - Een paar zijzalen waren met moderne en oude schilderijen, o.a. die van het chirurgijns-gild behangen. - C. Rochussen sprak mij aan - ik zeide hem te voorzien dat het Museüm Willem I zich in dit Paleis der nijverheid zoû oplossen - voegde er bij dat ik al lang gezien had dat daarvoor geïntrigueerd werd. - Hij zeide dat de architect GodefroidGa naar margenoot+ 5 ton wilde - en dat men nu met Eberson in onderhandeling was. - ‘met Eberson!’ riep ik verbaasd uit. - Mijn grootste en verraderlykste antagonist toen ik het eerst in Volk en Kunst voor het Museüm ijverde! - Ook Hofdyk sprak ik even. - Hij zeide mij ‘gij ziet dat je propositie gevolg zal hebben.’ - ‘Ja?’ vroeg ik - ‘welnu dan féliciteer ik er u meê’ - en ging verder. - | |||||||||
Ga naar margenoot+Woensdag.Ging naar Boazberg om een Molenbeker te koopen. - was echter versproken aan den H.r Enschedé uit Haarlem voor ƒ95. Ik bood ƒ100.- Ging naar Utrecht. - Vond prof.r Vreede te huis. - Een man van middelbare groote. - zenuwachtig gejaagd pratende. - vulgaire kop. - rood van kleur. - grof krullend haar, aan de slapen nog al opstaande - hij draagt een bril. - In zijn zit kamer (zijn werkkamer zeide hij dat geëncombreerdGa naar margenoot+ lag) hing aan den schoorsteen het portret van Schimmelpenninck naar HodgesGa naar margenoot+. - tegen de muur de groote plaat der Nationale vergadering der Bataafsche Republiek. - als pendant de Fransche gravure van de laatste maaltyd der GirondinsGa naar margenoot+. Ook een jeugdig portretje van van de Cappellen. - op den grond kinderspeelgoed., Nog een paar Bijbelsche gravuren (modern) aan den muur. - Ik zeide hem ronduit dat ik hem geen papieren van oom zond omdat ik gemerkt had dat hij de positie van mijn oud-oom niet geheel uit een niet eenzijdig oogpunt beschouwde en dus later welligt zelf die papieren zoude noodig hebben tot wederlegging zijner politieke oordeelvellingen. - Hij las mij eenige brieven van v.d. Goes (secret.s van Schimmelpen[ninc]k (ook partijdig) voor, en ook eenige van Brantsen. - Vreede zocht blykbaar naar eenige bewijzen à charge - doch wat _____ _____ hij mij deed opmerken, was mijns inziens geheel conform aan hetgeen in het Leven van den Ad.l ook voorkomt. - Ik vroeg hem of het waar was dat de H.r P. Vreede leverancier was geweestGa naar margenoot+ van kleederen aan de Armée en de | |||||||||
[pagina 151]
| |||||||||
InvalidenGa naar margenoot+? - Hij antwoordde daar niet veel op. - Wij scheidden vriendschappelyk. Ik beloofde hem te zullen nazien of ik hem eenige papieren kon zenden. - | |||||||||
Ga naar margenoot+20 Aug.s Zat.gVond gisteren eenige uittreksels uit brieven aan Prof.r Vreede en zeide hem dat ik verheugd was bij hem te zijn geweest, en dat het mij gespeten zou hebben zoo wij aan onze gemeenschappelyke vijanden de voldoening hadden gegeven van ons om eene personele opvatting in een pennestryd te zien gewikkeld, die altyd aan beide partijen giftige wonden toebrengt etc: - Ik wees hem op de réligieuse overtuigingen die mijn oom als met de moedermelk had ingezogen en die geheel zijn leven zijne handelingen bestuurden etc: eindigende met hem te betuigen dat ik, hoewel veel liever mijn tyd willende wijden aan de studien [m?]ijner geliefde Kunst, echter zoo ik een' man dien ik eerde zag miskennen, zelfs tegen hem (Vreede), hoewel volkomen bewust zijner veel grootere kunde en geoefendheid, de pen zoude opvatten. - ik verzocht hem mij in ronde woorden de grieven die hij tegen mijn oom had op te willen geven, daar ik niet twijfelde of ik zoû die kunnen weerleggen. - enz. _____ Al mijn platen zijn lang gedrukt - en toch hoor ik van niets. - Thieme zocht reeds laatst spijkers op laag water. - Bij Bos zijnde zag ik daar een teekening van de Tydspiegel geteekend AVHGa naar margenoot+ Daar zit D.o Keyzer achter, de redacteur van den Tydspiegel. - Reeds eenmaal speelde hij een valsche rol tegenover mij. - Toen ik een ondeugend doch volstrekt niet scherp versjeGa naar margenoot+ had geplaatst in den Spectator tegen eene dame die geweigerd had mijn plaat Een waar vriend in haar Leesgezelschap optenemen, verscheen er kort daarop een tegen de Aristokratie allerhatelykst anoniem artiekelGa naar margenoot+ in de Tydspiegel. - Spoedig merkte ik dat men mij voor den schrijver hield Ga naar margenoot+- ik sprak den H.r Gevaerts van Simonshaven die mij vertelde in gezelschap te zijn geweest met D.o Keyzer en dat deze (Red.r in den T.) door het niet te ontkennen een ieder in de waan had gelaten dat ik de schrijver was. - Later vernam ik dat hijzelf de schrijver was. - Die man heeft mij als als D.o nooit bevallenGa naar margenoot+, altyd hevig, scherp, vol rancune tegen de Aristokratie, waarvan hij als student, zoon zijnde eens kosters, veel te lijden had (althans hij vertelt dit aan zijn vrienden) - is hij zeer geschikt voor pamflet-schrijver maar mist hij alle christelyke deugden. Onophoudelyk buigende en scherp kugchende en zijn keel schrapende komt het kleine, knoestige, tanige, borstelharige manneke binnen. Knap is hij - doch wat hij meer is, durf ik nog niet te bepalen. - Dat hem mijn teekenen en schrijven tegen het matérialisme en réalisme niet bevalt - heb ik al meermalen gemerkt - Wat is hij dan? | |||||||||
30 Aug.sHeden zond ik aan Gustave Doré met den trein van 6 een bon van vierduizend francs op het huis Rothschild. - In zijn brief van 27 l.l. schreef hij mij dat hij den ‘volgenden dag’ probablement mij reeds de schilderij zou zenden. - Mogelyk had ik beter gedaan met te wachten tot ik de schilderij van Doré zelve had. - Doch van hem is geen bedrog mogelyk - en tegenspoed is toch niet te voorkomen. Het is een schilderij die ik voor jaren op een Tentoonstelling zag. - Een | |||||||||
[pagina 152]
| |||||||||
beeldhouwer der Middeneeuwen aan een gotischen Toorn werkzaam - en cherubim uit den steen houwende, geïnspireerd door de Engelen die hem omringen en zijn werk beschouwen. - Doré heeft willen schilderen de inspiratie der kunstenaren die de groote Europesche Gothische monumenten daarstelden. - _____ Ga naar margenoot+Sedert mijn Tante op een bepaalden toon mij vroeg ‘Komt uw vriend Lelyveld haast - hoor je niets van je vriend Lelyveld’ (dien zij volstrekt niet kent) - hoor ik niets meer van hem - beantwoordde hij mijn laatsten brief niet. - Zoû men dezen mijn oudsten en trouwsten vriend ook met mij gebrouilleerd hebben? | |||||||||
1 Sept.rZond heden aan prof.r Vreede ten geschenke den volgende brief van Koning Louis.
Fragment van p. 196 waarop een geciteerde brief van
koning Lodewijk Napoleon met de nagebootste
handtekening.
No. 2 Ga naar margenoot+ Monsieur L'Amiral Ver Huell, Ministre de la Marine, J'ai reçu votre lettre du 1o. J'approuve toutes les dispositions que vous avez prises. Je n'ai | |||||||||
[pagina 153]
| |||||||||
point été surpris de ta démarche de Monsieur de Schimmelpenninck, et je conçois que sa santé l'oblige de reconcer à tout espèce de place. Je désire que vous, Monsieur Gogel, et Monsieur van der Goes puissiez me tenir prêt, pour le jour de mon arrivée, un projet sur ce qu'il conviendra de faire le Lendemain. Le jour même je recevrai les Ministres, le President de leur hautes puissances, les anciens sécretaires d'Etat, le Général Michaud et le ministre Dupont Chaumont. Je passerai la journée de demain à Bruxelles et probablement je serai à la Haye Mercredi. Sur ce, Monsieur l'amiral Verhuel, que Dieu vous ait en sa santé et digne garde.
Louis
Cambraij 15 Juin 1806 _____ Ook een brief van den H.v. Bijlant HaltGa naar margenoot+. -
Ga naar margenoot+Het is de eerste heden en nog is de schilderij van G. Doré niet gekomen. - Ik wil mij op het onaangenaamste voorbereiden. - Want hoeveel tegenspoed is niet denkbaar 1. De twee douänen die zij passeren moet van Belgie en Holland. 2. de jalouzij de afgunst die men jegens Doré koestert - 3. de vijandschap tegen mij in ons land en 4. het belang dat kunstkoopers en onze tegenwoordige radicale matérialisten er bij hebben dat zulk een stuk niet in het land kome. - De hemel geve dat ik mij vergis. - maar nimmer maakte een schilderij op mij zulk een calmanten, zachten, reinen indruk als deze nobele, dichterlyke schepping van den génialen Doré. - Ik schreef hem dat alleen als ik ben die schilderij voor mij een ‘compagnon et ami’ zoude wezen. | |||||||||
Zondag 4.De schilderij is er nog niet. - Krijg een brief van G. Doré uit Baden-Baden gedateerd 3 Sep.r waarin hij schrijft ‘Veuillez de votre cote monsieur me rassurer par un mot d'écrit en me disant si vous avez reçu ledit tableau.’Ga naar margenoot+ Ik heb hem terstond geschreven dat het er niet was - en tegelyk hetzelfde aan zijn broeder in Parijs gemeld. - _____ Hoeveel redenen voor ongerustheid! - _____ Het geld heeft hij ontvangen. | |||||||||
5Ik begrijp niet waarom Lelyveld mij geen woord schryft. - _____ Zoû men mijn plaat van de Hier en daar tegen het Materialismus (zie 25 Julij)Ga naar margenoot+ zoo onbegrijpelyk lang ophouden, tegen al mijn aanzoek om haast te maken in, opdat het stuk van Jan HollandGa naar margenoot+ in het September-nummer van de Tydspiegel mijn idée gestolen en verwerkt heeft? - | |||||||||
Ga naar margenoot+7 Sep.rGisteren avond kreeg ik eindelyk mijn mijn heerlyke Doré - nog schooner, dichterlyker, edeler dan ik het mij meende te herinneren. - Ik zelf brak de met 100 nagels vastgespykerde kist open, sloeg mij op de vingers, | |||||||||
[pagina 154]
| |||||||||
greep in de spijkers dat het bloed mij langs de handen liep - maar dáár stond de uitmuntende schepping voor mij! Het is er dag op - het krieken van den morgen - dit strookt ook beter met de idée dan een avondstond. - Hoe innig rein is de conceptie, hoe eenvoudig, verheven waar de uitvoering. - Ik kan mij naauwlijks voorstellen dat zij, mijn eigendom is, die dochter van Doré's génie, waarop ik, van het eerste oogenblik af dat ik ze zag, smoorlyk verliefd was - gisteren kwamen mij de tranen van erkentelykheid en geluk in de oogen. - Wat zoû mijn vader genieten zoo hij nog leefde! Het is alsof de verre toonen van een hemelsch orgel mij uit deze voorstelling tegenruischen - zoo hoorde ik ééns in mijn leven bij het zien van een landschap in de Graafschap Bentheim, de pastorale van Beethoven - ik hoorde ze en luisterde er naar. - En in Parijs, op de Boulevard des Italiens trachtten de directeuren (?) mij op alle manieren er van te dégouteren dit werk van Doré te koopen. Was dit kunstkoopers-intrigueren, of politiek of afgunst? - ik weet het niet. -‘Monsieur, ses tableaux sont excessivement chers’Ga naar margenoot+, zeiden ze mij, ‘vous en Ga naar margenoot+trouverez ici de bien plus beaux, que vous aurez en meilleur marché! G. Doré est dessinateur - mais il peint médiocrement. - c'est un garçon très fortune, qui ne se soucie guère de vendre ses tableaux etc:’ Zoo zullen zij menigen amateur afschrikken. - maar ik zag niets dan die schilderij - en droeg er het beeld van mede in mijn hart. - Hij noemt haar ‘Un sculpteur du moijen âge inspiré par des anges.’ - Die schilderij, ik voorzie het, zal in den toekomst licht voor mij verspreiden over menig somber oogenblik. - Ik ben innig dankbaar dat ik haar mag bezitten. | |||||||||
16 September.Men schijnt er nu eindelyk ook in te zijn geslaagd om mijn ouden en besten vriend H. van Lelijveld met mij te brouilleren. - Geheel in 't voorjaar schreef hij mij plan te hebben van bij mij te komen. - Ik antwoordde dat hij het dan niet zoo laat doen moest als te vorigen jare - en na dien tyd heb ik taal noch teeken van hem vernomen. - Hij, dien ik zoozeer achtte en die zulk een trouw, waarachtig vriend voor mij was. - Toen, vóór maanden reeds, zekere Tante die hem niet kent en nimmer sprak, mij geheel onverwachts vroeg ‘Hoor je wel eens wat van je vriend L?’ overviel mij een angstig voorgevoel van wat nu gebeurt. - Ik schreef hem een maand geleden - doch, altyd in de hoop dat ik mij vergiste, wachtte ik - schreef weder een brief 11 September, den verjaardag mijns vaders. - doch stelde de verzending weder uit, denkende, morgen zal mogelyk zijn brief komen. - Nu liggen mijn twee brieven daar nog - wat zal ik doen? - Indien ook hij mij verlaten heeft - voel ik dat mijn hart zal wegsterven. - _____ Ga naar margenoot+Mijn platen in de Hier en daar liggen reeds lang klaar - maar dan eens is de drukker niet te vinden - dan de lithograaf - zoodat ik al genoodzaakt was er 6 in plaats van 3 te geven. - _____ Voor Thieme's Geldersche Almanak teeken ik twee plaatjes van Doornenburg en schrijf ik een bijdrageGa naar margenoot+. _____ | |||||||||
[pagina 155]
| |||||||||
Alexander Ver Huell, Het slot Doornenburg, tekening bij het gelijknamig artikel in Geldersche
Volksalmanak voor 1865. Staalgravure van C.L. van
Kesteren.
Ook mijn oude, trouwe knecht heeft men geleerd mij te traiterenGa naar margenoot+. - doch voor een paar dagen vroeg ik hem ernstig ‘Hendrik, heb ik je niet altyd goed behandeld? - heb ik je niet altyd fatsoenlyk behandeld? - heb ik u ooit in 't minste getraiterd? Welnu laat dan menschen die mij vijandig zijn ook geen invloed op u uitoefenen.’ Hij heeft dit gevoeld en na dien tyd hoorde ik van hem de sarrende flaauwiteiten niet meer, die zoovele bekenden en onbekenden binnen 's monds mij toegrijzen. - ‘Ha’ denk ik dan ‘dat zijn er die zich mijn “Laster[”]Ga naar margenoot+ of Krytkrabbels of Geweten of Is 't waar of niet hebben aangetrokken.’ Geheel mijn geluk heb ik gesteld in mijn intellectuële ontwikkeling, mijn teekenen, schrijven, schilderen, muziek - zoo men echter mijn goede, brave bedienden ook van mij vervreemd, moet ik mijn huis sluiten en op kamers gaan wonen. - Twee kamers te hebben is ook altyd mijn idéaal geweest van comfort. _____ v. Outeren blijft altyd een trouw vriend. Hoeveel tegenspoed heeft ook hij niet! _____ De zomer is voorbij - en welk een zomer! Bijna altyd, zelfs in de hondsdagen nachtvorsten. | |||||||||
[pagina 156]
| |||||||||
Ga naar margenoot+Sep.r De 18.nheb ik een waarlyk uitstekend schoon schilderijtje van J.L. Cornet uit Leiden gekregen. - Willem IGa naar margenoot+ voorstellende in zijn studeervertrek. - De pose, de kleur, de uitvoering, alles is, ik zou haast zeggen, volmaakt geréusseerdGa naar margenoot+. - Ik had alleen wel een degen of helmGa naar margenoot+ aan de wand willen zien. Hij vroeg het leege kistje terug; ik heb het met 't bijschrift ‘Stilleven’ Dood wild - [?]Ga naar margenoot+ natuurlyk - na het leven. - 'en drie patrijzen er in aan hem teruggezonden. - Hij is een brave kerel - maar tegenwoordig wat te eenzelvig. - Veel heeft hij aan de familie Kneppelhout en later aan de H.r De Gijzelaar (die zijn uitmuntende collectie prenten aan het Kabinet te Leiden schonk, onder voorwaarde dat Cornet in zijn plaats Directeur zoû worden) te danken. - Hij is een burgerjongen en zijn broer is nog timmerman. - maar nu is hij althans onafhankelyk en woont met zijn zuster in een klein huis op het Utrechtsche veer te Leiden. _____ Gisteren heeft C. Kneppelhout den dag bij mij gepasseerd. - ik las hem den volgenden volzin voor uit een brief, dien ik juist uit de OostGa naar margenoot+ ontving, van mijn neef R. Bouricius ‘Met de libérale denkbeelden wordt de boel hier mooi in het honderd gestuurd en God weet waar het mede eindigen zal. Het ontzag is er vooral uit en alleen een ijzeren hand en gedeeltelyke terugkeer tot het oude stelsel is in staat weer goed te maken wat verknoeid werd.[’] _____ Eergisteren zond ik mijn stuk over 't slot Doornenburg aan de Redactie van de Geldersche Almanak. - er komen twee plaatjes bij. | |||||||||
Ga naar margenoot+26 September.- Op mijn beide meiden kan ik bemerken dat men nu ook influënceert en haar de eerbied die zij tot nu toe voor mij hadden tracht te benemen. - Ik dacht niet dat het mogelyk was dat een geheele stad zich zoodanig zoû kunnen verlagen om op een allerlafste, flaauwe manier één enkeld mensch te traiteren, en dat zonder reden; want hier in de stad weet ik niet dat ik ooit iemand beleedigd heb. - In mijn laatste cahier kunnen mogelyk een paar personaliteiten gevonden worden - maar vroeger heb ik er mij steeds op gestileerd jegens een elk even beleefd te wezen - en in mijn werken heb ik alleen het kwade en dwaze in algemeene trekken gegispt. - Maar - ik sta alleen en heb behoefte aan een afgezonderd, eenzelvig leven. - Op mijn gedrag, op mijn zedelykheid kunnen zij niets vinden - nu trachten zij mij te ridiculizeeren. God moge mij steunen - ik ik zelf moge mijne zielskracht behouden! _____ Ook met mijn Hier-en-daar plaagt men mij zoveel mogelyk. - No 10, 11 en 12 werden opgehouden tot dat Thieme uit de stad ging en ik er niets aan doen kon. - Nu zoû er 6 (van 10-15) uitkomen - en gisteren waren ze al gereed, de vorige week was 15 gedrukt. Nu gaat Thieme weder onverwachts uit de stad, en laat alles liggen ‘omdat het bepaald was dat het WoordenboekGa naar margenoot+ eerst zoû verzonden worden!’ Waarom - zei ik hem - zeidet gij mij dat dan niet - daar het immers bepaald was? - Hij beloofde mij dat het naar de Tijdspiegel zoû verzonden worden. - Indien dit dan maar gebeurd. _____ | |||||||||
[pagina 157]
| |||||||||
Ga naar margenoot+Van daag kwam de arme kleedermaker Kros dien ik dikwijls geholpen heb en onlangs zeer gerecommandeerdGa naar margenoot+ had aan den H.r Siepprecht mij bedanken daar hij een groote bestelling (ook liverijen) van diens schoonzoon den H.r van Harenkarspel had gekregen. Dat is ten minste een erkentelyk mensch. - Ik drukte hem op het hart nu zijn geluk te waarderen, dubbel zuinig te zijn met zijn groot huishouden en er niet op te bluffen bij zijn konfraters. enz: - | |||||||||
11Bragt gisteren een alleraangenaamsten dag door bij mijn vriend Kneppelhout van Sterkenburg. 'S morgens achter op zijn plaats in het bosch wandelende stoot de hond een haas op die regt op ons af het pad komt oploopen. - Ik gaf hem een slag met een stok met looden knop. Hij sprong in een sloot. Kwam er weer uit, wij liepen hem na, hij verwarde zich in het lies - een slag met mijn stok maakte een einde aan de par-force-jagtGa naar margenoot+. Ik zag een allerbelangrykste collectie van teekeningen het Sticht betreffende door Rogman, Saenredam, Pronk, Saftleven en anderen. - Wij reden door zijn uitgestrekte Dennenbosschen en zagen verscheiden notenkrakersGa naar margenoot+ (nucifraga, καρνοκατὰκτγς) een vogel die in bergachtige landen t'huis hoort. Een mannetje en wijfje nam ik meê om te laten opzetten. Sedert 1850 waren er geen in ons land gezien. - _____ De Hier en daar (10-15) zijn verzonden en geännonceerd. | |||||||||
Ga naar margenoot+17 Oct.Maandag Kneppelhout van Sterkenburg vroeg mij voor zijn werk de Gedenkteekenen in de Pieters-Kerk te Leijden om inlichtingen nopens eene Odilia van Arnhem in Leijden begraven. - Na lang zoeken vond ik eene Odilia v.A. vermeld die in 1625 overleden en met haar broeder in Leyden begraven is. - Nu schrijft hij mij dat de O. die hij bedoelt later moet zijn gestorven. - Ik zal van deze gelegenheid gebruik maken om eens na te sporen of er iets wat er nog omtrent de familie van mijne dienstbode Cornelia van Arnhem bekend is en op welke grondenGa naar margenoot+ hare nichten twee freules van Arnhem hebben willen procedeeren tegen de laatste freule Torck van Rosendaal die met een Pallandt is gehuwd en dan door welk huwelyk dit goed nu aan de famille Pallandt komt, terwijl er een praatje gaat dat de laatste vrouw van Rosendaal, weduwe van den kinderloos gestorven Johan van Arnhem (+ 1720) aan Torck Rosendaal bij testament gemaakt had op voorwaarde dat zoo de famille Torck Rosendael uitstierf Rosendael weder aan de Arnhems moest komen. - - Heden avond woonde ik de laatste vergadering bij van de Geldersche Maatschappij Prodesse Conamur.Ga naar margenoot+ Er waren weinig leden in den laatsten tyd, na Januarij geen leden die voordragten deden, de zaak kwijnde. - D.r Thijssen was de laatste president. - 16 leden behalven het bestuur waren tegenwoordig en met meerderheid van stemmen werd goedgekeurd het voorstel van den H.r Rinkes, ‘te trachten een LeesmuseümGa naar margenoot+ opterigten, als | |||||||||
[pagina 158]
| |||||||||
jonge spruit, geënt op den ouden stam van Prodesse.’ - In 1792 was het opgerigt - De oude NijhoffGa naar margenoot+ zal zich omkeeren in zijn graf van verontwaardiging en droefenis. - | |||||||||
Ga naar margenoot+Zat. 22 Oct.Ontvang het eerste bewijs voor 10% rente van 2 aandeelen in de International Hotel Company Ga naar margenoot+ £1″4. van Maart tot Sep.r 1864 van ƒ300.- De bibliothecaris NijhoffGa naar margenoot+ verhaalde mij van morgen dat hij het testament van de laatste vrouw van Arnhem te Rosendaal gezien had en dat daar geen bepaling ten gunste der v.A. voorkwam. - buitendien zijn er nog Torcks in W. Braband. - Gisteren ging ik bij de Not.s v. Rosenthal te Velp, doch deze had geen papieren de v.A. betreffende meer. - Een généalogie had hij aan den H.r v. Pallandt van Rosendaal afgestaan. Heden heb ik dezen geschreven en het bewuste stuk ter leen gevraagd. | |||||||||
24Het is noodzakelijk dat ik voordat ik ze vergeet, hier al de hatelykhedenGa naar margenoot+ eens opteeken waarop men mij tegenwoordig tracteert. Eerstens moet ik zeggen dat ik tegenwoordig slechts bij 4 familles aan huis kom, nak. de f. van Kattendyke, de Waldkirch Siepprecht, Weerts en v. Hasselt - dus geen gelegenheid om, al wilde ik het, lomp tegen de menschen hier te zijn of ze te beleedigen. - Men zegt dat het hun hindert dat ik steeds te huis zit en werk. - maar dit is onzin. - de haat is dus nijd of afgunst. - nijd omdat men zich herkent in de Is 't waar of niet, Krijtkrabbels etc: of omdat men er door anderen in herkend wordt. - Afgunst omdat ik een groot en mooi huis heb, en lieve schilderijen en wat fortuin. Ziehier de hatelykheden, kinderachtigheden waarmeê men om stryd of uit eigen kwaadaardigheid of opgezet door anderen, mij tracht te traiteren.
| |||||||||
[pagina 159]
| |||||||||
Ziedaar de belooning van alle schetsen die ik of in mijn hersenpan teruggedrongen of verscheurd heb omdat er maar een schijn van personaliteit aan was. - Doch men heeft o.a. in de Laster gelykenissen weten te vinden op menschen die ik nooit gezien had. - In de Hier en daar zijn een paar portretten, van lieden die veel zwaarder bestraffing van mij verdiend hadden. - Ga naar margenoot+Doordat mijn twee Roomsche dienstboden (niet Keetje van Arnhem) er ook toe op zijn gezet en vooral mijn oppasser sints eenige weken een geheel andere toon dan vroeger jegens mij voert merk ik dat de Jesuiten (om Volk en Kunst enz: enz:) er achter zitten - beter nog word ik het aan alle andere roomschen hier in het stadje gewaar. - Zoo men mijn laatste Hier en daar nu niet achterwege houdt zullen zij in het Nawoord zien dat ik mij door zulk sarren den mond niet laat snoeren. | |||||||||
30 Oct.Aan mijne Tante Buys schrijf ik heden morgen den volgenden brief.
Waarde Tante! In den treurigsten tyd van mijn leven, rekende ik, tegenover allerhande vijandschap, dubbel op de vriendschap van eene famille, voor welke ik van mijn jeugd af toonde ware genegenheid te gevoelen. Door haar gedrag echter gaf zij juist schoon spel aan mijn vijanden. Goddank schonken pligtsbesef mij moed en eenzaamheid mij troost. De herinnering aan het gebeurde, ligt mij echter nog te versch in het geheugen om althans in de eerste jaren aan wederzien te denken. Wees gelukkig met de uwen en geloof mij uw eerbiedig toegenegen neef
Ver Huell
_____ Aan J.L. Cornet te Leiden zond ik heden den Gelderschen Almanak voor 1865 waarin een stukje en 2 platen over het slot Doornenburg, door mij. - Ik prijs zeer zijn ëtswerk in dat stuk. - | |||||||||
Ga naar margenoot+Dingsdag
| |||||||||
[pagina 160]
| |||||||||
De animositeit tegen mij is nog gaande. Ik sprak er over met den H.r Ziepprecht die meent dat dezelfde oorzaak welke hem dwingt zijn huis hier op de bovenbergstraat te verlaten ook mij het leven lastig tracht te maken. Hij beweert dat meerderen met hem gelooven dat het fabriekjeGa naar margenoot+ achter onze huizen aldaar alleen geplaatst is om deze in waarde te doen vallen en het terrein voor den spoorwegGa naar margenoot+ open te krijgen. Het gedreun is zoodanig dat mijn buurmanGa naar margenoot+ Verkouteren zijn huis te koop heeft gesteld; dat de H.r Ziepprecht het zijne verlaat en Slingeman het wil verlaten en bij de naaste bewoners der fabriek de muren barsten en de ruiten uit de ramen vallen. _____ Ga naar margenoot+Ik voor mij echter geloof dat er politieke haat schuilt achter de opstokerij tegen mijn persoon. Gerard KellerGa naar margenoot+, de rédacteur van ‘de Arnhemmer’, is de boezemvriend van van Westhreenen (in de Spectator) dien ik in Februarij 1863 dwong zijn woorden te rétracteren. - De rédacteur van de Tydspiegel is D.o de Keyzer wien ik tweemaal teregt zette: eens omdat hij in een gezelschap zweeg toen men mij noemde als de schrijver van een zeer scherp stuk tegen de Aristokratie dat van hem zelven was - de tweede maal omdat hij den inhoud van mijn eersten brief aan Marie Anemaet (geschreven om haar te prepareren) aan twee Dames, zonder haar vergunning had medegedeeld. - Bij die gelegenheid bedreigde hij mij ‘dat Do-.és zoo zij willen iemand veel tortGa naar margenoot+ kunnen doen.’ en ik geloof dat hij nu druk daaraan bezig is. - Indien ik de libéralen vlei - heb ik morgen de geheele pers op mijn hand. - Doch liever sterf ik, dan te handelen tegen mijn geweten. - Mijn näwoordGa naar margenoot+ bij de Hier en daar en laatste plaat, kan niet gedrukt zijn dan Maandag en heden is het eerst Dingsdag. - in twee dagen kon dit gemakkelyk gebeuren - doch dit is alleen om in den Spectator van ZaturdagGa naar margenoot+ den inhoud voor in mijn cahier dat in de volgende week verschijnt te kunnen verlammen. Om van al die intrigues vry te komen zal ik slechts 20 platen, eigenhandig geteekend, voortaan doen drukken. | |||||||||
10 Nov.Gisteren morgen zond ik het nawoord naar den H.r Thieme. Ik verzocht hem mij op te willen geven op hoeveel honorarium ik aanspraak had. - hij schreef mij dat er op 356 exemplaren ingeteekend was, en bepaalde het honorarium op ƒ350. Ga naar margenoot+Ik schreef hem er te vrede mede te zijn maar in plaats van de ƒ50 vroeg ik om 8 exemplaren Hier en daar. - Hij zond er mij zes. - Met het nawoord vroeg ik hem onder het begeleidend briefje te willen zeggen wanneer ik proef zoude ontvangen. Hij schreef dat ik gisteren avond die zoû krijgen. - Ik kreeg niets en zond hem daarop van morgen den volgenden brief. Mijnheer! Volgens uw briefje had ik gisteren proef van het nawoord der Hier en daar verwacht, maar niet gekregen. Dit hangt van uw wil af. Ik verzoek u nu duidelijk hieronder met één regel te willen verklaren op welken dag de laatste platen der Hier en daar benevens het nawoord door u verzonden zullen worden naar Amsterdam en den Haag en anders moet ik wel zorgen dat het nawoord met een beschrijving der laatste plaat, hoeveel het mij ook kosten moge, in eenige bladen worde opgenomen. Arnhem 10 Nov. 1864. Hoogachtend enz. | |||||||||
[pagina 161]
| |||||||||
Om negen uur zond ik mijn oppasser met dezen brief opzettelyk gecachetteerd en met het opschrift eigenhandig aan den H.r D.A. Thieme. Hij kwam weerom met de boodschap dat men hem de brief had laten afgeven en toen weer ter hand gesteld geopend met de woorden ‘Meneer is uit de stad en komt eerst Zondag terug - maar Mevrouw heeft den brief open gemaakt en gelezen.’
Ik zond daarop terstond mijn oppasser naar het huis van D.A. Thieme terug om aan de knechts te vragen bij welken drukker het nawoord bezorgd was, zij wisten het niet, vermoedden bij G.J. Thieme. (van den Arnhemmer C.) Hij liep er heen en men zeide hem daar dat men vergeten had het mij te zenden, maar het van morgen zenden zoû. Ga naar margenoot+Terstond zal ik zelf naar den lithograaf gaan en vragen daar wanneer men met de platen gereed kan zijn. - Dan zal ik het nawoord overschrijven en het Maandag bij de een of ander doen drukken op het formaat der Hier en daar. - Als Thieme dan zegt dat de platen gereed zijn maar omstandigheden etc. beletten den text in orde te hebben, kan ik hem die geven om bij de platen te voegen. _____ 13 Zend aan Termaaten nog een coupon en vraag hem waarom hij mij niet als naar gewoonte geantwoord heeft. (No. 9380). _____ Stemberg die de zaken van Thieme waarneemt (deze is naar den Haag) heeft mij verzekerd dat de Hier en daar Maandag en Dingsdag verzonden zouden worden. - Ik sta daar zoo sterk op omdat mijne geheele verantwoording in dat nawoord ligt opgesloten. - Hoeveel anonieme vijandschap hoeveel bedekte smaad heb ik niet verduurd omdat ik den moed had van in een tyd dat Vaderlandsliefde, loyauteit, énergie op alle wijzen ondermijnd worden, deze deugden, waardoor wij groot werden en alleen groot kunnen blijven, rondweg voorstondGa naar margenoot+. - Het Handelsblad en de Arnhemmer vooral schermen met medelyden voor den IndiaanGa naar margenoot+ en eeuwige bezuiniging van vloot en leger. - terwijl critici als Huët en Pierson onze vaderlandsche Dichters en onze geschiedenis afbreken. - De Joden met hun kosmopolitisch streven intrigueeren daar tusschen door, terwijl de Industriëlen alles naar zich toe trachten te halen. Zoolang ik kan zal ik voor mijn land en voor zijn geluk ijveren. - Maar reeds dit nawoord der H. en D. voorzie ik dat mij een stortvloed van anonieme en niet anonieme laster, en vuilaardige aantijging Ga naar margenoot+op den hals zal halen. - Ik voel het er is niet veel nodig om mij het hart te breeken. Welk vooruitzigt heb ik, belasterd door geheel het land? - Ik ben te trotsch om aan iemand te toonen wat ik lyd - en hoe meer verdriet ik gevoel hoe vrolyker wezen ik mij opdring, en hoe hooger ik het hoofd draag. - Tegen mijn geweten handelen, tegen wat de rede mij zegt dat mijn pligt is, zal ik nooit. - Ik sta geheel alleen - mijn éénige stem, is God. - Heden avond las ik in Lamartine het sterven van NelsonGa naar margenoot+ en ik heb gesidderd en gesnikt van aandoening, van bewondering, van gesmoorde dorst naar zulk een grootmoedige heldendood, met een laatsten blik op God en de woorden Vaderland en pligt op de bestorven lippen. - En IK, die ook onder mijn voorouders edele mannen van actie tel, ik die geheel al- | |||||||||
[pagina 162]
| |||||||||
Alexander Ver Huell, Prent, behorend bij het
slotwoord van Hier-en-Daar, schetsen uit de portefeuille
van A.V.H. (Arnhem, 1864), prent nr. 20.
leen, en door de meesten miskend nu reeds jaren strijd, veelal tegen anonieme ellendelingen, een stryd schier zonder eer en waarvan ik het voordeel aan anderen laat - ik gevoel soms oogenblikken van vreesselyken twijfel - zij zijn gelukkig kort - en het vertrouwen op mijn Schepper is, ik dank Hem er voor met tranen, immer nog weer krachtiger teruggekeerd. - Ook nu zie ik een omkeer in het gedrag der menschen jegens mij, die mij brusqueerden groeten mij beleefd - zoû de laster ontmaskerd wezen? - Want wie leefde zoo stil, ingetogen en werkzaam als ik, deze laatste tien jaren. - En waarom? Omdat ik voor mijn schilderen en kunstenaarsontwikkeling al mijn énergie, al mijn tijd hoog noodig had, wilde ik de, in andere studies, verloren, jaren inhalen. - Ga naar margenoot+Deze treurige waarheid heb ik echter leren kennen, dat de menschen mij meer vijandig werden, naarmate ik deugdzamer werd. - Maar ook dit woord deugdzaam verliest zijn kracht en voor het publiek - zoû ik het niet eens willen uitspreken. - Ik weet het - op geen mensch moet ik geheel vertrouwen - maar op God en op mijzelven. - _____ Maandag l.l. ben ik zeer vroeg bij Pringle geweest en heb hem gevraagd wat die animositeit tegen mij beteekende of dat van de policie uitging en sprak hem een woord van den anoniemen brief dien ik, daar hij mij verraste, even inzag en waarin men aan mijn eenvoudige wandelingen, mijn | |||||||||
[pagina 163]
| |||||||||
grootste en reinste geluk een kwaadaardige uitlegging gaf. - Ik vermoedde, omdat ik vernam dat hij een groot voorstander van den TafeldansGa naar margenoot+ is, dat hij als chef der policie aanleiding kan gegeven hebben tot opruying der mindere standen tegen mij. - Ik heb hem op zijn woord van eer afgevraagd of daar niets van aan was. - Hij maakte zich boos en ik ook werd driftig, doch hij gaf zijn woord er op dat er niets van dien aard bestond. - Ik weet wat ik zoû gedaan hebben indien hij het tegendeel had gezegd. - Zoo ik morgen vlei en tegen mijn hart spreek, zijn allen mijn vrienden - maar mijn pligtgevoel zegt mij, dat ik het niet doen mag. - Ik ben op het ergste voorbereid. _____ Gelyk ik voorzag wordt in de Arnhemmer CourantGa naar margenoot+ van gisteren mijn nawoord reeds verlamd dat eerst Morgen of Dingsdag uitkomt. - Is dit nu fair plaij dat aan vijanden wat ik den drukpers toevertrouw wordt medegedeeld. - Het is een artikel denkelyk van D.r BoschGa naar margenoot+, mijn oude antagonist (ook tafeldanser), weer over die arme, verdrukte Javanen! - Ga naar margenoot+De Architect Eberson, die in het begin van 1861 (zie Jan.ijGa naar margenoot+) mij tegenwerkte zooveel als hij kon toen ik mijn plannen voor een Museüm ontwierp, zal nu in den bouw van het door mijn Volk en Kunst in het leven gehouden plan, denkelyk een hoofdrol vervullen. - Welke intrigues en knoeyerijen! | |||||||||
Zat.g 19 Nov.rWoensdag zijn de 5 laatste platen en net nawoord der Hier en daar verschenen. - Heden stonden zij voor het eerst geännonceerd. Ik zond een exemp.r aan den Goeverneur en Burgemeester. Van morgen om 10 uur heb ik de eerste afdrukkenGa naar margenoot+ zien maken van mijn eerste penteekening op steen (vroeger maakte ik er reeds voor den Tydspiegel enz.) Om 3 uur ben ik zelf de steen gaan afslijpen. - Zij mogen slechts 25 exemplaren trekken. - 3 moet ik er op het stadhuis déponeeren. - Maar mijn oog (op het andere heb ik nog altijd de vlekGa naar margenoot+ juist in het midden zoodat ik er niets meê zie) lydt er onder. - Zoo ik blind werd! Aan trouwen kan ik niet meer denken, belasterd als ik ben. Toch zal ik op mijn post blijven, zoolang als God het wil. - Doch mijn ondervinding is - meer haat, meer nijd - naarmate men moreel beter wordt. - Buitendien ik vind niets in mijn verleden dat mij berouw geeft - Ik heb vrolyk geleefd, maar geheel als mijn vrienden Engelberts, Imans, Lelyveld, v Leeuwen en honderd anderen. - Rolde wanneer mijn club aan de rolGa naar margenoot+ was, maar schreef, teekende, musiceerde weêr den anderen dag. - Maar ik was zoo opregt van alle dwaasheden en losheden dien ik deed aan een elk op te biegten - en dit heeft mij veel kwaad gedaan - en wapens aan mijn laaghartige vijanden gegeven. | |||||||||
Ga naar margenoot+23.De animositeit is over. - Het schijnt dat eenige brave menschen het ongemotiveerde en lage van hun gedrag aan de Arnhemsche badaud'sGa naar margenoot+ hebben voorgehouden. - Althans het is uit met het gehoest en het ‘heel aardig!’ Dit kan toch geen gevolg wezen van het nawoord der Hier-en-daar. - Want waarlyk, het was geen ‘captatio benevolentiae’Ga naar margenoot+ der hier vigeerende partij. - Eenige brieven kreeg ik toch die mij waarachtig genoegen deden. o.a. van professor Vreede uit Utrecht. | |||||||||
[pagina 164]
| |||||||||
‘..................... met groote ingenomenheid heb ik uwe inleiding tot de Hier en daar gelezen en uwe mannelijke verklaring beaamd ............................. Ik heb ditmaal het keurig geschenk van den génialen teekenaar met erkentelykheid aanvaard, maar voor het vervolg wensch ik in de naamlijst van zijne openlyke vereerers eene plaats in te nemen, en niet alleen zijn buitengewoon talent toe te juichen, maar ook zijne edele bedoelingen te helpen bevorderen. enz.................’
G.W. Vreede
J. van Outeren schrijft. [‘].......... het geld moge voor den uitgever zijn, gij alleen hebt er - niet zooals gij schrijft het verdriet - maar al het genoegen van. Want zij reizen het land door overal invloed uitoefenende, het schoone en goede bevorderende, veredeling opwekkende, leugen en laster doodende - ziedaar uw lover - waarmede veel verdrietigs wordt goedgemaakt, dat gij onverdiend moet lijden’ enz. - J.D. Castanien schrijft ................. ontzie hen niet en prikt hen waar gij de gelegenheid hebt - de afgunst der wereld of hare oppervlakkige beoordelingen ondervinden wij allen op onze beurt - Ga naar margenoot+- ........... Ga voort mijn vriend met te doen wat uw hart u ingeeft goed gedaan te zijn. Schenk uwe vriendschap aan hen die er veel prijs op stellen - en laat de aterlingen kruipen stikken in het stof waarin zij zich bewegen............. _____ Ik dank God die mij sterkte in de goede beginselen die tot heden mijn handelingen besturen. - Ik handelde soms verkeerd, doch immer volgde daar een krachtiger pogen naar veredeling op. En ik ben in de laatste 15 jaren moreel veel verbeterd. - Doch hoe zwaar is dan mijn stryd niet geweest - en de driften die ik wilde overwinnen, bragten mij eens bijna tot het verlies van het verstand. Echter zie ik het hoe meer hoe meer in dat een verstandig man kan volbrengen wat hij wil. _____ Eergisteren zijn in Amsterdam met de overige boeken en platen van ten CateGa naar margenoot+ ook alle mijne werken verkocht. | |||||||||
26. Zat.gVerleden Donderdag voor 8 dagen (18 Nov.[)] heb ik een jongen Bull-dog gekocht, ƒ8 en Phijtla genoemd. _____ Van daag corrigeerde ik mijn tweede teekening met de pen op steen, een gezigt in het dorp Sonnenberg bij Wiesbaden. - Te zwak geteekend, in de volgende zal ik de inkt krachtiger aanwenden. | |||||||||
29Van avond vuurwerk ter herinnering aan 1813. De Thiemes, Fromberg enz: aan 't hoofd. Morgen volksconcert, niets dan Duitsche Muzijk, geen enkel stuk van een Nederlands componist - sapienti sat! _____ Ga naar margenoot+Van morgen een brief van den jongen Harmsen. - Dezelfde questie van v.d. Horst en de Abersons. - Hij zegt gehoord te hebben dat Tante Aberson een groot cadeau had gekregen, dat de Parijsche ErfenisGa naar margenoot+ questieus is, | |||||||||
[pagina 165]
| |||||||||
klaagt dat hij in de erfenis van Oom FritsGa naar margenoot+ niet gekend is, verlangt teruggave van een obligatie (ƒ700 hem door mijn ouders eerst geleend en later geschonken.) - Ik zeg dat ik hem in de zaak der erfenis niet raden kan, dat hij zelf moet weten wat te doen. - Dat mijn vader zijn éénige zuster een cadeau heeft willen doen - dat Oom Frits tot eenige erfgenamen mijn vader en Tante Aberson heeft benoemd - dat hij (Harmsen) bewijzen moet hebben van de kwijtschelding der geleende geldsom. - Verders zeg ik hem dat dat hij bij den Not.s Ketjen, bij v.d. Horst zijn gemagtigde, maar vooral bij zijn vader die steeds in het land was en met wien de zaakgelastigden mijns vaders allen te maken hadden, alle inlichtingen kan bekomen. _____ Uit dezen brief voorzie ik nieuwe onaangenaamheden. - Want v.d. Horst trachtte voor eenige dagen mij te spreken en deze zal zeker cause commune Ga naar margenoot+ met Harmsen maken. - En ik altijd alleen, alleen tegenover allen en alles. - God geve dat ik moge blijven loyaal, maar ferm. - _____ _____ Gisteren schreef ik aan Stemberg, (red.r van den Tydspiegel die platen van mij in zijn blad wenschte) dat ik hem een plan zoû mededeelen voor den nieuwen Tydspiegel dat hem een serie van nieuwe en blijvende abonné's waarborgt doch waaraan ik een conditie verbond zoo hij het opvolgde. - Van morgen kwam hij nieuwsgierig bij mij en ik zeide hem, dat ik het voor Ga naar margenoot+een blad als de Tydspiegel niet geraden vond met platen tegen de Illustratie, het Ned.sche Magazijn enz: te concurreren maar dat ik hem aanried te annonceren dat de redactie een nieuwe en blijvende waarde aan het blad willende geven in elk nummer aan zijn abonné's eenige autographen van beroemde schrijvers, schilders enz. zoû aanbieden hetgeen dus met den tyd een belangrijke collectie zoû vormen enz. Ik zeide hem hierbij op de vaniteit van het publiek enz. te rekenen. - Opgewonden met mijn plan ging hij terstond naar Thieme en de Keijzer - en reeds een uur daarna kreeg ik het volgende briefje. Amicissime Uw idée vindt de meest mogelyke sympathie. Wij danken u er zeer voor. Met Januarij zal het aanvangen, maar we moeten het doodstil houden, opdat geen mensch ons voor is, en 't daarom ook niet annonceren; 't spreekt van zelf dat aan uw verlangen zal worden voldaan. Nogmaals dank.
Hoogachtend t.t. J. Stemberg
_____ Ik had hem verzocht om één presentexemplaar in geval van uitvoering van mijn plan. | |||||||||
Vrijdag 2 Dec.Zond heden aan het Bestuur der Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam die het feest viert van haar 25 jarig bestaanGa naar margenoot+ een cadeau van ƒ100 voor het Weduwen en Weezenfonds. | |||||||||
[pagina 166]
| |||||||||
10.De Heer Pasteur brengt mij de pacht der weiden bij Doetinchem. | |||||||||
Ga naar margenoot+12 Dec.Schreef heden aan de Heeren Bestuurderen van het Genootschap Arti et Amicitiae. ‘Zaturdag 3 Dec:r zond ik UE. per eersten trein ƒ100 bestemd als gift voor het Weduwen en Weezenfonds. - Gaarne vernam ik of deze som UE. in handen is gekomen. Met alle Hoogachting heb ik de eer enz. | |||||||||
15 Dec:rHeden zie ik dat de H.r van Swieten in de tweede KamerGa naar margenoot+ voor onze Marine volmaakt hetzelfde en bijna met dezelfde woorden verlangt wat ik in mijn Nawoord der Hier en daar verklaarde wenschelyk te achten. Hij zegt na. k om aan het tweede punt te voldoen zijn er noodig een goed getal monitors in onze zeegaten en eenige gepantserde voertuigen voor de bovenrivieren.’ | |||||||||
16.Mijn trouw hondje, de compagnon van al mijn wandelingen is erg ziek. - Den heelen dag heeft hij geen stukje vleesch zelfs willen eten. - Mijn oppasser zond ik van morgen uit om lever - die was bij geen eenen slager te krijgen: ik loop zelf de stad in en had ze terstond. - Doch mijn arm hondje at daar zelfs niet van. - Sedert een paar weken had ik een zeer jong dogje gekocht: ik dacht dat die twee honden spoedig aan elkaar zouden gewennen, doch dit was niet zoo. - Soms speelden ze met elkaar - doch dikwijls zag ik dat mijn hondje jaloersch was. - Toen ik van middag, met droefheid de nieuwen hond weder aan mijn oppasser mede gaf, had deze een spottende uitdrukking op het gelaat. Reeds lang tracht die man, die nog onlangs griende over mijn goedheid jegens hem, mij op alle wijzen te sarren. - Hij dient bij zooveel heeren - wie weet waartoe hij is omgekocht. Ga naar margenoot+Dezen morgen bij het opstaan was mijn hondje al zeer ziek. - het was de lieveling van mijn vader, wien het, toen hij stervende was, de hand likte. - Hetzelfde deed het bij mijne stervende moeder. - Hoe trouw is het diertje mij niet. - Wanneerik op reis was, vermagerde het steeds. - Geen vreemden zoû het ooit genaderd hebben. - Onlangs nog op een kouden, vriezenden dag gaf het mij een blyk van zijn trouw. - Op een wandeling bij den Doornweerdt was ik een meertje omgegaan. - hij bevond zich aan de overzijde. Nooit kon ik hem vrijwillig in het water krijgen, waarvan hij een angst heeft. - Zoodra ik hem echter riep, gaf hij een schreeuw, liep even heen en weer, sprong toen in het breede water en kwam naar mij toe zwemmen. Kleine padenin het akkermaalGa naar margenoot+, zooals er honderd op den DoornwerdGa naar margenoot+ en Duno zijn, herkende hij na een jaar, en bleef er mij vragend aanziende bij stil staan. - Een aantal woorden begreep hij, zocht en vond mijn hoed, stok of handschoenen wanneer ik uit moest, begreep de beteekenis van straks, boven, voor, achter, komen en een menigte andere. - Steeds kroop hij treurig in zijn nestje wanneer mijn reiszak maar af werd gehaald. - Aan de klank van sommige bellen herkende hij de bekende karren waar honden bij waren. - Ook aan den stap de meesters van sommige honden - en begon dan te blaffen. - Altijd was hij even vrolyk, even moedig. - Soms stond hij te brommen midden tusschen een troep | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
honden, en
verscheiden malen heeft mijn stevige rotting hem in zulk een geval het leven
gered. - Zijn vrolykheid heeft mij op zoveel wandelingen de treurige afgunst
en nijd der menschen doen vergeten. - Het was zelfs Ga naar margenoot+of het diertje het bemerkte wanneer ik buitengewoon ter neer
gedrukt was - want juist dan zocht het stokken op en droeg mij die vooruit
en was zoo blijde wanneer ik dan eindelyk notitie van hem nam. - En nu ligt
hij daar onbewegelyk, ongevoelig op zijn kussen. - En zoo hij sterft is het
mogelyk uit verdriet over den nieuwen hond - hij
zoû geen nieuwen meester hebben gezocht. - die gedachte maakt mij
telkens droevig. - Wanneer ik een enkelden dag uit was hadden de meiden
moeite om hem iets te doen eten; hij lag dan altyd op mijn kamer en op mijn
stoel. - ook als ik eens zonder hem uitging, lag hij, die anders steeds aan
zijn kussen de voorkeur gaf, terstond op mijn stoel. - Die nieuwe hond was
doorgaans in de keuken - doch op het laatst merkte ik dat mijn hondje zelfs
treurig in een
Alexander Ver Huell, Getrouw tot in het
sterven. Penlithografie uit de serie Uit het
Verleden. December 1864. Ingekleurd eigen exemplaar.
Gemeentearchief Arnhem.
| |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
hoek kroop wanneer hij de meiden met het nieuweling hoorde spelen. - maar ik dacht dat dit spoedig zoude wennen - en haalde hem opzettelyk veel meer aan dan gewoonlyk. - maar hij zoû nooit geen nieuwen meester genomen hebben. Ik zou zoo gelukkig zijn als het diertje niet stierf. - want ik heb geld. - hij hield van mij, om mij. - | |||||||||
17Van nacht ben ik steeds opgestaan om den kagchel in de kamer naast mijn slaapkamer aan te houden, want het vroor hevig. - Zijn kopje rustte met gesloten oogen als dood in mijn hand - maar even likte hij mij dan. Hoezeer gevoel ik nü dat ik aan dit diertje, dat steeds aan mijn voeten lag, op alle wandeltochten mij verzelde, nooit dan van mij voedsel kreeg, gehecht ben. Gisteren werd ik wakker door geschreeuw onder mijn ramen, de geheele straat was vol van rook en mijn meid kwam mij hevig ontsteld zeggen dat er brand was bij mijn buurman Verkouteren - mijn eerste ge-Ga naar margenoot+dachte was voor dien doodzieken ouden man, mijn tweede aan het portret en de nagelaten aanteekeningen van mijn vader - doch de gedachte aan het verlies van mijn huis, schilderijen, rariteiten - gaf aan mijn hart geen de minste ontroering. - Zoo mijn hondje stervende te redden was door opoffering van dat alles - ik deed het zonder aarzelen. - Hoe dikwijls weigerde hij niet wanneer in een koffyhuis een heer of jongen hem een stuk beschuit wilde geven, dit aan te nemen, om het terstond uit mijn hand met graagte op te knabbelen. - Hoe goed kende hij twee menschen die mij vijandig waren - steeds volgde hij hen op de hielen, gereed tot mijn verdediging. Wanneer vreemden mij naderden, knorde hij en likte hij hen tevens, uit ongerustheid over hun bewegingen. - Ik dacht dat die jonge hond, een teef, hem tot een opvrolykenden speelkameraad zou strekken - maar telkens wanneer mijn oude vriendje zag dat ik den nieuweling aanhaalde, zag ik hem naar zijn nestje gaan. - Soms echter speelden zij met elkaar - doch in den laatsten tyd niet meer. - Zoodra ik gisteren bemerkte dat hij ongesteld werd, zond ik den jongen hond weg. - Nu ligt mijn trouwe compagnon stil op mijn stoel, slaapt niet, en telkens zie ik zijn intelligente oogjes op mij gevestigd. - Zooals ze honderde malen mij aanstaarden, wanneer ik te ver wandelde in een van de stad afgekeerde rigting en hij mij eindelyk aan mijn jas of pantalon begon te trekken, als om mij te waarschuwen dat het tyd was terug te keeren. - _____ Ik heb daareven met hem een korte wandeling gemaakt. - hij die altijd vroolijk vooruit rende, kwam nu steeds achter mij aan. - Toch wilde hij mede. - mogelyk doet het hem goed. - Ik wilde zoo gaarne het edele diertje behouden zien.
Ga naar margenoot+Ik kreeg daar straks een goeden brief van J. van Outeren, dien ik feliciteerde met zijn benoeming tot lid van de Arr. R.t B.kGa naar margenoot+ te Amsterdam, waartoe hij bij de vorige vacature, hoewel bovenaanstaande, door het tegenwoordige Thorbeckiaansche ministerieGa naar margenoot+ niet benoemd was. - hij schrijft o.a. ‘Zoo komt zonneschijn na regen en een van mijn vurigste wenschen is, dat dit ook nog eens voor u het geval zal zijn - dat ik nog eens de dag zal zien aanbreken waarop uwe vijanden bekeerd zullen erkennen dat ze een nobel, | |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
eerlyk, braaf en gevoelig hart hebben geschopt en verguisd - of zooal niet erkenning te wachten is, dat zij het dan denken.’ Ja, ik durf erkennen dat ik steeds het goede gewild heb, zonder echter te kunnen transigeren met wat ik waar en billyk acht. - Zoo ben ik uit beginsel tegen de Arti-fabriekGa naar margenoot+, een broeinest van middelmatigheden - maar voor het daaraan verbonden weduwen- en-weezen-fonds. Nü, is het mij onmogelyk de weerzin te overwinnen om onder een publiek te verschijnen dat mij zoo laaghartig gecalomnieerd heeft, eerst beweerende dat ik maîtressen te Amsterdam, toen te Parijs, toen te Rotterdam, eene met kinderen in Doesborgh had en nu nog ellendiger uitvindsels verspreidt. - Ik bid God om goede oogen om te werken, om kracht tot doorzetting mijner beginselen en - ik zoû zoo dankbaar zijn indien mijn trouw, lief, intelligent hondje nog eenige jaren mijn gezel op wandelingen, mijn troost en opbeuring in huis mogt blijven. - O, was het maar door opofferingen gedaan te krijgen! | |||||||||
Zondag 18Van nacht ben ik tot zes ure opgebleven om de kagchel naast mijn slaapkamer aan te houden. - Toen sliep ik in en werd in tranen wakker. Ga naar margenoot+Hoe zouden mijn vijanden juichen en smalen wanneer ze mij om een hond zoo onmannelijk zagen weenen. - Welnu ja, dat dier beschaamt vele menschen, die ik nimmer anders dan goed behandelde, en nu mijn vijanden voor een tijd de magtigsten zijn en hun calomniën bij de oppervlakkige menigte ingang vinden, zich bij hen voegen en tegen mij keeren. - Zelfs mijn oppasser, dien ik steeds meer als vriend, dan als onderhoorige behandelde en wezenlyk lief had - trachtte weken achtereen mij te sarren met de banale plagerijen der wereld - hij wist dat ik hem daarvoor niet straffen kon. - Hoeveel heeren dient hij niet - en daaronder twee waarmeê ik gebrouilleerd ben - en van wien hij veel meer voordeel verwacht dan van mij! - Van daag heb ik tweemaal, in den zonneschijn met mijn trouw hondje gewandeld - hij schijnt iets beter te zijn - at een weinig - doch zeker ben ik er nog niet van dat er geen laaghartige kwaadwilligheid achter schuilt. - Zij weten hoeveel ik van hem houd - dit zou hun genoeg zijn. God is de volmaakte goedheid en wijsheid - ik voorzie geen maatschappelyk geluk meer in de toekomst. - Van mijn Land, voor de Kunst heb ik gezegd wat ik meende dat mijn pligt was te zeggen - zoo ik zacht in mogt slapen - zoû ik dankbaar en vol vertrouwen, mijn leven aan mijn Schepper terug geven. - Doch zoolang mijn verstand mijn ligchaam zal besturen, zal ik alles, het droevigste, het pijnlykste, dragen, berustende in Gods wijsheid en in de overtuiging dat wat men lydt, steeds strekt tot loutering en veredeling van den geest. | |||||||||
Ga naar margenoot+19Van nacht ben ik weder eenige malen opgeweest om met den fellen vorst het vuur aan te houden, na 3 uur deed Mietje het. - Van morgen zag ik terstond dat mijn hondje beterende was. Nog echter heb ik een benaauwd gevoel in mijn linker borst en een drukkende spanning aan mijn hersenen van de doorgestane angsten. - Ik geloof dat het gevaar geweken is. Het nieuwe hondje heb ik aan den man (Sijthof) van wien ik het kocht geschonken en hem de prijs doen behouden. Tweemaal heb ik met mijn ouden, | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
trouwen Compagnon gewandeld, Van middag gaf ik hem een goed stuk lever (een heilzaam laxans) en van avond was het diertje vrolyk, bragt mij een stokje meê uit den tuin als vroeger, en likte mij weer een kwartier de hand en alle vingers. - Telkens echter wanneer hij in de keuken komt ziet hij met schuinschen, angstigen blik naar den plek om waar het nestje van het kleine hondje stond. - en het is alsof hij nu nog veel meer aanhalend is dan vroeger. - Goddank is die ziele-storm weer voorbij - het is maar een hond - doch eenzaam en miskend als ik ben, zoû ik veel aan mijn kleinen, vrolyken trouwen vriend Lindo verloren hebben. - Hij heet Lindo naar een Spaansch hondje dat mijn oom de admiraal V.H. had. Lindo is lief. - Mijn Tante Bouricius kocht hem zeer jong van de matrozen van een Spaansch schip aan den Helder en zond hem mij ten geschenke, of liever in ruil voor een buitengewoon schoonen hond met zeer lang tot op de grond neerhangend spierwit en zijdezacht haar, doch wiens aard droomerig was en kalffakterigGa naar margenoot+. _____ Ga naar margenoot+Voor het eerst staat er in de SpectatorGa naar margenoot+ van deze week een goedkeurende kritiek over mijn stuk in den Gelderschen Almanak ‘Het huis Doornenburg’ - Quid hoc?!. | |||||||||
30.Mijn hond is geheel hersteld: dit maakt mij gelukkiger dan iets wat mij in 1864 wedervoer. - _____ Voor eenige dagen kwam de Oud-minister de Kempenaer bij mij en onderwierp aan mijn oordeel de plannen voor het 1813 monument in den Haag. Eben Haëzer en N.O.Ga naar margenoot+ - Ik zeide hem ronduit dat ik het tweede schooner vond dan het eerste met zijn opeenstapeling van sokels niet ongelyk aan een pyramide van brandkisten. - De leeuw met neergebogen kop over den rand kijkende vond ik misselyk. - De Willem I veel te schraal van onderste ledematen. - Het op den toren plaatsen van den vlag te onduidelyk. Ik stelde hem voor van Styrum de Cocarde op de hoed stekende als hoofdgroep te nemen, in het verschiet de toren met de vlag. - De prins op de schouders van een visscher gedragen, triviaal - hetzelfde de actiën van sommige bijpersonen. - Ik ried Z.E. aan één sokel in plaats van twee te behouden. - Eenige nieuwe plannen voor de basrelieven door den H.r Strackée gevoerd (meisjes met kransen, geniet'jesGa naar margenoot+ enz.) keurde ik bepaald af als veel te week. Strackée is de man niet voor eene héroïsche schepping, zijn genre is niet het epos, maar de idylle, of godsdienstiger sujettes. - Hoe gaarne had ik ook dit werk van den edelen kunstenaar goedgekeurd. Doch het was te liefelyk. - alles vrouwenfiguren, behalven de Willem I zijn gevolg en een zeegod. - | |||||||||
Ga naar margenoot+31 Décember
| |||||||||
[pagina 171]
| |||||||||
plan is uit te geven (gelaatsbeschouwing) mijn aandeel kwam vragen, vernam ik dat de schilder B.L. HendriksGa naar margenoot+, denkelyk door moedeloosheid (er is hier geen liefde voor kunst) aan een zenuwziekte lydt die hem tot alle inspanning van den geest onbekwaam maakt. De Doct.r noemt het een ‘Maladie d'atelier’ en zegt dat zij aan schilders eigen is. - Hij zit nu altyd stil in zijn stoel en mag hoegenaamd niets doen. - Hoe betreurenswaardig! want ik houd hem voor een der géniaalste landschapschilders van ons land. - Ik wil het jaar met een goede daad eindigen en zond hem in een enveloppe met onherkenbaar schrift ƒ100 in een papiertje waarop ik schreef ‘ter voldoening eener oude schuld’. - hierdoor hoop ik de gedachte aan een aalmoes volstrekt niet in zijn geest zal opkomen. - -.- Zoo is dit jaar 1864 den donkeren afgrond van het verleden ingedreven. - Als de stof van zijn val - blijven eenige herinneringen alleen nog den geest voorbij zweven. - Veel heeft het mij doen ondervinden, en veel heeft het mij geleerd. - Het heeft mijn vertrouwen op God versterkt, en op mijzelven. - Maar het oordeel der wereld - hoe oppervlakkig en ijdel werd het mij! - Goede God, laat ik uw wijs en liefderlijk en regtvaardig bestuur mogen blijven erkennen - wees met mij - want mijn nietigheid ken ik volkomen! - Dit jaar 1864 is door mij het Laster-jaar gedoopt. -.- Oudejaars-avond. [blz. 228 is onbeschreven] |
|