Het dagboek van Alexander Ver Huell 1860-1865
(1985)–Alexander Ver Huell– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+1863St. Cloud, le 7 floréal, An 11 de la Répub.e Franc.e
(get.d) Buonaparte.
Ontvangen een Bon op RanzowGa naar margenoot+ van de Holland, renten eener prior.ts Actie ad 25 Tha.r
Immerzeel heeft zijn schilderij, gezicht op Wageningen en op zijn woonhuis klaar en zal het weldra aan mijn oordeel komen onderwerpen, ƒ75 vroeg hij voor het vorige dat mij niet beviel. ƒ100 beloofde ik hem voor dit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Jan.yGisteren heeft Immerzeel mij zijn schilderij gebragt, het onderwerp gewijzigd. Een gezicht aan den dyk van Wageningen naar Rhenen, (de plaats van den doorbraak) met het torentje van Wageningen in de verte. - Hij heeft zoozeer zijn best gedaan, de schilderij is zoo frisch en harmonieus dat ik hem nog ƒ25 boven de ƒ100 heb geöffreerd. - ook eenige van mijn werkjes die hij mij gevraagd had. - Ik heb den H.r André de la Porte met een briefje genoodigd om een andere allerliefste schilderij, een manenschijn te komen zien die Immerzeel mede had gebragt om eens te laten beoordelen. - opzettelijk bragt ik hem met den H.r A. de la P. in aanraking omdat deze een kunstauthoriteit is, praeses van het TeekengenootschapGa naar margenoot+ enz: en dus het goeye schildertje van nut kan wezen. - Voor het werk van zijn vader, den schrijver van het Leven der Schilders, bouwstoffen verzamelend, is hij met veel schilders in kennis gekomen en verhaalde hij mij allerlei anecdoten uit den kunstwereld. - o.a. dat Schelfhout (de Winter-schilder) een schrikkelijk ongemanierd, onbe-Ga naar margenoot+schaafd mannetje is, pratende met een allerplatst Haagsch acccent, die hem bij zijn eerste ontmoeting zeide ‘Ja, vi je dat nou nog al niet één net blaauw jassie, da'k hier aan hip: ja da kosj me ook ƒ15; dat noeme ze nou, “bleu de Fransj.” Koekoek, den landschapschilder zeide hij dat een allergemeenste vent was, en zijn vader een burgerkerel die zich op gezette tijden bezoop 'en op marktdagen te Nijmegen de Roomschen trachtte te bekeeren en dan dat bekeeringswerk meestal met een vechtpartij deed eindigen. _____ De teekenmeester van Imz.s vader was een O.Ga naar margenoot+ te Dordrecht. Op een reisje naar Dort ging de oude Imm.l dien grijzen kunstenaar eens bezoeken. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
“Nu moet je toch mijn schilderwerk eens zien.” zeide de zeventigjarige man tot zijn ouden leerling, en plaatste achtereenvolgens 4 schilderijen voor hem ter bezigtiging. - “Wat zeg je daar nu van?” vroeg hij den H.r I. die van de ongelukkige croutesGa naar margenoot+ niet veel zeggen kon. - Eindelijk riep de oude man uit. “Jij zegt er niets van, omdat je me de waarheid niet zeggen wilt. - maar wil ik je eens zeggen wat het zijn? het zijn prullen, prullen! ik ben een prulschilder, ik kom er nooit, en ik zal een prulschilder sterven!” Van den acteur SchoutenGa naar margenoot+ die altyd de valsche rollen onder Hoedt en Bingley vervulde verhaalde hij mij dat deze steeds zonder geld was en diep in schulden stak. In den omgang had hij steeds zijn acteursstem en gebaren. Een zoon van hem en jongen van 15 jaar, en allerongelukkigst sujet stierf. Het was een zegen voor hem - maar Scholten riep steeds met zijn toneel-stem uit “Hij is niet meer! Hij is thans bij zijne Moeder! daarboven”! waar ook ik weldra hoop te zijn!’ Maar de kist te betalen, vergat hij! - De arme tim-Ga naar margenoot+merman na twee jaren te vergeefsch gewacht te hebben, ging eindelyk zijn nood klagen bij de Directeurs Hoedt en Bingley, die hem zeiden ‘morgen, Zat.g, om 12 uur krijgt Scholten zijn geld - welnu ga dan bij hem, om een uur of één, dan zal hij je je geld wel geven’ - Het mannetje gaat om één uur, vindt Scholten, zittende in zijn oude Chambrecloack, die hem, altijd met zijn verraders stem vraagt. ‘Wat wilt gij?’ De timmerman op bedeesde toon, spreekt hem van ‘het kistje - twee jaar geleden - neem niet kwalyk meneer - dat ik voor uw zoontje...’ Scholten, opstaande, drappeert zich in zijn chambrecloack, doet drie stappen door de kamer, steekt zijn rechterhand uit en roept met daverende stem ‘Ontaarrrde! durft gij een Vaderrr aan den dood herrinnerren van zijn éénig kind!’ en doet den verschrikten timmerman hals over kop de trap af stuiven. - _____ - Straks kwam Imm.l mij zeer bedanken voor mijne aanbeveling die ten gevolge had gehad dat de H.r A. de la Porte zijn maneschijn voor ƒ100 heeft gekocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag 25 Jan.yDe Barometer heeft gelijk gehad. Overal hebben hevige stormen gewoed, vooral in Engeland. - Heden staat in het Handelsblad ‘De zee-officier Saxbij heeft berekend, dat wij met een Cijcloon te doen hebben, en dat, zoo de rigting van dit verschijnsel niet verandert, de ergste stormen nog komen moeten na.k op 31 Jan.y, 28 Feb.y en 27 Maart. _____ Ga naar margenoot+25 Januarij. Ook de Eerste Kamer heeft de doorgraving van Holland op zijn Smalst aangenomenGa naar margenoot+. Vlaggen in Amst.m en Rotterdam. - Nu heeft mijn Volkszaal ook kans van tot stand te komen. Morgen zal ik een stuk tegen een scherp artiekel in de KunstkronijkGa naar margenoot+ (dat mij echter veel genoegen deed) plaatsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
den uitgesteld: alleen omdat er een paar regelsGa naar margenoot+ in voorkomen die de ultraliberale rigting van de rédactie niet behagen, en waartegen zij, tegelyk met mijn artiekel, een stuk van een tegenoverstelden geest wil plaatsen. - Met die politique regels heb ik echter mijn doel bereikt; zij hebben gediend tot afleiding, en tegen het eigenlijke doel van mijn schrijven is niemand opgekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Feb.yMijne Moeder wordt zwak. - Na het consult van D.r Schattekerk en D.r Everts is zij echter eenigzins beterende. - Vrijdag zal ik nog een artiekelGa naar margenoot+ zien te plaatsen over Gedachte in Kunst tot completeering mijner Idéën. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Feb.y VrijdagVan morgen bragt ik mijn stuk aan D.A. Thieme voor de Arnhemmer Courant van morgen (Maandag). Ik vernam dat van Westhreene in het 2.e gedeelte, tegen mij, in de Kunstkronyk er zijn naam boven heeft gezet. Ik dacht stellig dat het van Alberdinck Thijm was. - Van van Westhreene verwondert het mij: het is niet loijaal. - Want voor jaren heeft hij een mijner werken in de Kunst en Letterbode beoordeelendeGa naar margenoot+, mijn teekenen zeer Ga naar margenoot+afgekeurd en gecritizeerd. - doch een paar weken daarna mijn medewerking als teekenaar verzocht in een nieuwe IllustratieGa naar margenoot+ die hij van plan was uittegeven. - Natuurlyk bedankte ik daarvoor op verontwaardigde toon. - En nu deze anonyme aanval! - Het tweede stuk heb ik nog niet gelezen. - En ik ben nog wel inteekenaar van de Kunstkronyk. - Waarom had Thieme ze van morgen al en krijg ik ze altoos eerst den 15.e en zegt v. Egmond dat ze eerst den 15.e verzonden wordt? _____ Van morgen is Veltink bij mij geweest. Hij heeft de nieuwe pachtakte onderteekend, ƒ900 's jaars en voor 6 jaren. Ik heb hem gezegd ƒ5000 over te hebben voor de bouw zijner nieuwe boerderij met achterhuis - doch zoo hij meer moet kosten, kan hij zelf het betalen. _____ Nijhoff zal mij de GrutpoortGa naar margenoot+ schilderen voor ƒ30,- Ik beloof hem ƒ50. _____ Thieme vertelde mij dat er tegen de 3 regels politiek in mijn laatste Artiekel over Kunst, een lang stuk in de Arnhemmer geschreven wordt. - Dat is dan het 3e stuk tegen die los op het papier geworpen phrase welke alleen moest dienen voor de kunstideën, als de staart van de hond van AlcibiadesGa naar margenoot+. _____ Mama heeft van nacht beter geslapen, doch blijft zwak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Feb.yMaandag Tante Buys bragt door haar besluitloosheid alles in verwarring. - Vrijdag had ik aan D.r Schattekerk geschreven dat hij volstrekt Zondag of Maandag moest komen. Eerst van morgen krijg ik een Ga naar margenoot+zeer lakoniek briefje ‘dat hij met Tante geconsulteerd had en dat zij er niet geheel het nut van inzagen dat hij kwam, of het niet beter ware prof.r Schneevoogt te doen komen etc: dat hij echter zoo wij het verlangden op den dag dien wij bepalen zouden, zorgen wilde hier te zijn. - Ik had nog juist den tijd om naar den trein te vliegen, stoomde naar Utrecht, sprak prof.r Lonck, die buitengewoon vriendelyk was en zoo goed was te beweeren zeer verheugd te zijn mijn kennis te maken hoewel bij zulk een treurige gelegenheid, en was om 2½ weder hier met de belofte dat de professor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag per sneltrein bij ons zoû komen. Morgen had hij als Rector Magnificus twee promotien. - _____ Het Arti.lGa naar margenoot+ van heden door mij in de Arnh.r C.t geplaatst schijnt te voldoen. - Eene algemeene Kunstzaal, dit krijg ik er door. - maar tegen eene Historische zaal is veel antagonisme. _____ Wanneer beleefde ik een winter als deze - het najaar sluit zich aan het voorjaar. - Eén dag sneeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
10 Feb.In het voorloopig verslagGa naar margenoot+ der Staten Gen.l lees ik ... ‘hetzij door den Ned.n wetgever, hetzij door het Koloniaal opperbestuur, moeten, nog vóór men iets omtrent de uitbreiding of aanmoediging der particuliere ondernemingen bepale, wettelyke maatregelen tot beveiliging en uitbreiding der gouvernementscultures genomen worden. Het gevoelen werd daarbij geuit, dat art. 56 van het regerings-reglement wel bedoelde, dat de gedwongen arbeid op Java éénmaal een einde zoude nemen, maar niet dat het gouvernement daar zoû ophouden landbouwer en handelaar te zijn. Zij stelden prijs op die onderscheiding.’ _____ Volkomen ben ik het hiermeê eens.
Ga naar margenoot+- Daareven kom ik van Thieme, die mij nog eenige exemplaren der Tijdspiegel-phantasiënGa naar margenoot+ bezorgen zoude, en vernam ik van hem dat er tegen 10 regels politiek in een artikel over Kunst door mij in de Courant van Donderdag 25 geplaatst, een zeer lang stuk van D.r Bosch in de Courant van morgen zal verschijnen. Zoo het scherp is zal ik het scherp beantwoorden, want wat ik schreef, schreef ik neer uit overtuiging en Vaderlandsliefde, en ik kan mij in dit geval, in 't bijzonder op het ‘qui s'excuse, s'accuse’ beroepen. De tirade is deze. ‘Wij vertrouwen dat de bezadigde, en vaderlandslievende mannen, die de doorgraving aannamen, maar zich niet stoorden aan de taal dergenen, die tot eigen voordeel Java wilden exploiteeren en aan Nederland de vruchten misgunnen, van wat het zich met opoffering van zijn bloed en schatten gouds verwierf - wij vertrouwen dat diezelfde mannen het plan van onzen kundigen minister zullen ondersteunen, hetwelk mede, gelyk alles wat groot schoon en waar is, strekken zal tot ontwikkeling van ons volk en tot roem van het Vaderland.’ Ziedaar de zin waarover nu al 4 tegenartiekels anonijm verschenen en er morgen nog een geteekend verschijnen zal. - Wat kan één pen vol inkt doen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrijdag 19 Feb.Het stuk van D.r Bosch is eergisteren verschenen en zoo lang en doorwrocht, dat ik voor mij de overtuiging begin te krijgen, dat ik, ‘den spijker op de kop heb geslagen.’ - de schoonzoon van Bosch is de in de Oost meer dan mill[i]onair geworden Stok. - ik heb dan ook dadelyk er op heel eenvoudig geantwoord. ‘Hoe, tegen één peloton van zes regels - regels die op niemand toepasselyk moesten zijn - moet een overmagt van Ga naar margenoot+twee zware colonnes aangevoerd worden. En waarom trekt D.r Bosch zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
juist deze phrase aan, uit de pen gevloeid van mij, die, eenvoudig teekenaar voor nationale en historische kunst schrijf? Hoe het zij - de Doctor moge Aeskulaap verlaten om uit zuivere, Christelyke liefde voor den Javaan te ijveren - ik, houd mij bij mijn goede, schoone Nederlandsche Kunst, en laat het aan Veteranen op Indiesch gebied over, om met u, mijn stadgenoot en buurman, in het Koloniaal worstelperk te treden. _____ Heden staat er in de Courant van 14 Februarij over losmaking van Indië: ‘onze heerschappij in Indië zal eenmaal door onbelemmerde vestiging van Nederlanders, zoo krachtig worden, dat zelfs geen buitenlandsche vijand ons de koloniën zal kunnen afhandig maken.’ Zeer mooi, maar voelt men dan in ons land niet, dat dan ook de tyd nadert, waarop Indie zijn moeder verschoppen zal, even als Amerika het Engeland deed! _____ Het ijveren tegen het AnoniemGa naar margenoot+, hoewel ik gelyk heb en naar mijn geweten en pligtbesef handel, zal mij, geloof ik veel last bezorgen, en niets zoû mij verwonderen zoo zelfs de Spektator mij er in een plaats over hekelde - want die kanker is ingevreten tot diep in ons Volksleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+18 Feb.Wat een drukte belette mij mijn Journaal te vervolgen! Dingsdag tien Februarij had ik bij Thieme (die mij zeer goed vroeger kon hebben gewaarschuwd) vernomen dat een stuk tegen mij in het 1e Nummer Kunstkronyk waarop ik als anonijm (de naam is boven niet gelezen) in de Ga naar margenoot+Arnhemmer (25 Jan) sataniek geantwoord had wel onderteekend, of liever van boven geteekend was. - Ik wilde eerst niet geloven dat ik mij zoo vergist had, liep terstond naar mijn kamer, haal het stuk uit de kast en waarlijk daar zie ik de naam met groote letters er boven. Terstond schreef ik aan Thieme dat het mij innig speet den H.r v. Westhreene onwetend en buiten mijn bedoeling beleedigd te hebben en verzocht hem in de Courant een kort excuus te plaatsen dat ik hem op gaf. Dit verscheen in de Courant van 12 Februarij. _____ Hoe beantwoordt de kerel mijn, zelfs strikt genomen, niet noodzakelyk excuus. In de Courant van 16 FebruarijGa naar margenoot+? hij betwijfelt als 't ware mijn waarheidsliefde, verwondert zich over mijn geheugen dat zich dit wel herinnert en dat niet enz:Ga naar margenoot+ terstond, schreef ik hem dienzelfden avond, den volgenden brief, na eerst bij Nijhoff naar zijn ouderdom geïnformeerd te hebben. Wel Edele Heer Met een loyale bedoeling heb ik u publiek excuses gemaakt; publiek durft gij die bedoeling te betwijfelen. Dit is te beleedigend, gij begrijpt het, dan dat ik het er bij laten kan. Voor al na het vroeger geschrevene. Ik vraag u dus, als aan een man van eer, om voldoening en proponeer u Woensdag aanstaanden U met een paar vrienden te Haarlem (zoowat halfweg voor beidenGa naar margenoot+) 's morgens tusschen elven en éénen aan het Logement de Leeuwerik te bevinden, dan kunnen die Heeren de zaak arrangeeren en kan alles voor den avond af zijn gedaan. Want ik kan moeyelijk langer dan één nacht van huis, daar mijne Moeder ernstig ongesteld is: om deze reden ook reken ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+er op dat de zaak en haar gevolgen onder ons en onze secondanten blijve. Ik proponeer u onze ontmoeting niet vroeger dan Woensdag plaats te doen hebben, omdat wij dan al den tyd voor noodige arrangementen hebben. Mag ik u vooral verzoeken mij per omgaanden te antwoorden. Zoo iets moet niet uitgesteld worden; dat geeft maar aanleiding tot praatjes. Met verschuldigde hoogachting noem ik mij WelEdele Heer Uw Dw. Dienaar A. Ver Huell. Arnhem 14 Feb. 63. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag 15den dag daarop, verzocht ik mijn neef, den overste G.G. Staring om zijn opinie over mijn handelwijze; hij is een zeer geëstimeerd officier, en keurde ze volkomen goed. Daarop verzocht ik den 1.n Luit.t der Artillerie J.G. Taets van Amerongen of hij mijn secondant wilde wezen. Hetwelk hij met genoegen aannam. Zondag avond was er nog geen brief. P[l]otseling overviel mij de angst dat de Heer van Westhreene misschien zoude allegeerenGa naar margenoot+ mijn brief niet ontvangen te hebben, om intusschen iets in de Courant te zetten; om 7 uur 's morgens (Maandag 16) ging een brief van mij naar mijn ouden vriend M.r J. Beaujon, waarin ik hem verzocht terstond naar v. Westhreene te gaan en mij te telegrapheeren of hij mijn brief had gekregen Ja dan Neen. 's middags kreeg ik een Telegram dat het antwoord reeds op weg was. _____ Intusschen had ik Maandag in de Courant van Dingsdag 17 laten zetten op antwoord van een repliek aan D.r Bosch - ook in de C.t van 26 Feb.y het volgende
Ga naar margenoot+Aan den H.r D.r Bosch
D.r Bosch verwijs ik nu en voor altyd, tot aan het laatst van zijn leven - dat ik den ouden man lang en gelukkig toewensch - naar mijn antwoord van 13 Februarij in deze Courant. 15 Feb. M.r A. Ver Huell _____ en te gelijk aan den H.r van Westhreene.
Aan den H.r T. van Westhreene heb ik publiek niets meer te zeggen. 15 Feb. M.r A. VerHuell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag 16F.y na den eten kwam eindelyk den volgenden brief van T. van Westhreene. Wel Edel Geboren Heer Houd het mij ten goede dat ik voor u niets beleedigends kan zien in mijn schrijven opgenomen in de Arnhemmer Courant. Ik heb volstrekt de bedoeling niet betwijfeld van de verklaring door u afgelegd in dezelfde Courant van 12 Feb. j.l. Een bewijs daarvan levert o.a. de zinsnede van boven genaamd mijn schrijven, die waarmede ik begin en waarin ik den H.r Re- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
dacteur verzoek, mijn brief, geschreven vóór uwe verklaring, te vernietigen. Ga naar margenoot+Maar ik heb tegenover het publiek willen constateeren dat ik haar, na het vroeger door u geschrevene, niet volledig achtte. Immers kon eene zoo onvoldoende uitlegging, waar zij door U, als aanhangsel, een banaal excuus werd gemaakt, den pijnlijken indruk niet wegnemen, welke de op uwe grove vergissing gebouwde consequentien op mij moesten gemaakt hebben, noch de blaam uitwisschen, dien gij tegen mij had uitgesproken. Nu ik die uitlegging en dat excuus niet zoo onvoorwaardelyk aanneem, keert gij de rollen om en acht u zelven de beleedigde partij. Ik hoop dat gij zult willen Ga naar margenoot+inzien hoe daartoe regt noch reden voorhanden is en ben, wanneer ook nu nog mijne bedoeling niet duidelyk door u werd begrepen, bereid, u die uitvoeriger op te helderen. Mijne vrienden de Heeren M.r C. Vosmaer en Gerard Keller, de eenigen wie ik, na de ontvangst van uw schrijven, onder de door u verzochte geheimhouding, over de zaak gesproken heb, deelen volkomen in deze mijne gevoelens. Overigens ben ik niet voornemens U eene andere voldoening te geven dan de betuiging waarmede ik aanving en die van mijn leedwezen over uwe opvatting. Waar zoû het heen, als al de speldeprikken, welke onze eigenliefde in litteraire schermutselingen ontvangt, moeten gewroken worden op eene wijze, welke ik bovendien, zelfs in zaken van meer gewigt, uit beginsel afkeur. Met verschuldigde Hoogachting blijve ik UE Gb DwDr. T.v. Westhreene Wz. 's Gravenhage 16. Feb. 1863 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dingsdag 17 Feb.Ging ik s'morgens vroeg voor 9 uur naar den Overste Staring om aan zyn oordeel het volgenden antwoord te onderwerpen Wel Edel Geboren Heer
Bij het beantwoorden van uw stuk in de Kunstkronyk, wist ik niet wie het schreef. Ik had op een ander vermoeden, niet op u. Later, ingelicht zijnde, vond ik het loyaal u echter excuses te maken. In plaats van die even loyaal aan te nemen, durft gij publiek mijn waarheidsliefde te betwijfelen, u te Ga naar margenoot+verwonderen over mijn geheugen dat zich dit wel herinneren kon en dat niet enz: - Waar zoû het heen indien mannen als gij en ik, zulke handelingen maar ongemerkt lieten doorgaan. Die speldeprikken durft te geven, moet ook niet bang wezen voor een degenprik. Ik houd mij overtuigd dat indien de Heeren Vosmaer en Keller de beide artiekels (mijn excuses en uw antwoord) aandachtig lezen, zij het met mijne vrienden de Heeren Staring en van Amerongen eens zullen zijn, dat ik mij met dezen uw brief, die de zaak niets verder brengt, niet te vreden mag stellen. - Zoo de keus der wapens u mogelyk terughoudt, wil ik afstand doen van mijn regt; alleen maakt het gebrek aan mijn regter oog mij het schieten met het pistool onmogelyk. Slechts dan kan ik het er bij laten berusten, indien door U, in dezelfde Courant, waarin uw beleedigende phrases voorkwamen, met uw onderteekening, en zonder er één woord bij of af te doen, geschreven werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Indien ik den H.r Ver Huell in mijn schrijven iets heb toegevoegd, dat voor hem beleedigend kon wezen, retracteer ik zulks hier openlyk.’ Als fatsoenlyk man aarzelde ik niet om u openlyk excuses te maken; ik heb nu dubbel regt ze, door u beleedigd, van u te vorderen. - Zoo gij mij deze voldoening met de pen weigert, en ook een aan mannen meer betamende in Haarlem - welnu! dan zal ik mij, in 's hemels naam de moeite getroosten, van u met een paar vrienden in den Haag te komen opzoeken. Mag ik om alle praatjes te voorkomen om spoedig antwoord verzoeken. Met verschuldigde Hoogachting noem ik mij. Arnhem 16 Feb. 63. UE Dw dienaar A. Ver Huell. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Donderdag 17Van morgen kreeg ik den volgenden brief van T. van Westhreene. Wel Edel Geboren Heer In uw schrijven gisteren avond door mij ontvangen, verzoekt gij om spoedig antwoord. Daar ik, om een definitief antwoord te kunnen geven, een voorafgaand overleg met mijne vrienden noodig acht en de Heeren Vosmaer en Keller (en ik vooral niet minder) door betrekking en werkzaamheid in hun tyd beperkt zijn, zou het nog wel een paar dagen kunnen duren, eer ik er toe in de gelegenheid ben. Voorloopig dus alleen dit. Dat ik er niet aan denk op de door u voorgestelde wijze mijne woorden te retracteren, waarin, ik herhaal het, ik niets beleedigends voor u, niets wat naar het betwijfelen uwer bedoeling gelykt, kan zien. Ik begrijp daarenboven niet hoe gij, na zelf eene zoo onvolledige herroeping van uwe dwaling tegenover mij te hebben gegeven, van mij eene dergelyke herstelling eener vermeende grieve kunt verwachten. Vervolgens dat de Heeren Vosmaer en Keller wel degelyk, na eene aandachtige lezing van uwe verklaring en mijn antwoord, van gevoelen zijn en blijven dat niet gij, maar ik, zich de beleedigde partij in deze kan achten; dat ik gelyk heb met de door u gevraagde voldoening te weigeren. Eindelyk: door de weinige regelen, welke gij in de Arnhemsche Courant van gisteren hebt geplaatst, hebt gij van uwe zijde aanleiding gegeven tot ‘het gepraat’ hetwelk gij wildet voorkomen. Ik heb althans reeds ondervonden dat men door die regelen op het denkbeeld is gekomen van de wijze, waarop de zaak door U wordt behandeld. Van mijne zijde is het mij onverschillig wat er gepraat wordt, daar ik mij volstrekt niet schaam, van zulk eene uitdaging voor zulk eene zaak niet aan te nemen. Met verschuldigde Hoogachting blijve ik 's Gravenhage 18 Feb. 63 w.g. UE Dw Dienaar T. van Westhreene
Ga naar margenoot+Op dien brief heb ik terstond het volgende geantwoord.
Wel Edel Geboren Heer
Uwe redeneering berust op geheel verkeerden grond. Ik kan u niet beleedigd hebben daar ik een' anonijm meende te beantwoorden. Begrijp dit nu toch eindelyk met uw vrienden! Ik behoefde u dus volstrekt geen excuses te maken en deed het alleen omdat het mij loyaler voorkwam. Daarom heb | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik nu, persoonlyk publiek door u beleedigd, dubbel regt op een formeele verontschuldiging. _____ Gij moet dit nu begrepen hebben en er is al te lang geschreven. Kritizeer zooveel als gij wilt - doch persoonlyke beleedigingen, twijfel omtrent de waarheid mijner openlyke betuigingen enz:, duld ik niet. Er moet meer waardigheid komen in onze pers. Die speldeprikken durven geven, zooals gij zegt, moeten niet zoo lafhartig zijn van de gevolgen te vreezen. - Nogmaals zeg ik u dat de keus der wapens mij onverschillig is. Ik laat dat geheel aan u over. Doch zoo ik voor Maandag a.s. niet de toezegging heb van een der beide, door mij geproponeerde, wijzen van voldoening - zult gij de gevolgen geheel alleen aan u zelven te wijten hebben. Met verschuldigde Hoogachting noem ik mij
Wel Edel Geboren Heer UE Dw Dienaar A. Ver Huell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arnhem 19 Feb. 63Ja, ik beschouw het als mijn pligt een voorbeeld te stellen; onze pers degradeert zich door die persoonlyke hatelykheden en ik ben bereid te vechten zelfs met één geladen pistoolGa naar margenoot+. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+20 Februarij.Van morgen kreeg ik tot mijn groote verwondering den navolgenden brief van Mr. C. Vosmaer, die mij zeer de waarheidsliefde van den H.r van Westhreene doet betwijfelen. Geachte Heer en vriendGa naar margenoot+ Ik geloof dat het nuttig is dat ik van mijne zijde eene poging doe om de aanhangige zaak tot een gewenscht einde te brengen. Ik geloof dat het daartoe beter is dat ik u een woord schrijve dan dat dit verder uitga van den H.r van Westhreene. Gij kent hem niet, en hij kent u niet; en zoo vormen beide partijen zich al licht eene verkeerde voorstelling van elkander, een onjuist oordeel over hunne wederzijdsche bedoelingen. Ieder van u staat in deze zaak, meen ik, op een ander standpunt. Gij gevoelt u als eerlyk man in uw persoonlyk karakter beleedigd; Westhreene bevindt zich op het standpunt der literaire polemiek en kritiek. Doch dit daargelaten - ik kan u de zeer stellige verzekering geven, dat bij van Westhreene niet de minste bedoeling heeft bestaan om de opregtheid uwer verklaring in twijfel te trekken, noch om u, 't zij persoonlyk, 't zij als auteur te beleedigen. Waarlijk dit is boven allen twijfel. Het door u beleedigend geachte schrijven van Westhreene is alleen voortgevloeid uit diens overtuiging dat men in een litérair débat over en weder het volle recht van spreken en schrijven heeft. Nu hem dit onderscheid tusschen uw beider opvatting gebleken is, is hij ten volle bereid van zijn standpunt zich op het uwe te verplaatsen, ten einde een stap tot toenadering te doen - en te verklaren gelijk hij dit opregt meent Ga naar margenoot+‘Dat hij in zijn schrijven geenerlei bedoeling heeft gehad uwe opheldering te verdenken noch u persoonlyk te beleedigen.[’] Hij is gereed u hiervan eene schriftelyke verklaring te geven, waarvan gij het gebruik kunt maken dat u het geschikst voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo ik door dit schrijven een vriendschapsdienst heb willen bewijzen aan twee mannen die ik hoogacht, meen ik verplicht te zijn als eerlyk en gemoedelyk man er den wensch bij te voegen om de geheele kwestie hierbij te laten rusten en liever met het geschreven en gesproken woord te strijden voor de zaak die u beiden ter harte gaat, dan elkanders leven te verbitteren door misverstand of miskenning. Zoo de bovenbedoelde schriftelyke verklaring door u verlangd wordt, wil dan zoo goed zijn mij dit met een woordje te melden. Met gevoelens van Hoogachting en vriendschap blijf ik
Uw toegenegen vriend C. Vosmaer. den Haag 19 Feb. 63 _____ * Dus heeft M.r v. Westhreene in zijn vorige brieven gejokt, en gejokt tegenover Vosmaer. Ik antwoordde van morgen onmiddelyk.
Geachte Heer en Vriend Gij weet niet hoeveel genoegen uw brief mij geeft. Hij getuigt evenzeer voor uw humaniteit als voor uw goed hart en juist oordeel. Hij is buitendien de approbatie van wat ik deed. Doch let, bid ik u nu wel op hetgeen ik u verzoek. - Vraag aan den H.r van Westhreene om inzage mijner drie brieven, van 14 Feb.y van 16. Feb. en van 19 Feb.y, en die van hem (hij Ga naar margenoot+heeft zeker kopij) van 16 Feb. en van 18 Feb.y Hij zal dit denkelyk weigeren; doch blijf er op staan - en ik ben overtuigd dat èn gij èn de H.r Keller hem dan voor mij dwingen zullen tot de letterlyke nakoming der openlyke voldoening die ik nu strenger dan ooit van hem vorder. Ik heb maar een oogenblik tyds, doch de inzage dier correspondentie zal genoegzaam voor mij spreken. Gij zult zien, dat u en ik het volmaakt eens zijn. Geloof mij met ware Hoogachting en Vriendschap
TT A. Ver Huell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terstond ben ik naar mijn neef den overste Staring gegaan en heb den volgenden brief aan zijn abbrobatie [sic] onderworpen.
Ga naar margenoot+Aan den Wel Edel Gestrengen Heer C. Vosmaer.
Amice!
Om een einde aan de zaak te maken, om u en Beaujon genoegen te geven, om te toonen dat ik van mijn kant het mogelijke in wil schikken om tot eene voldoenende beslissing te geraken - zal ik mij te vreden stellen met de volgende verklaring, mits terstond door den H.r van Westhreene, onderteekend, zonder er één woord bij of af te doen, ter plaatsing in de Arnhemmer Courant in te zenden. ‘De H.r van Westhreene verklaart hierbij openlyk dat hij in zijn schrijven geenerly bedoeling heeft gehad om de ophelderingen van den H.r Ver Huell te betwijfelen of om hem persoonlijk in het minste te beleedigen.’ Geloof mij met ware Hoogachting, en Vriendschap
TT A. Ver Huell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
betwijfelen, of om hem persoonlyk in het minste te beleedigen.
T. van Westhreene Wz.
's Gravenhage Feb. 1863. _____ Ik zal er van nacht eens op slapen of ik deze verklaring in zal zenden of niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 Feb.Gisteren avond had ik reeds den volgenden brief geschreven en gelakt om hem met de meid nog om 10 uur naar den trein te zenden, ten einden hem van morgen om 7 uur te doen vertrekken - toen bedenkingen van nacht bij mij opgekomen over de vermoedens die het commérageerendeGa naar margenoot+ publiek zoû koesteren, onzekerheid omtrent de wijze waarop mijn les door v. Westhreene zelven, dien ik niet ken, zoû opgenomen worden, mij het noodzakelyk deden achten de verklaring, gelyk ik ook deed, van morgen aan de Arnhemmer Courant in te zenden. _____
Mijn niet ingezonden brief luidde als volgt.
Ga naar margenoot+Wel Edel Geboren Heer
Heden avond ontving ik uwe verklaring ter plaatsing in de Arnhemmer Courant. Ik geloof echter dat gij in het vervolg excuses van een fatsoenlyk man, die uit het hart voortkwamen, op loyaler wijze beantwoorden zult en de grens tusschen kritiek en personaliteit beter in het oog houden. Zonder eenige aanleiding van mijn kant was uw toon scherp, uwe beantwoording mijner verontschuldiging kwetsend - welligt zoû ik voor mijn eer wijzer doen met uw verklaring in te zenden - maar ik wil ook hierin de ingevingen van mijn hart en mijn gevoel volgen, vertrouwende dat uit goed, goed zal voortkomen. Onthoud echter het gebeurde - en twijfel niet meer. Met verschuldigde Hoogachting noem ik mij 23 Feb. 63. UE Dw Dienaar A. Ver Huell
24 Feb. Het hoofd is boven het hart geplaatst om het laatste te domineeren. Zoo ik mijn antagonist kende en van een regtvaardig oordeel van het publiek zeker was, had ik dezen brief stellig gezonden. Ook van Beaujon had ik een brief in denzelfden geest - nu heb ik hem geexpliceerd waarom ik de verklaring inzond. _____ Prof.r Lonck heb ik heden bij mijn Moeder uit Utrecht ontboden. Zij ziet er beter uit, voelt zich sterker en slaapt vaster. _____ De verontschuldiging van v.W. staat letterlyk in de Courant gelyk ik die op gaf. - Deze zaak is dus afgeloopen - beter dan die van den graaf van Rechteren in Weenen, dezer dagen in een duël, om een vrouw, door een Spanjaard doodgeschotenGa naar margenoot+. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
rong en KabaaiGa naar margenoot+, en kwam het discours op het nachttoilet der Dames: ik vertelde hoeveel moeite ik had toen ik de Zoo zijn er Ga naar margenoot+ uitgaf om er achter te komen welke soort van Nachtjaponnen de meisjes droegen, en hoe ik er mijn nichtjes niet toe konde overhalen om mij haar nachtcostuum eens te vertoonen. Maria Anemaet, riep uit, ‘wel daar steekt ook wat in, dat zoû ik je met alle plezier hebben laten kijken.’ ‘Nu, ik houd je aan je woord’ zeide ik ‘want juist heb ik weder voor een plaatwerkGa naar margenoot+ zoo'n toilet noodig.’ ‘Morgen zend ik er je een.’ Er werd geparieerdGa naar margenoot+ dat zij het niet zoû durven doen - maar van morgen, kwam er een meid met een net pakje waarin een hagelwit, met kanten afgezet, allerkoketst nachtjaponnetje. - Een weinig later zond ik het haar terug, met het volgende versje er op gespeld. -
Est-ce le saint habit d'une Nonne
ascétique!
Où de la Muse Grècque une blanche
Tunique!!
Est-ce un vêtement d'Ange, où de
quelque Immortelle!!!
Non, c'est le Nacht-japon d'une fille
modèleGa naar margenoot+.
Zij is bekend om haar voorbeeldig lief en opofferend gedrag jegens haar ziekelyken vaderGa naar margenoot+. _____ Mama blijft souffrantGa naar margenoot+, zit den heelen avond te kreunen - en er niets aan te kunnen doen! zij slaapt beter, doch haar krachten moeten terug keeren. _____ Veltink is bij mij geweest Dingsdag 24 Feb.y, in gezelschap van den Archi-Ga naar margenoot+tect Kleinholt. - Ik had Veltink gezegd dat ik ƒ5000 maar ook niets meer aan het bouwen van een nieuw voor en achterhuis op Terkuis wilde besteden. De H.r Ketjen had mij verzekerd dat dit genoeg was en aangeraden hem zelven te laten betalen wat hij er boven dien som aan verbouwen wilde. Hetgeen de Burg.r v. Pallandt ook met Veltinks broeder had geaccordeerd. Veltink wilde echter volstrekt meer; ik houd mij echter aan de bepaling en zei alleen nog de peppelplanken op Ter Kuis gezaagd niet onder de ƒ5000 te rekenen. Vrijdag schreef ik hem dit nogmaals en verzocht hem anders de pachtpenningen terstond te komen betalen. - Gisteren maakte ik bij den Adv.t Staats Evers kennis met den dichter Banck die in Amsterdam zeer gezien is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag 4 Maart.Is s'avonds een vurigen bol (aërolith, meteoorsteen?) aan den hemel gezien, omstreeks 7 ure, gaande van het noorden naar het westen. Hier dacht men dat hij op de paaschweideGa naar margenoot+ gevallen was, in Doesborgh dat hij aldaar was neer gekomen. Hier heeft men een slag gehoord als van een nagalmenden kanonknal en van vele huizen hebben de ruiten gerammeld. Vele menschen schrokken van het felle, schitterende licht; de H.r Anemaet zag het voor een vuurwerk aan, Tante Buijs in Doesborgh zag plotseling de geheele straat witter verlicht dan het helder schijnende maanlicht; de menschen hier aan den Rhijnbrug zeiden dat de bol de groote had van de maanschijf en dat er een staart aan was volkomen gelijkende naar een menschen-arm. In Nijmegen werd hetzelfde verschijnsel waargenomen, ook in Overijssel en heden (8 Maart) lees ik in het Handelsblad dat het te Munster om 7 uur 7 minuten werd gezien. - ook vermeldt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
diezelfde courant dat er bij zijn verschijning een afwijking van de magneetnaald naar het westen is geobserveerd. - Gisteren (7 M.rt mijn verjaardag) nam ik mijn Tante Buijs en haar drie dochters met Willemine de Vaijnes mede naar de Komedie (Katharina Howard of de Twee Schijndooden)Ga naar margenoot+. Clara en Koosje dineerden bij mij - 's avonds reed Tante met haar kinderen terug naar Doesborgh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zondag 8M.rt Voor eenige dagen is Veltink bij mij geweest, verzoekende wegens zijn zwakke gezondheid om een jaar uitstel van de bouw van zijn huis - nu scheen hij geheel veranderd van inzichten en zeer te vreden met de som van ƒ5000. Hij bracht mij zijn pacht met aftrek van ƒ111 voor kalk, planken en zagen. - D.r Everts zeide mij heden dat het abscès onder de maag dat mijn Moeder souffreeren doet minder hard wordt en zoo het open gaat afleiding ten goede kan geven. Zoo haar eetlust slechts terugkeerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
- 13 Maart.Ontvangen van den H.r Pasteur ƒ333. Hooi. _____ Groote plannen. _____ Ten één ure uitgevoerd. Ik ging naar den H.r Anemaet. Hij zat met zijn dochter Marie Anemaet in de voorkamer. Na eenige oogenblikken kwam een klerk van den Not.s v. Eck den H.r A. spreken. Ik bleef met Marie alleen - maakte haar eene déclaratie en vroeg om haar hand. - Ontroering enz: Toen haar Vader weder binnen kwam, zeide ik hem dat er in zijn afwezigheid een ernstige zaak was verhandeld en vroeg hem om zijn toestemming tot ons huwelyk. 'S avonds om 7 ure toen ik terug kwam kreeg ik beider toestemming. _____ Twee treffende omstandigheden moet ik hier vermelden.
- [drie regels doorgehaald en onleesbaar gemaakt] zoo mijn brave vader nog leefde! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
der heeft afleiding van haar lijden en slaapt beter en gevoelt zich sterker. Zoo dit eens het begin mocht wezen van haar herstel! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zondag 22 Maart.Van morgen weder een twintig felicitatievisites. Eenige dagen vroeger 56 een andere dag in de 70. Bij de famille des TombesGa naar margenoot+ en in de buurt hebben wij reeds contra-visites afgelegd. Vele hartelyke handdrukken - doch hoeveel onverschillige ook. - Ik heb den tyd niet om de voor den H.r van Brakell van Lienden bestemde teekening te maken. Doch heb het vers, de wapens van dien Heer en van zijn vrouw (Nieuwenhagen zuster van Ba.on v. Verschuer) naar Last gezonden. Ik wil om het edel doel (dankbaarheid der gemeenten Lienden, Ommeren en Ingen wier landbouw de H.r v. Brakell ontwikkelde, wier behoeftigen hij kleedde enz:) de Heeren-boeren-Commissie niet frustreeren. - Alle brieven mijner vrienden heb ik aan Marie doen lezen - ik durf ook zeggen dat zij allen mij meer dan twintig jaren trouw bleven - ook al haar felicitatie-brieven zond zij mij. - Gisteren schonk de H.r Anemaet de brieven van zijn Commandant bij Waterloo, waarin zijn gedrag in den slag als 18 jarig cadet hooglyk geroemd wordt en hem het ridderkruis deed verwerven, aan Marie. Hij was bij de Kurassiers en verwondde in een charge een Franschen Kurassier. - de meesten van zijn regiment, waren volgens het getuigenis van den Commandant zelven in zijn brieven, zoo lafhartig geweest van te vlugten. Heden is de H.r Anemaet voor het eerst bij mijn Moeder kunnen toegelaten worden. Hoe meer ik Marie kennen leer, hoe meer zij mij lief wordt. - Morgen als het goed weer is denkelyk naar Nijmegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dingsdag. 24Rijden visites van 12½ - 4. - Voor het huis van den Maj.r Sprenger breekt de trede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag 25.Mijne moeder wordt zwakker. Ik wandel met Marie naar de Zijp. Lieve ontvangst van Mev.w Brandsen en haar jongste dochter. Drinken een glas melk aan de koepel van de Zijp. - Krijg een gouden potlood cadeau van Marie. - Ik gaf haar een bracelet. Van avond is mijn arme moeder zeer zwak. Dr. Everts begint het niet goed in te zien. 11¾. Spreek alleen met mijne Moeder aan haar ziekbed. - Onuitsprekelyke droefheid en gedruktheid van mijn gemoed. Ik had zoo gehoopt dat de ziekte een gunstige keer zoude nemen. - De toekomst is weder donker. Zij verlangt dat wij stil trouwen en spoedig. Donderdag 26 Gisteren nacht eerst om 3 uur naar bed. Van morgen is mijn moeder iets beter. Ik ga een morgen visite maken bij den burgemeester van Pallandt. Schoone schilderijen Achenbach, Colonna, Bosboom, Lieste enz - Mijnheer stond op (11¼) om mij te ontvangen. Mevrouw de freule | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘en profond négligé’. Rijden visites van 1¾ - 4. Bij Alewijn Cercle wegens de Verjaardag van Mevrouw. 6 uur mijn Moeder weder wat zwakker. Maandag 30 Maart. Mijne Moeder is weder zwakker. Mijn oude Akademie-vriend H. Engelberts had gisteren belet gevraagd met zijn vrouw. Ik heb het afgeschreven. Hij is echter van de Wiersse bij Slingeman geweest, en na den ëten is Marie aan hem gepresenteerd. In Amsterdam zal een Kunst-museümGa naar margenoot+ opgericht worden. (Mogelijk lost het zich op in het Monument voor 1813) Ik word echter in niets gekend. Toch heb ik het eerste en het meeste geschreven en geijverd om den Nationalen zin wakker te schudden, en voor de bouw van een Nat.l Mu.um. - Gelukkig heeft de ondervinding mij geleerd, alleen in mijn geweten zijn belooning te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dingsdag 31 Maart.Mijne Moeder verkeert in hoogst bedenkelyken toestand. De Doct.r verklaart dat ik mij op het ergste moet voorbereiden. - Wandel met Marie langs Zonsbeek en langs den Spoorweg terug. Schrikkelyke uren, die komen moeten. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag 2 April.Mijne Moeder wordt zwakker en zwakker. Ontvangen van den Not.s Ketjen.
_____
Donderdag. Schynbaar is het lijden mijner Moeder minder. 's avonds dragen wij haar op de canapé. - Nu en dan heeft zij benaauwdheden uit de maag voor[t]komende. - Tegen tien uren dacht ik dat alles een einde nam. Later bragten wij mijne Moeder weder op haar bed. - Noch ik, noch de meiden gaan even als den vorigen nacht naar bed. - Tegen twaalf uur tracht ik voor den kagchel zittende in mijn ouden studenten-mantel gewikkeld wat te slapen. - Kon het niet doen. - Telkens sloeg mijn moeder den gordijn open om te zien of ik wel bij haar stond. - Tegen de morgen was Ga naar margenoot+ik een half uur met haar alleen - zij vroeg mij of ik haar ook nog iets te vragen had - ik had wel een vraag te doen doch verzweeg die, en ben blijde het gedaan te hebben - ik antwoordde ‘neen niets heb ik te vragen dan om vergeving zoo ik u ooit verdriet mogt gegeven hebben.’ ‘O spreek daar niet eens van’ antwoordde moeder ‘en ik vraag u Moeder mij geluk toe te wenschen in mijn verder leven’ ‘Ja geluk, geluk![’] fluisterde zij. Zij bleef kalm en volkomen helder van hoofd. - Sprak over de meiden, verlangde een slaapdrank. - Tegen tien ure kwam de Doctor die mij zeide een poeyer om te slapen te zullen zenden - mijn Moeder begeerde druppels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Naauwlyks was de Doc.r vertrokken toen mijn oom H. de Vaynes kwam. - Mietje was bij mijn Moeder; in de nevenkamer stond ik met mijn oom te spreken, toen wij hoorden dat mijn Moeder weder een kuch van benaauwdheid had - wij gingen naar het bed - het was de doodstuip.
Vreesselyke uren, vreesselyke oogenblikken - het is niet de dood in de romans op het Tooneel. - horror! Maar daarachter ligt de Eeuwigheid. - Mietje zeide mij later dat mijne Moeder naar eene boodschap had gevraagd van freule Bentinck - en daarop om een teug water .. - meenende dat het eene benaauwdheid was gelyk aan de vroegere, had zij mij niet terstond geroepen. Ik sloot mijne Moeder de ogen. Hoevele herinneringen mijner Jeugd sterven niet weg met haar. - Zonder broeders of zusters sta ik thans alleen. - Gelukkig is de lieve Marie mij tot een toespraak en troost. - Verscheiden souvenirs heeft mijne Moeder voor haar famille afgezonderd. - Voor de kleine Louise Aberson eenig geld jaarlyks tot haar 18e jaar. - Ik zal dit kind in mijn bijzondere protectie nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dingsdag 7 April.Treurige paaschdagen. - Lieve deelneming van vele zijden. - Ellendige beslommeringen geven gedwongen afleiding. - Schrijf met Marie de communicatie-brieven. - Maak tweemaal in den donker een eenzame buitenwandeling. - Het huis leeg waarin ik geen dag was zonder Mama te zien. - _____ Ga naar margenoot+De twee meiden hebben mijne moeder voorbeeldeloos opgepast. - maar het gedrag van Keetje van Arnhem is boven alle lof verheven. - Slechts voor een oogenblik verliet zij dagen achtereen de ziekenkamer, nimmer zag ik een zweem van ongeduld op haar gelaat, onvermoeibaar was zij in haar verzorging, steeds zag ik haar oogen vervuld van tranen - geen dochter kan ooit haar teergeliefden Moeder met meer innige liefde en algeheele zelfopoffering bijgestaan hebben dan dit meisje het mijne moeder deed. - Reeds twaalf jaar dient zij bij ons en ook mijn vader werd door haar voortreffelyk in zijn laatste ziekte bewaakt. Elk der meiden schonk ik ƒ50 boven hetgeen haar door mijn Moeder was toegedacht, ‘doch’ voegde ik er bij, ‘een belooning is het niet - het is een blyk van dankbaarheid - God alleen kan u er voor beloonen. -’ De arme meid zag er, de laatste dagen, zoo betrokken en ontdaan uit dat ik voor haar gezondheid vreesde. _____ Heden avond de akelige plegtigheid der begraving. - Mijn vader heeft niets bepaald omtrent de plaats der ter aarde bestelling. - Ik begreep echter dat dit te Doesborgh in het famille-graf moest geschieden. - Mijn Moeder gaf haar verlangen te kennen ook aldaar te rusten. - Met mijn Oom Henri d.V. zal ik de lykkoets volgen tot Doesborgh. - Om zeven uur rijden wij van hier af. - Vreesselyke togt, stuitende verouderde plaatselyke gebruikenGa naar margenoot+, terugreis te middernacht! - En toch moet ik zeggen dat die geheele plegtigheid mij niet tot ernstige droefheid stemt. - Ik ken geen zielesmart dan in eenzaamheid. - Even als ik mijn vader zelf had afgelegd, deed ik zulks ook mijne Moeder met mijn Oom H.Ga naar margenoot+ - twee uren daarna beefde ik nog aan al mijne leden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+9 April.De begrafenis op 7 April heeft volkomen ordelyk plaats gevonden. Mijn oom vergezelde mij. Te 7 ure verlieten wij het huis. Marie was zeer aangedaan. Zij bleef in de kamer. - Op den Doesborghsche dyk voegden de lantaarndragers zich bij de doodkoets. - Ten 10 ure waren wij in de stad. - Honderde menschen waren bijeen gekomen. - doch allen bewaarden een plegtige stilte en nergens hoorde ik zelfs de stem van een kind. - De lucht was helder - de nacht donker - alleen sterrenglans aan den hemel. - Het lantaarn-schijnsel wierp een zacht licht op het beeldje van Strackée boven den grafkelder waarin ik de kist mijner Moeder zag verdwijnen. - Om drie uur in den nacht keerde ik weer in het leege huis. _____ Heden ƒ134,95 betaald voor de Kerkhof-kosten te Doesborgh en ƒ50 als gift van mijn Moeder aan de Maatschappij van Weldadigheid. - Zij bestemde nog ƒ300 voor de Arnhemsche armen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
16 AprilOntvang de Circulaire en het programma der Kommissie tot Stichting van het Museum Koning Willem I en een uitnoodiging om Lid der sub-Commissie uit te maken; ik antwoord het volgende, geadresseerd aan prof. W. Vrolik president der Kommissie, niet aan den secretaris Alberdinck Thijm. -
Ga naar margenoot+Aan de Kommissie tot Stichting van het Museüm Koning Willem I
Wel Edele Heeren
Daar ik weldra voor geruimen tyd het land ga verlaten kan ik de vereerende, door de Kommissie van het Museüm, mij opgedragen taak niet aanvaarden. Uit den grond van mijn hart wensch ik dat deze Stichting voornamelyk strekken moge ën tot ontwikkeling van den moreelen en nationalen zin van ons Volk, ën tot de opkomst en bloei eener Nederlandsche Schilderschool, den 19.e Eeuw waardig. Met de meeste Hoogachting heb ik de Eer mij te noemen WelEdele Heeren Arnhem 16 April 63 UE Dw Dienaar A. Ver Huell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 April.De H.r Ruysch die dezelfde uitnoodiging kreeg als ik kwam mij van morgen over de zaak spreken. Ik maakte er ZE. attent op dat men mij veel eer bewees met in de circulaire te schrijven. ‘Daar is veel, dat ons de vaste hoop geeft niet te vergeefs op de medewerking onzer landgenoten te rekenen. Vooreerst, de voorgang en het voorbeeld van Z.M. den Koning; ten andere, de belangstelling die het bekende ontwerp van den H.r A. Ver Huell heeft opgewekt tot stichting van een Nationaal pantheon enz.’ Men noemt mij na den Koning, men spreekt van mijn Nationaal pantheon (?)Ga naar margenoot+ doch roept mij niet in de Amsterdamsche Kommissie en wil mij nu alleen gebruiken om hier circulaires te verspreiden en gelden te verzamelen. _____ Ga naar margenoot+De H.r Ruysch bedankt ook - vooral omdat hier reeds een Kommissie bestaat voor het Nationale Monument van 1813. Buitendien zie ik in de circulaire niet dat door het Museüm K.g Willem I veel zal tot stand komen dat van eenig nieuw nut voor Volk en Kunst wezen zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag 3 Mei.Mijn Volkszaal komt weder op den voorgrond. Zelfs de ArnhemmerGa naar margenoot+ beveelt een dergelyke stichting als de meest nationale en doeltreffende aan. - Gisteren ontving ik van Jonkh.r M.r J. de Bosch Kemper zijne brochure het Nationale monument Ga naar margenoot+ waarin hij het plan mijner Volkszaal als de meest geschikte stichting aanprijst. Een gepensioneerd Majoor oud 86 jaar en blind wil een Nieuw Invaliden huis als Monument. - Is dit een stichting voor een niet militaire Natie als de onze, terwijl het groote en schoone Invaliden-huis op Bronbeek reeds bestaat? en de meeste oud gedienden van 't pensioen verlangen te leven, op zich zelf? _____ Aan den H.r de Bosch Kemper schreef ik gisteren. ‘Wil mijn hartelyken dank ontvangen voor de vereerende toezending uwer brochure. Gelukkig is het voor mijn goede Vaderland dat mannen als U ijveren voor de ontwikkeling van den morelen en nationalen zin bij ons Volk. Met ware Hoogachting enz: _____ Zoo mijn Vólkszaal tot stand zal komen moet ik mij nu geheel op den achtergrond stellen en doen vergeten dat ik het eerst den nationalen Vaan opstak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dingsdag 5 Mei.Daareven las ik in de 2.e Livr.n van Maart van de Revue des Deux Mondes Mad.lle de la QuintenieGa naar margenoot+ van George Sand en mijn hart klopte van aandoening; in de derde brief van Lemontier aan zijn zoon schildert hij den stryd die ik in de laatste tijden gestreden heb, en waarin ik zoover mijn krachten gingen, overwonnen heb. Ik heb de overtuiging van behoefte aan opwekking van den morelen en nationalen zin bij ons Volk wakker geschud en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
over geheel het land in werking gebragt. Verscheiden invloedryker en kundiger mannen dan ik hebben nu het zwaard uitgetogen voor de edele en schoone zaak - God geve dat ook zij overwinnen mogen over den Daemon van domperij en anti-nationaliteit die mijn goede Vaderland bedreigt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zaturdag 9 Mei.Gisteren schreef ik den volgenden brief aan den Burg.r van Amsterdam, [d]en H.r Messchert van Vollenhoven.
Wel Edel Geboren Heer
Nog deze maand denk ik ook ingevolge het verlangen van wijle mijne Moeder in het huwelyk te treden, en zal daarna voor een geruimen tyd het land verlaten. Vergun mij tot UE. als Praeses der Stichting Willem I nog eenige woorden deze zaak betreffende te mogen toevoegen. In de Circulaire zag ik dat men mij de eer bewees van mijn naam te noemen. - Door zamensmelting met de Commissiën voor het Nationale Monument hoop ik, voor de ontwikkeling van den morelen en nationalen zin bij ons Volk, dat niet slechts oude schilderkunst op nieuw geëxposeerd, Ga naar margenoot+maar dat een nieuw nut voor Volk en Kunst uit deze stichting geboren zal worden. - Mijn fortuin is zeer gering in vergelijking van de fortuinen der vermogenden in onze schoone Hoofdstad, doch al ware het slechts tot opwekking voor andere Vaderlanders buiten Amsterdam kan ik echter een som van duizend guldens van af 1.o Junij a. bij de Heeren Kerkhoven en C.o (Heerengracht) disponibel stellen voor de Commissie van het Museüm Willem I, en meen niet onbescheiden te zijn wanneer ik UE beleefdelyk verzoek hiervan bij gelegenheid aan de Commissie kennis te willen geven. Onder ons verzoek ik U echter vriendschappelyk dit geheel in stilte te doen, en zoo mogelyk de een of ander aan het aanbieden van 't Honorair Lidmaatschap dacht, hieraan geen gevolg te doen geven daar ik nu toch zoude meenen voor die eer te moeten bedanken. Ik ben er dankbaar voor en reken het tot een geluk voor het Vaderland dat mannen als u, de Bosch Kemper, Vrolik enz: zich deze zaak aantrekken. Waar zulke krachten eendrachtelyk werkzaam zijn mag men grootsche résultaten verwachten. UE op uw edel pogen alle voorspoed toewenschende heb ik de eer mij met de meeste Hoogachting te noemen
Wel Edel Geboren Heer Arnhem 8 mei 63 UE Dw Dienaar A. Ver Huell _____ Gisteren avond kreeg ik een brief van het Arnhemsche Afdelingsbestuur der Maatschappij van WeldadigheidGa naar margenoot+ waarin ik met algemeene stemmen tot Lid van dat bestuur werd benoemd. Ik heb echter gemeend er voor te moeten bedanken. _____ Alleen de Roomsch Katholyken hebben mij schriftelyk bedankt voor de namens mijn Moeder gedane gift aan de Armen. - Meyier, de oudste Do- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
miné, maakte mij een visite en bedankte mij echter niet eens. - van de Lutherschen merk ik ook niets. Ga naar margenoot+Donderdag 14 Hemelvaartsdag. Ingeteekend door van ZelmGa naar margenoot+, 's morgens 2 u ten huize van den H.r Anemaet. God heeft haar aan mij geschonken - God zal ons huwelyk zegenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 Mei.Wij dwazen die de omstandigheden wilden dwingen. Ik heb mij met een goed doel vijanden gemaakt. Nog gisteren leed ik door hun storende inmenging. Marie is [geschrapt] vrolyk, onergdenkend - zij meent het goed - haar voornemens zijn niet onedel - maar ik ken de inkankerende magt der maligneteit. - Ik schreef alles aan den H.r Anemaet. - Hij kwam bij mij. - Ons engagement is af. - Menschen als ik mogen geen burgerlyk geluk genieten. Wat zal nu de toekomst zijn! Morgen de stervensdag mijner Moeder. _____ Aan Maria A. om haar te calmeeren Geachte Vriendin
Laat ik U zoo blijven noemen. Die vier dagenGa naar margenoot* waarin ik leerde wat hemelsch-reine liefde is, hebben voor altyd mijn hart voor alle verdere affectie's gesloten. Van heden af begin ik een nieuw leven. Denk somwijlen aan hem die tot aan zijn graf uw edel beeld met zich zal dragen. Doch tracht, ik bezweer u bij God en uw moeder, tracht nu mij niet te zien en dwing het lot niet tot ons ongeluk. 22 Mei. - Schuw haar hevigheid en drift - Ik voel mij ziek. - Vomeerde .. - heb geen eetlust. Zoo ik kan verlaat ik van avond de stad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+12 JulijZondag. Eergisteren ben ik van Parijs teruggekomen. Wat zal mijn toekomst wezen? - en toch ben ik God dankbaar dat hij mij de kracht gaf om alles af te breken. - Met een ander zoû Marie mogelyk gelukkig kunnen wezen - met mij niet. - Wat ik 17 Mei slechts ter loops aanteekende moet ik hier uitvoeriger opgeven. - Marie en ik hadden elkander in oogenblikken van éfranchementGa naar margenoot+ alles wat tot vroegere liaisons (natuurlyk op onzen leeftyd) betrekking had, medegedeeld. Zij had mij gesproken van een amourette met een Roomsch officier enz: doch verzekerd nu ook niets meer te kunnen toevertrouwen. - den 17 mei zaten wij 's avonds aan het souper, toen de oude H.r A. bij een glaasje wijn zich plotseling ontvallen laat: ‘was je een maand later gekomen dan zou het te laat zijn geweest.’ Ik vroeg terstond aan Marie die schrok, boos werd en half begon te huilen den naam - en zij noemde mij dien van iemand eenige jaren jonger dan zij. - Ik bragt een slapeloozen nacht door, en liet den volgenden dag den vader driemaal aan mijn deur afwijzen - zij brak echter de consigne, en ik liet mij door haar tranen en woorden vermurven. - Den laatsten avond 22 Mei maakte zij zich bij een klei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ne proef die ik nam zoo driftig dat ze mij een gebonden Magasin pittoresque uit de hand rukte en tien pas ver door de kamer slingerde. - Zoo iets voor ons huwelyk - wat zoû dit later worden? Maar honderd andere redenen dwongen mij tot een rupture. - Haar houding met haar neven de Kock, de ClercqGa naar margenoot+ enz: waarvan een steeds door haar ‘mon ami, mon frère’ genoemd werd, een ander ‘grand monstre’ haar hoogst onkiesche geld-verspillen, te meer af te keuren omdat zij vroeger over geen cent disponeeren Ga naar margenoot+kon ‘ja hoor eens nu wil ik mij niet meer geneeren!’ haar al te naïve vragen voor een meisje van 35 jaar ‘vindt je er wel iets in dat ik mijn kuiten laat zien?’ en [‘]dat ik op reis 's morgens altijd met een blooten hals loop’ - haar houding tegenover verscheiden heeren en officieren alhier, haar hevigheid waarvan zij zich zelve in een brief beschuldigd, en eindelyk de Vader zoo geheel verschillend van mijn edelen Vader. Het was mij nimmer mogelyk hem dien heiligen naam te geven en hoe meer ik hem leerde kennen, hoe minder ik met hem op had. Dat alles deed mij een ongelukkige toekomst voorzien die coute-que coute door mij moest ontweken worden. - en vrij kalm wordt alles door haar opgenomen. - Aan eenige vrienden en aan mijn oom de Vaynes heb ik mijn motieven medegedeeld en allen beklagen het gebeurde doch keuren mijn gedrag goedGa naar margenoot+. - de wereld laat ik praten en gissen. - een heerlyke gelegenheid voor mijn vijanden, wien ik tot nu toe geen vat hoegenaamd op mij gaf. - want zoolang ik in Arnhem ben leefde niemand zoo stil als ik. - Verscheiden invitatie's kreeg ik om te logeeren; doch vooreerst wil ik eenigen tyd hier blijven. - Doch wat gebeurt mij gisteren met mijn oom de Vaijnes! Als mijn oudsten bloedverwant had ik hem gekozen tot mijn vertrouwde en de aanleiding tot het afbreken van mijn engagement werd door hem volkomen beaambd. - Voor hem en zijn dochter had ik een paar ivoren souvenirs uit Parijs medegebragt. - Ik gaf het hem doch Willemine kwam mij niet begroeten. - ik stelde het dus tot later uit dit aan haar te offreeren. - Voor Tante Buijs en haar dochters had ik broches gekocht. - 's avonds zoude zij een kwartier buiten Arnhem aan het Lage WaterGa naar margenoot+ komen. - Oom ging Ga naar margenoot+er heen alleen met zijn dochter. - ik vroeg dus om mede te rijden, daar ik vermoeid was van het reizen van den vorigen dag en het weder bijzonder heet was. - Oom keurde dit volkomen goed. - maar aan tafel zittende krijg ik een brief van hem, waarin hij mij schrijft dat zijn dochter niet door het Arnhemsche publiek wilde gezien worden met mij in één rijtuig zittende. Ik kon deze insolentie lezende mijne oogen naauwlyks gelooven. - Ik schreef hem dat ik zijn briefje als iets curieus zoû bewaren om aan de wereld te laten lezen. - en wandelde naar het Lage Water. - daar waren Tante en haar dochters allen even verbaasd over de handelwijs van oom - ik zeide haar van voornemen te wezen Willemine koel beleefd te behandelen. Zij kwam en - wilde mij de hand geven. Ik zeide haar dat men aan iemand met wien men niet in één rijtuig wil zitten ook geen hand geeft - en weigerde die aan te nemen. Uitbarsting van oom en brouille, denkelyk voor altyd. - Zoo ik ooit schuld had - in deze althans geene. _____ Voordat ik naar Parijs ging schreef ik aan de Bankiers Kerkhoven en Co. te Amsterdam dat ik HE. verzocht Duizend gulden van mijn naam te geven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de Commissie van het Museüm Willem I en om een Crediet-brief à 2000 francs. Ik heb er duizend van afgenomen bij den Bankier Rottschild. _____ Zoodra ik in Parijs was kreeg ik brieven van alle zijden, de meesten welwillend, sommigen miskennend b.v. Van eenigen die meenden dat ik mij aan allerlei uitspatting zoû overgeven door wanhoop. - Hoe weinig kennen zij mij! Heb ik dan niet genoeg in mijn werken doen gevoelen dat ik in den grond van mijn hart daartoe te dichterlyk ben. - Neen de natuur heeft mij Ga naar margenoot+getroost en dagen heb ik doorgebragt in de stille bosschen bij Parijs. Kort nadat ik in Parijs was kreeg ik een brief van J. van Outeren uit Amsterdam waarin hij mij verzekerde van de deelneming van hem en zijne vrouw (Mej.w Reepmaker) in mijn lot en proponeerde, zoo het mij eenig genoegen kon doen, over te komen. - Goede dagen heb ik met mijn braven, kunstlievenden vriend doorgebragt. - Hij is een groot musicus, speelt uitnemend schoon op de viool met wellust hoorden wij te zamen de Huguenots en de RobertGa naar margenoot+. - Vroeger had ik de Zampa, Muëtte en HaydéeGa naar margenoot+ gehoord. - M.r et Mad.e Guijmars, Belval (bas) en Mad.e Duprez van den Heuvel, waren de beste zangers. - Een dag of twee nadat ik de geestige A. Brohan in het Theâtre Francais geadmireerd had deed zij in een rijtuig met twee heeren een val in een afgrond, waarbij zijzelve ligt gewond werd doch een van de heeren die met haar waren gedood werd en de ander zijn arm brak. - Ik had een stukje gehoord waarin zij speelde (Une loge d'Opéra)Ga naar margenoot+ met allerhatelykste toespelingen op den genéral Pélissier die met zijn beeldschoon, jong vrouwtje in de avant-scène zat. _____ Ik zag de Tartuffe en MisanthropeGa naar margenoot+ - maar niet zooals ik ze van Mad.le Mars hoorde toen zij 64 jaren (naar ik meen) oud was. Het was kort na de diefstal harer diamanten - en zij zag er uit als een vrouw van 30 jaren. _____ Crocquett en Hermann de leeuwentemmers waren de helden van den dag - in de Variétés werd een allerflaauwste vaudeville in 3 Acten gegeven Croquebète (toen ik er uitging zei ik tegen een Franschman, het moest heeten Trop bête ..) Als het gordijn opgaat ziet men een Crocquet met drie Ga naar margenoot+leeuwen, die echter in eens hun koppen afnemen en meer loon verlangen, hun staarten aftrekken enz: - een der leeuwen is verliefd op de dochter van de temmer - allerhande zotte scènes komen hieruit voort - ‘Vous un Lion!Ga naar margenoot+’ zegt ze hem, ‘vous n'êtes qu'un cornichon!’. De pseudo-leeuwen maken een komplot. Het publiek ziet men talryk bijéén, de kooi achter een gordijn staat gereed, maar als dit wordt opgetrokken ziet men de leeuwen in plaats van in het hok er boven op zitten en - het publiek vlugt gillend het spel uit. - Daarna jagt op de leeuwen in een bosch - onder de jagers is een natuurkundige die van de Historie des Leeuws een speciale studie heeft gemaakt. Deze heer jaagt met boog en pijl - enfin! een opeenstapeling van dwaasheden - niet eens geestig genoeg om éénmaal met genoegen gezien te worden. In de Volksthéatres zag ik stukken wier dépravente strekking mij verbaasde. De ouder- en kinderliefde werd er bespottelyk in gemaakt zoowel als de huwelijks-trouw en een Couplet dat herhaalde malen gebiseerd werd, had de Electrische-Télépaat tot onderwerp: er werd in gezegd ‘dat de électriciteit snel werkte - maar hij had iets nog snellers ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien, een vrouw die haar man te Parijs Cocu maakt en op het zelfde oogenblik hem in China een paar hoornen op het hoofd plantte.’ etc. - Ook de vrouwen der ‘demi-monde’Ga naar margenoot+ treden meer en meer op den voorgrond: welligt een gevolg van het encombrementGa naar margenoot+ van vrouwen. - overal encombrement. - van rijtuigen op straat, daarom begint men onderaardsche wegen aan te leggen; encombrement in de hôtels, aan de spoorstations, waar men reeds een halfuur vóór den tyd zijn goed moet bezorgen, encombrement in de kerkhoven, in de théatres enz. -
Den keizer vond ik dik geworden doch bleek. - meestal leunde hij op den arm van een zijner kamerheeren Ga naar margenoot+De Keizerin zag ik te Fontainebleau in haar Venetiaanschen gondel, door een in het rood gekleeden neger geroeid: de dames van het hof droegen lage (Louis XV) hoedjes met veders, meest vrij korte rokken en bottines, ceinturen met een strik op den rug bijna tot op den grond neer-hangende en wel 1½ handbreed breed: een paarsche dame frappeerde mij om haar piquant schoon, groot bruine oogen, pikzwart haar, waarop een spaansch hoedje met rooden veder; haar japon was wit met rood afgezet. - In het Bois de Boulogne zag ik in het ‘Ancien parc aux cerfs’ een révue van Turco's en Spahi's: de lichtblaauwe met geel afgezette uniformen en helderwitte tulbanden stonden goed om de zwarte krijgslieden, en de Fantasia's der Spahis, in hun wapperende bournou's, op hun vurige Arabische paarden, maakten een teekenachtig romantisch effect tusschen de boomen-groepen van het park. - De bouw van de Nieuwe Opéra was tot een el boven den grond gevorderd. - De Schilderijententoonstelling bedroeg een 3000 nummers. - De maatregel van den Keizer om aan dé geréfuseerdenGa naar margenoot+ eenige zalen tot exposeeren toe te staan, voldeed.Ga naar margenoot+ Het was een collectie van croutes zooals ik nimmer zag. - Bellangé, Bellij, Biard, Bontenne, Boulanger, Brendel, Cabanel, Coessin de la Fosse, Comte, de Jonghe (?) Fromentin, Giraud, Glaize, Hébert (A.A.E.) Heilbuth, Hillemacher, V. van Hove, Jalabert, Jobert, G. Jundt, Knaus, Landelle, Laroux, Marchal, Marquis, Maris, Hugues Merle† (moord van Henri III), Muller, Pasini, Pastelot, Percy-Sicher, Plaisan, Ronot, Rousseau (P en T), Saintin (J.E.) Poney expres, Salantin, Schreyer, J. Tissot, Vasselon, Yvon muntten uit. Van Outeren kwam Woensdag 23 bij mij in Parijs. Een waar vriend: die terstond wetende dat ik alleen en niet gelukkig was, zijn vrouw en kinderen verliet en mij gezelschap kwam houden en ook van v.d. Elst kreeg ik allerliefste brieven. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zat.g 25 July.Juist acht dagen geleden (18 July) ben ik voor eenige dagen naar de Tentoonstelling van oudhedenGa naar margenoot+ te Delft geweest, omdat ik vernomen hebbende dat de H.r Anemaet Maandag de stad verliet, het meer délicaat vond, dien dag niet hier te zijn. - De Tent.g was zeer rijk en belangwekkend: ik sprak er verscheiden oude Akademie-kennissen o.a. den burgemeester van Delft v. Kuijk, die een jaar naast mij woonde in Leiden op de Vischmarkt, toen ik aldaar bij den boekhandelaar Brouwer kamers had. - Prins HendrikGa naar margenoot+ en zijn vrouw en twee jonge princessen van Saxe Weymar waren te gelijk met mij op de Expositie. - Per schuit (waarin ik met den H.r Muller (schrijver over de afkomst der Hollandsche vlag) ken- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
nis maakte ging ik naar Voorburg, om aldaar de Kasteleines van Zanten en haar dochters, bij wie ik als student zoo dikwijls geweest was, eens te bezoeken. - Met spijt hoorde ik dat de 2e Jaantje reeds zes jaren geleden aan de tering gestorven was: de oudste (Sientje) zag er nog allerliefst uit en met verbazing vernam ik dat de jongste met den broeder van een mijner kennissen alhier, van Jonkh.r R. Teding van Berkhout gehuwd was in Middelburg. - Ik wandelde terug naar Delft waar ik uitnemend goed gelogeerd was bij de gezusters van Heijningen, (Jufv.w Mietje) - aan de Haagsche poortGa naar margenoot+, die men begint af te breken. - Het logement de Koetswagen,Ga naar margenoot+ waar ik als student zoo vele vrolyke dagen heb doorgebragt, was geheel verdwenen en een fabriek er voor in de plaats gezet, maar geheel aan den weg, terwijl het logement een twaalf schreden van den weg af lag met een vooruitspringenden vleugel. O, dien dag zal ik nooit vergeten, toen wij, na in de Koetswagen goed gedineerd te hebben, naar den Haag reden, en mijn trouwen Bull-dog, met een groot papier om zijn nek, waarop zijn adres stond, per schuit naar Leiden zondenGa naar margenoot+. _____ Ga naar margenoot+Heden 25. Is Tante H. de Vaynes van Brakell met W. naar WenbadGa naar margenoot+ gereisd. Mijn collectie van Oudheden heb ik verrijkt met een lepel (zilver) en kistje in Amsterdam gekocht. - Ook een schilderijtje van MolijnGa naar margenoot+ ad ƒ35. _____ Keetje heb ik in plaats van 65, ƒ100 's jaars beloofd en de huishouding opgedragen. - Aan Mietje ƒ70.- daar beiden zoo trouw mijne Moeder verzorgden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag 27.De schoonste kleedingstukken mijner Moeder, doeken, shawls, kanten, bont, o.a. echt hermelijn van groote waarde afkomstig van mijne Oud-Tante Ver Huell, heb ik uitgezocht voor mijne Tante Buijs omdat zij het met hare drie dochters het best gebruiken kan. - Morgen heb ik haar gevraagd en zij komt met haar vier kinderen. - Ik ben benieuwd of zij het kleingeestig voorbeeld van Willemine volgende ook grimassen zullen maken wanneer het er op aankomt om met mij te gaan wandelen. - Ik zal het haar niet vragen maar hare contenance eens goed observeeren. - Ik denk het niet want ik deed haar nimmer dan goed. _____ Zond aan Tante Bouricius een geheel nieuwe mantel dien ik nog aan Mama aangeraden had te koopen. - Aan Christine een Shawl, parasol enz - aan de kleine Louise ƒ10 in plaats van een cadeau uit Parijs. - Aan Lise Fabius een schoone kanten omslag doek door mij voor Mama uit ParijsGa naar margenoot+ medegebragt en een broche. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
29 Julij.Ga naar margenoot+Het is gisteren gegaan juist zooals ik dacht. Tante met haar 3 dochters en Pauw kwamen koffij drinken: na de koffij liet ik den geheele boliemandGa naar margenoot+ met cadeaux door haar verdeelen. - Toen dit gedaan was werden voorbereidingen tot uitgaan gemaakt - de drie meisjes deden haar mantilles om en Tante haar doek omslaande vroeg losweg ‘heb je geen plannen’ waarop | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik antwoorde ‘Neen ik zal Pauw mijn verzameling eens laten zien.’ - Met zekere spanning wachtte ik één woordje, vooral na het gebeurde met Willemine, van een der meisjes. - maar niets. - Zij gingen zoo gaarne met mij mede om op ijs en gebak getracteerd te worden. - Tot nu toe zijn diegenen die mij het grofste behandelen juist zij, wien ik het meeste goed deed: zij maken van de gelegenheid gebruik om zich van hun dankbaarheid te débarasseeren. - Na Pauw alles gewezen te hebben ging ik met den jongen een wandeling maken die ik tot over vieren rekte, daar ik zeer goed begreep dat zij zoolang mogelyk uit zouden blijven. - Over vieren eerst kwamen allen t'huis. - Het was nog mogelyk dat zij visites gemaakt hadden, doch aan tafel hoorde ik dat zij lang op de banken van het Tamboers-boschjeGa naar margenoot+ gezeten hadden. - Ik tracteerde haar allen eerst zoo goed mogelyk doch na de thee, toen Coosje met Tante nog eens uitging kon ik niet laten te zeggen ‘Ik ga met je meê’ waarop Sophie en Clara begonnen te lagchen en ik terstond volgen liet ‘neen wees maar gerust, ik zal t'huis blijven.[’] - Deze kleingeestige zaak schrijf ik alleen zoo uitvoerig neêr, om mij later tot eigen verantwoording te strekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+31.Krijg invitaties om te logeeren van Engelberts en A. Uyttenhoven in den Haag. - doch eenigen tijd zal ik nog te huis blijven om de huishouding aan een geregelden gang te gewennen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Aug.sGisteren tegen 4 ure van de buitensocieteit te huis komende zat mijne Tante Buijs tot mijn groote verwondering in mijn kamer: zij was met hare drie dochters den geheelen dag bij mijn oom de Vaijnes. - niemand kwam even ‘en passant’ (zij gingen naar de tentGa naar margenoot+) bij mij aan - dus een nieuwe insulte. - Zij trachtte de vorige handelwijze der meisjes wat te palliéeren;Ga naar margenoot+ maar 't ging niet. - En hoe dikwijls heb ik Mama niet gepersuadeerdGa naar margenoot+ haarlieden groote cadeaux te maken, de helft der kostschoolgelden te betalen, honderden kregen zij van ons. - en bragt ik haar nu onlangs niet broches mede uit Parijs - en het beste der toiletzaken van Mama schonk ik haar. _____ Eergisteren passeerde de schilder Abels. Van Swart, Hendriks, Kuyck, Bosboom, Nijhoff en ImmerzeelGa naar margenoot*, allen Geldersche schilders kocht ik stukken, alleen van den ouden, wezenlyk goeden schilder Abels niet. Ik riep hem binnen en vroeg hem of hij mij een stukje schilderen wilde. Hij verzocht mij om gisteren bij hem te komen zien. Terstond viel mijn oog op een klein, allerliefst manenschijntje, een molentje met bijwerk, flink, geschilderd, piquant geestig en toch rustig; ik vroeg den prijs, hij fixeerde ƒ60, maar ik zeide hem dat die taxatie wel te modest was en proponeerde ƒ100,- Ik geloof dat ik den ouden man voor een paar dagen gelukkig maakte. _____ Ga naar margenoot+Bij Strackée zag ik in klei het model voor een groote steengroep hem besteld door iemand die aan een hartkwaal lydt, welke groep, Jesus in den schoot van Maria voorstellende, stellig het schoonste werk, van teekening, uitdrukking en drapperie is, dat nog door hem geleverd werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Aug.Heden staat in het Handelsblad een uitvoerig artikel over het Monument van 1813. - Door de Commissie wordt een standbeeld, Naald en ambachtsschool voorgesteldGa naar margenoot+. - Het Muzeum Willem I wordt ook zeer aangeprezen en deze zinsnede komt o.a. in de Courant voor: ‘Het bekende voorstel van den H.r Ver Huell vond dan ook vele warme voorstanders enz:’ (Alg.n Handelsblad, Woensdag 5 Aug.s 1863, N o 9864.) Ik wil er niet tegen schrijven, maar neem aan te bewijzen dat een Nationaal Museum eerder door National[e] bijdrage dient opgerigt te worden dan een ambachtsschool: Ambachten moeten toch geleerd worden, de noodige ambachtslieden moeten er zijn en eigen voordeel en eigen eerzucht zijn de beste prikkels tot bekwaammaking. - doch hoe zal een Nationaal Museüm tot stand komen zonder algemeene zamenwerking? _____ Zaturdag voorbij de KlingelbeekGa naar margenoot+ aan de Rijnkant wandelende, stonden daar een paar policie-agenten. - Zij spraken mij aan en wezen mij een lijk, op de kant aangespoeld. Het was dat van een manGa naar margenoot+, en verkeerde in sterken staat van ontbinding. Het hoofd was bloedig rood, geheel onkennelijk en bedekt met goud-vliegen (Cynomia mortuorum (?))Ga naar margenoot+ De kleding was geheel zwart. - In een zakboekje had de agent een brief gevonden, onderteekend Kuick[?], geb.n J. Weber. - Nu vertelt men heden, dat deze man een broeder van een alhier wonenden Weber, uit de Oost kwam, en nogal een aardigen som te innen had. en dat men een moord vermoedde, daar het lijk een wond had in den onderbuik en van een Garibaldi-kettingGa naar margenoot+ het horologie was afgerukt. -
[102 en 103 blanco]
Ga naar margenoot+In Parijs zijnde schreef ik den volgenden brief aan mijn vriend J. van Outeren, Regter te Amsterdam. Mijn vriend, het regent steeds - 'k weet niet wat te beginnen -
Daarbuiten vuil en nat - en woesternij van binnen -
Een dorre zandwoestijn, waarin noch bloem, noch plant
Met hoopvol groen het weê uit mijnen boezem bant.
Ik had fortuin, ik kon een wereldsch leven leiden,
Mijn materieel genot, kon ik mij doen benijden -
Ja zelfs dreef mijn geest, en 't gisten van mijn bloed,
Ook de verbeelding, die zooveel op het gemoed
Vermag, mijn zinnen aan tot stoffelyk genieten.
Doch 'k liet deez ijd'le lust in 't hart geen wortel schieten,
En trachtte naar het Ware en leefde voor het Schoon,
En met het oog op God was pligt besef mijn loon.
Wanneer in huis verdriet, en 't zien van eindloos lijden
Mij drukten - kon slechts één gedachte mij
verblijden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat 'k mij ontwik'len mogt door strenge werkzaamheid;
Dit was mijn heul, mijn troost, geheel mijn zaligheid.
Maar 't mogt niet zijn - 't gezigt werd mij
ontnomenGa naar margenoot+. -
In 't ëtsen had ik reeds veel vaardigheid bekomen -
Een kunst waarin misschien in ons geheele land,
Niet één, door mijn talent van teek'nen uit de
hand,
Zoozeer als ik zoû hebben mogen reüsseeren. -
Een gave der Natuur - niet iets dat men kan leeren.
Ook dit was uit - en 't staal en 't koper dat ik kocht
Heeft Kaizer en Cornet eer en geld aangebrogt.
Ook de lectuur, waarvan 'k zooveel genoegen smaakte,
En meestal elken avond lange excerpten maakte,
Die voeding van mijn geest, verliet me en in mijn hart,
Daalde eene schaduw neêr van ongekende smart.
Ik wanhoopte echter niet, doch vestigde al mijn krachten
Op Nationale Kunst en wijdde mijn gedachten
Aan al wat in ons land, haar bloei bevord'ren kon -
Ik ijverde onvermoeid, en streed - en overwon.
Doch zooveel mooglyk was, werd nu mijn naam verzwegen,
En hier ook, als altyd, werkte men mij weer tegen.
Want 'k hoor niet tot een kliek - ik hoor niet tot een
bent,
Waarin men geen talent, dan 't club-talent erkent!Ga naar margenoot+ -
.................... Mijn Moeder, stervende, verlangt dat 'k bij haar leven,
Haar nog de zekerheid dat 'k trouwen ga, zal geven.
Fortuin, talent, noch geld, begeer ik in mijn vrouw -
'T is zachtheid die ik zoek, en huislykheid en trouw.
Gij weet hoe ik hierin mij deerlyk moest vergissen -
En 't echtgeluk zal ik, wel altyd moeten missen, -
O John, mijn vriend, wen soms in stille eenzaamheid,
Ga naar margenoot+
Als 't somber weêr, of't bloed ons stemt tot
treurigheid
De vijand van de Hoop, de Twijfel mijne zinnen
Bekruipen komt, dan wordt het alles nacht daar binnen,
Dan sluit de hemel zich, en vraag ik mij waartoe
'K mij al die smarten gaf, en al die moeite doe?
En of 't niet wijzer was voor zingenot te leven
Tot 'k aan de Stof het lijf da' kreeg,
Ga naar margenoot+
terug moet geven?
Maar ik moet geven, ik,
en door dat ééne woord
Voel ik de stem der Stof, weer in mijn Ziel gesmoord.
Neen, wat men Idéaal heeft in de Kunst
geheeten
Is op moreel gebied de Stem van het Geweten,
Dat, hoe men ook in Deugd en in Vereedling rijst,
Steeds op een hooger doel, om naar te streven, wijst.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
_____
Gij zijt verwonderd vast, da'k dus in verzen schrijf -
't is overspanning deels, en ook tot tijdverdrijf.
Altijd wanneer't verdriet, mij 't harte komt beknellen,
Voel ik het HengstensopGa naar margenoot+ mij naar de hers'nen wellen,
En 'k grijp dan naar een Lier, i.e. een stalen pen
En maak mijzelven wijs dat ik een dichter ben.
Vergeef mij zoo'k van verre u hiermeê kom vervelen,
En in de Landrigheid, die mij drukt, dus laat deelen. -
Dat 'k liever lach dan huil, dit weet gij al te wel -
Hoe 't zij, voor u ben 'k steeds, dezelfde
Ver Huell
Parijs 16 Junij 1863.
Hotel des Etrangers. Rue Vivienne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+6 Aug.sIk kom daar juist van een ‘Algemeen Evangelisch Nationaal ZendingsfeestGa naar margenoot+[’]. - een vernieuwing der Oude HageprekenGa naar margenoot+. - Een ontelbare schare was daar met spoortreinen, met rijtuigen van alle kanten zaamgestroomd; bij het boerenhuis en op drie plaatsen langs de beek meer oost-waards, had men rustieke spreekgestoelten en banken opgeslagen. - Ik was er reeds om 7 uur 's morgens heengewandeld. - En toen er weinig menschen waren, gaf het geheel een dichterlyken indruk. - Doch later stond men zij aan zij opeêngedrongen, en alles werd voor mij als een geschilderde Décoratie. - Toen de gemeente een vrij onharmonisch gezang aanhief ging het indrukwekkende nog meer verloren. - Eindelyk beklom Do.s Heldering, (hij lijkt volkomen op de portretten van Proud'hon) het ruwe spreekgestoelte, omgeven van eenige ouderwetsche Dominé's met dikke buiken en steken. - Het regende nu en dan - en het mosch en de bosch-besstruiken waren nat - ik sprak een oogenblik met de schrijvers Cremer en Scheidius (Ernest) met haar Dames, met den kolonel Crommelyn, D.s Koch uit Delft enz.: en wandelde toen over Oosterbeek (waar ik koffy dronk) terug. - hoewel er broodjes, koffij (alles à 5 cents) te bekomen was in kramen in de weide voor het boerenhuis - en de verscheiden preken eerst heden avond over 6 uren zullen afgehandeld zijn. - Het terrein was rondom afgezet, de entrée 25 cents, aan de uitgangen stonden lieden met zakjes voor collecte, en door de predikers werd bijzonder het verleenen van milde giften aanbevolen. - Zoolang ik er bleef ging in de gemêleerde hoop (men zag de geldersche boerin zitten naast de met gouden oorijzers gekapte Noordhollandsche vrouw) alles ordelyk toe, maar zal dit van avond nog zóó wezen, zal dit bij volgende gelegenheden ook het geval zijn? - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+10 Aug.sDe Haagsche Hoofd-Commissie heeft voorgesteld tot herinnering van 1813 de oprigting van een gedenkteeken in den Haag, van een Naald aan het strand en van een Ambachtsschool in Amsterdam. Hoewel indachtig aan het ‘Veritas odium parit obsequium amicos’Ga naar margenoot+ heb ik gemeend, getrouw aan mijn beginsel, het volgende in de Arnhemmer Courant van heden (Maandag) te plaatsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iets over een Ambachtsschool in Amsterdam.Droeve dagen heb ik doorgeleefd - en de last van onverschilligheid, die op alle zielesmart volgt, drukte op mijn gemoed. Eenige berigten in de Dagbladen der laatste dagen trokken mijne aandacht en roepen mij weder in het strydperk der gedachte. Edel strydperk, wanneer men den banier volgt van het ware, schoone en goede, waaraan een elk zijne krachten wijden moet - vooral indien het belangen geldt, die boven alle andere gaan - de belangen des Vaderlands. Uit die berigten vernam ik met genoegen dat de meeste plaatselyke Commissien goedkeurden het plan tot stichting eener Ambachtsschool in Amsterdam. Het woord klinkt veelbelovend, Ambachtsschool, en aanvankelyk juichtte ook ik de grootsche en kostbare stichting toe - ja, achtte ze zelf verkieslyk boven een nationaal museum. Die zoo praktisch schijnende letters verblinden, en het verwondert mij niet, dat de meesten met de zaak, zonder ze in alle deelen grondig overdacht en onderzocht te hebben, hoogelyk ingenomen waren. Menigeen echter, ik ben er van overtuigd, zal met mij na rijper overweging den wensch uiten, dat onze Staathuishoud-kundigen, alvorens men tot eene eindbeslissing in deze overga’, het publiek opmerkzaam maken op de gevolgen die dergelyke proefnemingen in andere landen hadden; hoe weinig goede vruchten soortgelijke inrigtingen doorgaans leveren (*); op het gevaar dat er in gelegen is, om vermeerdering Ga naar margenoot+van zulk een tal van ambachtslieden te bevorderen, zonder zekerheid van werk; op de groote kosten, waar behoefte kosteloos aanvoert; op de verpligting waartoe men zich verbindt tegenover latere eischen, enz.: - Men zal mij het bekende, ‘chacun prêche pour sa paroisse’Ga naar margenoot+ toevoegen - maar in gemoede vraag ik het een ieder af, of een nationaal museum, dat zonder milde en edelmoedige ondersteuning nimmer tot stand kan komen, waarbij elke provincie, elke stad, ieder Nederlander geïntéresseerd is, niet meer tot volksontwikkeling en veredeling en tot versterking van den nationalen zin, dus tot algemeen nut zal strekken, dan een school voor ambachtslieden, die - de ondervinding leert het en zal het leeren - het eigenbelang genoegzaam onderwijst en aankweekt. Kan men echter de noodzakelykheid van de oprigting dier school bewyzen - wie zoû dan niet gaarne het zijne er toe willen bijdragen. _____ (*) J.B. SaijGa naar margenoot+ vraagt in zijn werk over staathuishoudkunde of het niet veel beter zoude zijn dat de staat beproefde kunde beloonde, op welke wijze die zich zelve mogt hebben gevormd, dan dat zij groote kosten aan onderwijs, voor onzekere uitkomsten, besteedt. 9 Aug.s Mr. A. Ver Huell
(Ik schrijf het hierin omdat er geen Courant meer aan het kantoor voorhanden was.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
stemd, en op gelyke gronden - Op andere plaatsen, hier, in Amersfoort, enz: was men er voor? - Zal het Nat.l Museüm tot stand komen? - Ik begin er voor te vreezen - maar wat dan? -
Ga naar margenoot+15 Aug.s Eergisteren is Beaujon bij mij komen logeeren. - Hij is Comm. GriffierGa naar margenoot+ der Tweede Kamer en verzekerde mij dat de Verslagen lang niet altyd de ware toestanden bevatten en dat hij Nota houdt van het intéressantste van dit ‘dessous de cartes.’Ga naar margenoot+ - _____ Op de Tentoonstelling van Bloemen, gisteren alhierGa naar margenoot+, stootte ik weder op mijne Tante Buijs en mijne nicht, die dus weder niet bij mij waren geweest. - Zij waren met mijnen Oom H. De Vaijnes. - Kleingeestige haspelarijen - maar kan ik het helpen? _____ H. Engelberts heeft mij den 19.n te logeeren gevraagd. _____ Nimmer zag ik zulk een lugubre lucht als heden avond. - De zon ging beneden een donkeren waayervormigen wolk met bruingeelen gloed onder: Tegenover deze waayervormigen wolk bedekte een daaraan volkomen gelijke wolk het halve uitspansel, zoodat de beide uiteinden dezer inktgraauwe pluimen elkander raakten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
20Eergisteren heeft H. Boonen, pred.t te Middelburg bij mij gedineerd. - Hij woonde, toen ik student was, in het zelfde huis met mij bij Garrer. _____ Voor de invitatie van Engelberts heb ik bedankt. _____ Heden zie ik in de Courant dat te RotterdamGa naar margenoot+ met 27 tegen 5 stemmen verworpen is het plan tot oprigting eener Ambachtsschool, ‘omdat zij uit oekonomisch standpunt is af te keuren en omdat er op den duur uitgaven aan verbonden zijn, die de verwezenlyking van het denkbeeld tot een onmogelykheid maken.’ - Dus op dezelfde gronden door mij 10 Augustus aangegeven. Van een Nat.l Museüm of Museüm Willem I door algemeene bijdragen komt niet. - hetgeen te betreuren is want aan menige stad en menige famille was daar de gelegenheid opengesteld om historische herinneringen en feiten of portretten voor de vergetelheid te bewaren enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+25 Aug.sGisteren kwam de H.r GeerlingGa naar margenoot+, 2e. Secretaris van het Genootschap Arti et Amicitiae bij mij, om een protest te onderteekenen tegen het oordeel der Jurij van de Haagsche TentoonstellingGa naar margenoot+ die verklaard heeft aan den Min.r dat geen der Ingezonden stukken de praemie van ƒ4000 verdiende, of de opname in een Nationaal Museüm. - Daar ik de Tent.g niet gezien heb, wilde ik het protest niet onderteekenen. - Wil de Kunst rijzen, dan moet de Jurij haar eischen hoog stellen. - _____ Ik heb een stuk over Volk en Kunst,Ga naar margenoot+ op den tegenwoordigen toestand, geschreven en zal trachten het in de Courant van morgen te plaatsen. _____ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kneppelhout van Sterkenburg komt a. Vrijdag den dag bij mij doorbrengen. _____ Willem de zoon van mijn Oom H. de Vaijnes is over. - doch ook hij, met wien ik steeds zoo bevriend was, wordt door zijn vader teruggehouden van bij mij te komen. Hoe dikwijls gaf ik hem als kind geen goeden raad: dat zijne kreupele zuster zulk een goede pianiste is geworden heeft zij grootelyks aan mij te danken, die hare moeder, mijne vrienden, onophoudelyk voor oogen hield, dat dit talent haar op lateren leeftyd tot groote troost en compensatie zoû strekken. - En nu zijn die menschen mij, uit jalouzij, ik weet niet waarom, zoo vijandig. - _____ (Voor zijn vertrek is hij toch eenmaal bij mij geweest. - hij is een beste jongen. -) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+27.Eerst heden is het stuk over Volk en Kunst geplaatst. Aan velen zal het niet welkom zijn, aan ware kunstbeminnaren en kunstenaren echter wel. - Omdat ik er den raad gafGa naar margenoot+, premiën uit te loven voor de beste compositie en voor het best geschilderde menschbeeld heb ik den volgenden brief aan de Directeur der Teekenschool alhier gezonden. Het adres aan den H.r André de la Porte. President. Aan het Hoofd: Aan Heeren bestuurderen van het Teeken en Bouwkundig Genootschap Kunstoefening
Mijne Heeren
Aangenaam zoû het mij wezen indien het mij vergund werd tot bloei der kunst het mijne te mogen bijbrengen. Onder uwe goedkeuring ben ik bereid dit jaar twee premiën uit te loven, eene voor de beste compositie, ééne voor het meest zuiver geteekende menschbeeld (naakt model). Ik verzoek persoonlyk in deze zaak in niets betrokken te mogen worden, alleen zoû ik gaarne met goedvinden der heeren, de portefeuille met de mededingende teekeningen eens ter inzage bij mij aan huis bekomen. In het eerst gebrekkig, zullen die proeven met der tyd beter worden, en de gemakkelykheid van groeppeeren, de lust tot vergelyking der groote meesters, de noodzakelykheid tot bestudeering van historie, kostuum enz: bevorderen. Die de kompositie leveren moeten natuurlyk onder het toezigt van een der leeraars werken, opdat zij niet kopieren of elkaar kopieren. Indien er blykbaar geen genoegzame inspanning, studie, werkzaamheid ontwikkeld is, kan het uitreiken der premiën voor dit jaar gesupprimeerd worden. Voor elke premie stel ik ƒ25 beschikbaar.
- Met de meeste hoogachting, heb ik de eer mij te noemen etc. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
bragt. Zijn maag was nog even slecht als in Leiden, at niets, mijn keukenmeid was wanhopend. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
30- Krijg uit Amsterdam de Amsterdammer Courant en zie dat mijn stukGa naar margenoot+ is overgenomen. - Ik had dat Artk.l wat haastig geschreven en het spijt mij er in gezegd te hebben ‘Nederland eischt[’] (verwacht of verlangd was beter geweest). - Ik wilde zoo gaarne dat ik eens eenmaal een genialen Nederlandschen Historie-schilder met loftuitingen overladen kon. - gelyk ik het Gallait deed en WiertzGa naar margenoot+. - wij zijn ten achteren bij de Belgen, Duitschers, Franschen. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Sep.rGisteren heb ik aan Thieme een stuk voor de Arnhemmer gezonden, vervolg van het voorgaande. - Ik hoop dat de Amsterdammer dit over zal nemen. _____ Het is kermis en overal, dag en nacht, hoort men het lied van de crinoline zingen. - deze wijs
Fragment van p. 112 waarin de melodie met de hand is
ingetekend.
En O mijn lieve poeleke! En O mijn lieve poeleke! En O mijn lieve poeleke, gij krijgt een Krinolin! Wordt uitgesproken Kreeolien. _____ Ik kom hoe meer hoe meer tot de overtuiging dat de ontwikkeling van den mensch dan eerst met reuzenschreden vooruit zal gaan, wanneer één taal, Ga naar margenoot+één schrift - het beginselen leeren noodeloos maakt en het moeyelyke van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
het idéën-communiceeren doet ophouden. - Ik leef echter in mijn eeuw en voor mijn eeuw en blijf ijveren voor nationaliteit. _____ Tante Buijs is weder met haar 3 meisjes in de stad, doch geen van allen heeft weder een voet bij mij aan huis gezet. _____ Van morgen bezocht mij den H.r Pringle (adv.t Gen.l). Eerst was hij nogal ingenomen met de stichting eener Ambachtsschool, doch later werd hij het met mij eens omtrent het noodelooze en onpratikable voor de meeste ambachten eener dergelyke kunstmatige kwekerij tegenover particuliere nijverheid, door eigenbelang gestimuleerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Sep.Heden staat in de Courant van morgen mijn artiekel. - Ik heb den Courant aan den Burgemeester van Amsterdam gezonden en eenige bedenkingen tegen de Ambachtsschool, die ik geloof dat nimmer zal kunnen concurreeren tegen winstbejag en eigenbelang en slechts zal opleveren een excedent van ambachtslui boven de leerjongens der werkbazen. (Het hooge loon - niet de leerwijze produceert uitmuntend werk.) _____ Krijg van Binger een uitnoodiging om een proza of dichtstuk te leveren voor de Volks-almanakGa naar margenoot+. - Ik leverde geen dichtstukken dan in de Holland (Alm.k)Ga naar margenoot+ en in de Studenten-almanakGa naar margenoot+, overgenomen in de ‘Voorjaarsrente’ van v.d. Hoop, bij Engels te Leiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 Sept.r(maandag in Amsterdam) Mijne Tante de Vaynes is met Willemine reeds een acht dagen terug. Heden meende ik althans van haar, met wie ik nimmer éénige onaangenaamheid had een bezoek te krijgen. Maar neen! Mijn Moeder verloor ik, ik ben geheel alleen - is het geen schande dat geheel mijn familie alhier mij verlaat? zoû het niet op hun geweten komen indien ik een dwaasheid beging? - De nichtjes uit Doesborgh zullen - heel spoedig - in het vergrootte huis bij Willemine komen logeeren. - O egoïsme, o eigenbelang! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+12 S.rDe Hoofd-Commissie is met den PrinsGa naar margenoot+ in discussie over het N.M. - Vele subcommissien zijn voor een ambachts-school. - maar weinig gelden worden bijééngebragt. - De groote steden Amst. en Rott.m schijnen tegen een ambachtsschool. - Ik ben moreel overtuigd dat uit een oeconomisch oogpunt de ambachtsschool noodeloos en nutteloos is. - Men zal er een oprigten en - gelyk het met zooveel dergelijke inrigtingen gaat - naderhand geforceerde verslagen geven van een gewenschte uitslag etc. - Er is een ƒ60.000 voor een Nat.l Mu.mGa naar margenoot+ bijéén .. - Zoo de subcommissie in den Haag, die tegen de A. en voor het M.Ga naar margenoot+ is, den Prins eens kon overhalen om de gelden overschietende na oprigting van het Monument in den Haag en te Scheveningen hiertoe te besteden! - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreef, heden, geädresseerd aan den H.r André de la Porte, den volgenden brief. Aan Heeren Bestuurderen van het Teeken en Bouwk.g Gen.p Kunstoefening, alhier. Wel Edele Heeren
Geen antwoord ontvangende op mijn schrijven van 27 A.s l.l. meende ik dat mijn brief niet ontvangen was. Van den H.r Buitendyk Kuijk die mij mijn gevoelen kwam vragen omtrent een nieuw plaatwerk door hem voor de Teekenscholen bestemd, vernam ik echter het tegendeel. Indien het niet te veel gevorderd is van de beleefdheid der Heeren Bestuurderen, zoudet UE. mij, al ware het slechts om het belang der Kunst, bijzonder door eenig schriftelyk antwoord verpligten. Met alle Hoogachting heb ik de Eer mij te noemen etc: - _____ Ga naar margenoot+Dit nieuwe plaatwerk van den H.r van Kuijk is N.B. bestemd om, onder een glas gelegd, daarop door de leerlingen gecopieerd of liever nagetrokkenGa naar margenoot+ te worden. _____ Kort na het verzenden van dezen brief kreeg ik het volgende antwoord.
Wel Edel Geboren Heer
De Directie van Kunstoefening is zeer gevoelig voor uwe vriendelyke aanbieding gedaan in het belang van de Kunst. Ik heb op mij genomen UE. in persoon daar over de dank van de Directie te brengen, en met UE. in overleg te treden, hoedanig werkplan het beste in toepassing kan worden gebragt. Veele bezigheden hebben mij belet reeds vroeger tot UE te komen, maar heden wanneer het UE. convenieert wenschte ik het te doen en verneem gaarne of UE. mij te twee ure kunt afwachten.
Hoogachtend etc. André de la Porte
_____ De H.r A. de la P. is bij mij geweest en zegt dat er [doorhaling] door de 400 leerlingen zoo weinig vorderingen gemaakt worden dat men niet eens naar het levend model heeft kunnen laten teekenenGa naar margenoot+. - Hij beweert dat bij den H.r Kuijk onderwijzer van de teekenkunde alle énergie is uitgedoofd en dat hieraan de weinige kunstontwikkeling in dit vak is toe te schrijven. _____ Daar juist kom ik van de Lezing van van BeersGa naar margenoot+. Hij reciteerde o.a. zijn Volksbloem.Ga naar margenoot+ Voor 't eerst hoorde ik het ‘zij naaide, zij naaide ...’ voorgedragen dat het geheel muzijk en schildering was; zijn stem is zoo welluidend en het eenigzins Vlaamsche van zijn dialect geeft iets bijzonder liefelyks aan zijn voordragt. - Hij riep mij in de Commissaris-Kamer en beloofde mij eens om alleen voor de environs van Arnhem over te zullen komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+19 Sept.rIk heb van nacht het gesprek met den H.r André de la Porte eens goed overdacht en daar zooveel malveillanceGa naar margenoot+ en zoo weinig sympathie voor de schilderkunst (hij is een zeer positief man staande aan het hoofd van een groot Assurantie-KantoorGa naar margenoot+, en was veel meer geporteerd voor bouwkunde, ornament enz.) in gevonden dat ik met verdriet inzie hierin van geen nut en invloed te kunnen zijn. Ik schrijf derhalve den volgenden brief, geädresseerd aan den secretaris Weerts. -
Aan Heeren Bestuurderen van het T. en B. Gen.p Kunstoefening alhier Wel Edele Heeren. Een langdurig onderhoud met uwen geächten en kundigen H.r President, heeft mij, na rijpe overweging, tot de overtuiging gebragt, dat mijn voorstel van 27 Aug.s l.l. alhier geheel inpracticabel en intempestiefGa naar margenoot+ is: te meer daar slechts één van de 3 à 400 leerlingen voor schilder wordt opgeleid. Ik verzoek de Heeren Bestuurderen derhalven hetzelve als niet gedaan te beschouwen, en zal later, op een ander terrein trachten den Kunst, in onze stad bevorderlyk te zijn Met alle Hoogachting enz. _____ - Kreeg brieven van J. van der Elst en H. Engelberts die een dag willen overkomen. - Een Circulaire van den H.r de la P.Ga naar margenoot+ dat het kapitaal van zijn Ass.ie M.Ga naar margenoot+ van ƒ500.000 op een millioen is gebragt. - 20 Sep. Krijg een brief van den H.r J. de Vos Jacobz.n uit Amsterdam waarin ZE mij meldt dat er bereids ƒ70.000 voor een Nationaal Museüm bijéén is doch dat een grooter som verlangd wordt en voegt er (vertrouwelijk) bij dat in Februarij a. door den Minister de zaak in de Kamers behartigd zal worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arnhem 20 Sep.r 63.Ga naar margenoot+Heden zond ik ZE. het volgende antwoord Wel Edele Heer Het is gelukkig dat in een tijd waarin Industriëlen en anderen, die ik niet behoef te noemen, met zelfzuchtige onverschilligheid de Nationaliteit zouden zien verstikken, welke men als het te laat was, met goed en bloed zoû willen herwinnen - het is gelukkig dat er thans mannen als U, de Bosch-Kemper, v. Vollenhoven, v. Styrum enz: gevonden worden, die bezield met ouden Nederlandschen zin blijven waken voor Volksontwikkeling en Volkszelfstandigheid. - Want juist nü moet er gewaakt worden, nü moeten de banden die men met arglistige achteloosheid om den Hollandschen leeuw tracht te slingeren worden weggeruimd - want meestal wordt een Volk eerst wakker wanneer die kronkels reeds al zijn leden omknellen en schier niet meer los te rukken zijn. Ik wist dat er 60.000 bijéén was - doch bleef zonder daarvan te spreken op algemeene belangstelling en bijdragen aandringen omdat ik altijd nog wenschte dat ons Nat.l Mus.m over de noodelooze Ambachtsschool zoû zegevieren. Waarächtig Amsterdam behoeft niet te verlangen naar zulk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
een pépinièreGa naar margenoot+ van ontevredenen en excedentGa naar margenoot+ van ambachtslieden! - De beste Ambachtsscholen zijn die van het winstbejag en eigenbelang. _____ In een zaak als onze Stichting, die met de eeuwen in belang groeyen zal en waaraan de namen der eerste Inteekenaren gehecht zijn, zal ik mij, indien slechts de helft der Heeren Inteekenaren hun bijdrage willen verdubbelen, gelukkig achten hun edel voorbeeld te mogen volgen. Kan men zich een schooner Monument voor ons Volk denken dan zulk een Nationaal Museüm, mits het zij grootsch, rijk, indrukwekkend. UE mijn dank betuigende voor de goede mededeeling enz:
A. Ver Huell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+20 Sept.rIn de Vergadering der H.d Commissie onder de Prins is besloten de aanneming der 3 voorstellen door geheel de Natie uit te lokken. Op deze a. Naald b. Monum.t en c. Ambachtsschool, blijft de keus bepaald. - 17 Nov. zal een dankdag door geheel het land gehouden worden en de eerste steen van het Mo.tc. worden gelegd. En de Sub-Com.sie in den Haag is voor een Nat.l Mu.m en tegen een Amb.s S.l; waar moet dit heen? _____ Gisteren ben ik bij mijn boer Veltink, op ter Kuijs (Keppel) geweest, vond de plaats uitmuntend onderhouden en weer een 100 populieren enz. die verkocht kunnen worden. - Heerlyk weder; heden infaam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
21.Krijg een brief van Tante Buijs. Ik was in Doesborgh, daar zij noch haar dochters bij mij kwamen toen zij Arnhem driemalen bezochten, niet aan haar huis geweest. - Nu geeft zij een menigte excuses op, verzoekt mij te logeeren enz: - ik heb haar verzocht niet meer over die zaak te spreken en er nimmer meer op terug te komen en als niet gebeurd te beschouwen. _____ Schrijf aan den Burgemeester van Amsterdam dat ik met onbeschrijfelyk veel genoegen van den H.r de Vos vernam dat de vooruitzigten voor een Nat.l Museüm gunstig zijn.
Fragment van p. 118, waarop een tekening van het door
Alexander gedachte Museum Willem I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenvoudig: Eene grootsche zuilenrij, daarachter een gaanderij leidende links en rechts naar de zalen der liefhebbers, Dou, Ostade, in het midden de Volkszaal; van een breede trap met kolossale staande en rustende leeuwen met de wapens der provincien en Amsterdam. Ga naar margenoot+Boven de Torens houdende twee kransen als boven de hoofden van Willem I en Willem I (Koning). Op de hoeken en in de nissen beelden van beroemde Nederlanders. - Ik eindigde den brief ‘Ik zie reeds in mijn verbeelding het indrukwekkend Volksgebouw door de zon beschenen - eeuwen rollen daarheen, geslachten verdwijnen - maar statig en trotsch staat het daar, steeds rijker, steeds belangwekkender, door zijn veredelende invloed de moraliteit versterkende, de zelfstandigheid onzer Natie steunende.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 S.Ik sta thans geheel alleen: geen betrekking die mij eenigen invloed geeft, geen familie die mij nä is, veel vijanden - hoe loeren zij in de hoop dat ik alleen met twee meiden wonende eenigen misstap zal begaan; hoe zouden zij juichen indien ik aan den drank kwam of rampzalig werd! Doch onder het oog van God en mijn Vader zal ik trachten edel te blijven en goed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrijdag 25 Sep.Henri van Lelyveld komt bij mij logeeren. Dezelfde loyale, courageuse, geestige kerel van vroeger, (maar zwak karakter)Ga naar margenoot+ Wat hebben wij met een genot onze oude herinneringen onzer Normandische reizenGa naar margenoot+ enz. eens opgewarmd. - Voor den eten zijn wij de stad en nieuwen aanbouwGa naar margenoot+ gaan bezien, na den eten op de buitensocieteit een partij biljart gespeeld hebbende bleven wij pratende, platen ziende tot laat in den nacht zitten. D.s Stemberg kwam oesters eten. Zaturdag. 26 Vroeg met heerlyk weder reden wij naar BeekGa naar margenoot+. - ik schrikkelyk verkouden, moest een kwartier op een kanapé gaan liggen, gevoelde mij daarop beter, en maakte met mijn vriend een tweede groote wandeling. 'S morgens waren wij van Berg en Daal Ga naar margenoot+ het philosophen-pad door naar den DuivelsbergGa naar margenoot+ gewandeld - 's avonds vonden wij een paar Romeinsche tegels met inscriptie's. (merken) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+27 Zondag.Magnifiek weder. - Rijden naar Rozendaal, dat v. Lelyveld niet kent (langs den achterweg) Drinken koffij op het chalet. - champagnedruiven ons door den kastelein geoffreerd. - Wandelen langs het graf van de Genestet naar de PlakdelGa naar margenoot+. - en over Velp langs de chaussée terug naar Arnhem. - Ontmoeten onderweg den H.r Havelaar en bezien het Invaliden-huisGa naar margenoot+. - Onze niet gunstige impressie. - Na den eten wandelen we naar de buitensocieteit, spelen een partij en maken 's avonds muzyk - zingen de duo van de Reine de ChypreGa naar margenoot+ en loopen de Partituren van de Robert en HuguenotsGa naar margenoot+ door. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
- 1 Oct.rIk krijg niettegenstaande mijn laatste schrijven aan de Directie en het niet aanmoedigend discours met den President en schilder Kuyk eene invitatie om de vergadering der beoordeeling der teekeningen bij te wonen. - Ik schreef hun den volgenden brief.
Aan Heeren Bestuurderen van het Teeken en Bouwk.g Gen.p Kunstoefening, alhier. -
Wel Edele Heeren Uw geachte president de H.r André de la Porte verzekerde mij dat slechts één van uwe 3 a 400 leerlingen voor schilder wordt opgeleid - verzekerde mij dat wilde ik zelfs ƒ200 uitloven, niet eenen' leerling bij het verlaten der Kursus daarom voor de prijs zou verkiezen mede te dingen - dat de vorderingen zoodanig zijn dat er niet eens naar het levend model kan geteekend worden - dat de zin alhier te practisch, materieel, industrieel is - dat ZE. zelf geenen leerling zoû kunnen aanraden schilder te worden enz. enz. - Nagenoeg hetzelfde werd mij door uwen kundigen medebestuurder den H.r Buitendyk Kuijk toegevoegd. Ga naar margenoot+Hoe moet ik nu UE.s brief opnemen? Met het oog op de belangen der schilderkunst kon ik van geen nut hoegenaamd ook zijn, en moet dus bedanken voor de Eer van de vergadering bij te wonen op 5 Oct. a. Met de meeste Hoogachting heb ik de Eer mij te noemen etc: (Geädresseerd aan den Scrt.s den H.r G. Mos Az:) _____ Morgen zoude J. van Outeren met zijne Echtgenoot bij mij komen logeeren: doch het weêr is zeer slecht en de barometerstand ongunstig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag 4 Oct.Eergisteren Vrijdag is van Outeren met zijne echtgenoote 's morgens per eerste trein van Amsterdam gekomen. - Ik ontving hem aan het Station; na eenige rust gingen wij de stad eens door en passeerden den avond allergenoegelykst platen ziende enz: Even onverschillig als mij nieuwe kennissen zijn, evenzeer ben ik gehecht aan mijn oude vrienden en voel ik mij hoogst gelukkig in hun geheel vertrouwelyken omgang. - Zaturdag 's morgens bij het Déjeuner kwam J. van der Elst uit Zutphen mij bezoeken: het rijtuig stond gereed om naar Rozendaal te gaan en hij deed mij het genoegen van ons te accompagneeren. Wij hadden heerlijk weder en kwamen eerst tegen den eten weder te huis. Om 6 ure vertrokken de v. Outerens; om 10 v.d. Elst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
13 Oct.rHet werk van Renan Leven van Jezus,Ga naar margenoot+ waarin de pédant zich stelt boven Jezus, zal juist door zijn populairen vorm een nieuw tijdperk openen in de Geschiedenis der Wereld-moraliteit. - _____ Van Weymar ten Cate zal denkelyk de voet afgezet moeten worden waarop een ziektestofGa naar margenoot+ is gevallen. _____ Eertdaags hoop ik een nieuwe Brochure over KunstGa naar margenoot+ te beginnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
_____ God geef mij kracht en wees met mij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Vrijdag 16 Oct.Krijg van mijn vriend J.v.d. Elst uit Zutphen een helm (17.e eeuw) ten geschenke afkomstig van een verkooping op het Joppe bij GorselGa naar margenoot+. _____ Geef aan Veltink last tot verkoop van een 120 stuks bomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
19 Oct.In de zitting der 2.e Kamer van 17 Oct. l.l. is een Koninklyke Boodschap ingekomen waarbij Z.M. voorsteld een Paleis voor de VolksvertegenwoordigingGa naar margenoot+ opterigten tot versterking van den band tusschen Koning, Grondwet en Volk. - Vele leden zouden de voorkeur geven aan een Nationaal Museüm of Invaliden-huis. - _____ De Ambachtsschool schijnt geheel op de achtergrond te komen, maar ziehier een nieuwen concurrent met mijn Volkszaal. - Deze zal het vrees ik winnen. En dan is het Amsterdam alleen dat het Museüm stichten moet. - Het is jammer. - Duitschland heeft zijn WalhallaGa naar margenoot+, Frankrijk zijn Versailles, Engeland zijn Westminster-Abeij - En wij met onze éénige historie - geen plaats waar verdienstelijke namen en daden bewaard blijven. - _____ De Belgische minister in den Haag vertoevende heeft aan den Koning gevraagd ‘et où est le Palais de la Nation?’ ziedaar de aanleiding. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
21.In den 2.o Kamer, zitting 19 Oct. is met 21 tegen 14 stemmen (24 afwezig) het wetsontwerp tot stichting van een Paleis voor de Volksvertegenwoordiging aangenomen. Ik wilde wel weten wat voor goede vriend onzen Koning die schoone raad heeft ingeblazen. - _____ Ook Judith van Sandyk, een oude kennis, logeerende bij mijn oom, mag mij niet komen bezoeken: welk een nijd! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+27 Oct.Zond gisteren aan J. van der Elst in Zutphen een groote teekeningGa naar margenoot+ met pen en inkt, waarop in het midden de helm naar de natuur is voorgesteld, terwijl men daaromheen zijn geheele geschiedenis ziet afgebeeld die door de tooverstaf der Phantazie in 't leven wordt geroepen. - Eerst wordt hij verkocht aan een Spaansch Hoofdman, komt op de parade, in den oorlog, de hoofdman wordt vermoord in een hinderlaag, het lyk uitgeschud ligt in een kreupelbosch, de Doodskop in den helm wordt lang daarna door kinderen gevonden, aan een Dorpsschout geschonken, in een oproer trekt deze uit aan het Hoofd van een troep even moedige als welgewapende boeren; achter een heg slaat hij er met een steen deuken in, laat hem zien aan zijn vrouw en kinderen om te bewijzen hoe fel hij gestreden heeft; later wordt de helm door een Décoratieschilder geverwd; (ik kreeg hem met nog teekenen van verw) komt op het tooneel (pruikentijd) later in een kleerkast; een rat is er in gekropen en een spin heeft haar net bevestigd aan den helm en aan een sjhako van het begin dezer eeuw [?]Ga naar margenoot+ daarna komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de helm op de verkooping van het Joppe, wordt gemijnd door v.d. Elst, komt bij hem aan huis (en hier betuigt hij heden in een brief het meest zich over te hebben verwonderd daar het juist zóó gebeurd is) en zijn zoontje André zet hem op om er de andere kindeen meê te verschrikken; dan ziet men de helm op de diligence - en eindelijk komt hij in een mand bij mij aan en neem ik hem er uit met een kreet van opgetogenheid. _____ De voet van Ten Cate begint te etteren: maar elken nacht heeft hij koorts. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 -Heden las ik in het HandelsbladGa naar margenoot+ dat een genootschap bij de Novemberfeesten ⅔ van de winsten harer voorstelling voor het Museüm Willem I bestemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot++ 17 Nov:Toen ik (gerust kan ik het zeggen) voor het eerst ijverde om de slapende Nationaliteit wakker te schudden, had ik niet gedacht dat er zulk een explosie op volgen zoude. - Gisteren had de optogt in Amsterdam, heden de steenlegging van het Monument in den Haag plaats. - Hoewel het eigenlyke feest hier in Arnhem eerst den 30 wordt gevierd; en nu is elk huis evenwel met driekleurige vlaggen en oranje wimpels of kwasten vercierd, dragen mannen, vrouwen en kinderen van alle standen oranje strikken of dasjes of rosetten, zijn de hoofdstellen der paarden zoowel van koetsen als van karren met oranje linten bestrikt, dragen de militairen groot tenue en zag ik zelfs daareven een karreman die niet alleen zichzelven maar ook zijn paard en hond met oranje bandjes had behangen: de hond droeg een oranje ceintuur. - Hoe jammer dat de 17 niet de feestdag is van geheel het land. - Want hoogst inconsequent erkent men door algemeen te vlaggen dat heden inderdaad het nationale feest gevierd wordt. - Ik heb aan mijn hoed hetzelfde kokardetje dat mijn grootvaderGa naar margenoot+ in 13 droeg. - Dezer dagen werd ik lid van het Natuurkundig Genootschap Nut en Vergenoegen Ga naar margenoot+ en schonk aan de boekerij het ‘Bulletin pratique d'Horticulture’ een werk dat eene waarde heeft van tachtig francs. - In de Catalogus zag ik dat het Gen.p maar een paar brochures onder de rubriek Botanie bezit. - De Apothekar Knoops, Lid van de Raad der Stad en ridder van den Eikenkroon, is daar de groote man, en vereenigt in zijn persoon de digniteiten van Penningmeester, bibliothecaris en Instrumentaris. - Hij is een zeer lang man, met kromme neus, diep liggende groote bruine oogen, een zware, ruwe, grijze collier barbeGa naar margenoot+ en is begaafd met een groote volubili-Ga naar margenoot+teitGa naar margenoot+. - Met vuur behartigt hij de belangen van het genootschap waarvan hij een der stichters is. - Veel instrumenten en verklarende platen zijn door hem eigenhandig vervaardigd en zijn kabinet van stalen van metalen, (ruw en bewerkt) enz; is zeer belangrijk. - Hij had de vriendelykheid van mij als lid voor te stellen. _____ Den H.r C. Kramm in Utrecht zond ik met een lijst van mijn portretten van Houbraken eenige zeer schoone drukjes voor de letterGa naar margenoot+ op groot papier en kreeg er voor 9 stuks met de letter die mij nog ontbrakenGa naar margenoot+. - Ik heb er heden ook gezonden aan C. Kneppelhout en Cornet te Leiden. De 165 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
exemplaren (behalven die in boeken) die ik reeds bezit waaronder een 70 voor en na de letter zal ik trachten te completeeren. Heden en gisteren gunstig weder voor de illuminatie's. Betrokken lucht en slechts een kort motregentje gisteren avond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag 22.In de meeste plaatsen zijn de feesten in goede orde afgeloopen - den 30.n komen wij achteraan. - In den Haag zong het volk ‘Oranje boven, Thorbecque onder! Die 't anders zeit, krijgt op zijn donder!’ In Rotterdam ‘'t Is Oranje, 't is Oranje, 't is Oranje boven! Als je geen Oranje draagt, douw ik je in den oven!’ In Amsterdam liepen kerels rond met een pot met verf en een verwkast en alwie de nationale kleur niet droeg kreeg een veeg over zijn kleeren. - Zelfs eenige dames werden zoo geteekend. Een vriend uit Rotterdam die de optogt in Schiedam zag schrijft mij ‘J'ai cru crèver de rire’Ga naar margenoot+ de gemeenste kerels als edelen van alle eeuwen in volmaakte anti-historiële kostumes uitgedoscht - Willem-één in een open rijtuig met het vermaarde driemanschap, gekleed in schutters-uniform met genéraals-épaulettenGa naar margenoot+, omringd van pages in théatre-costuum enz: - Ik amuzeer mij hier in het ultra-libérale Arnhem met de lange gezichten Ga naar margenoot+dier patriotten; allen moeten meêdoen, zelfs J.G. ThiemeGa naar margenoot+ heeft fourragewagens der Artillerie aangevraagd voor een optogt. - Zoo vernam ik dezer dagen met verontwaardiging dat de Architect EbersonGa naar margenoot+, die zoveel mogelijk, en op verraderlyke wijs tegenover het mij vijandige Arti en Am.ae mij had tegengewerkt, nù - nu hij ziet dat het Nationaal Museüm toch tot stand zal komen - bezig is met een plan voor zulk een Museüm te vervaardigen! _____ Aan Keetje van Arnhem, die 13 jaren bij ons aan huis dient, en die met voorbeeldige zorg mijn vader in zijn zoo lastige ziekte (drukking op de blaas) en later mijne moeder tot haar dood toe oppaste, heb ik op haar verjaardag (18 Nov.) een zilveren lepel en vork geschonken waarop staat K.v.A. 1850-1862. - _____ Ik leef heel stil, wandel veel, werk veel, schilder, muziceer, schrijf, poëtizeer - vooral op de dichtkunst leg ik mij meer toe, daar deze mede zoo ik mijn gezicht mogt verliezen (het gebrek op mijn regter oog is niet geweken) mij veel tot troost kan verstrekken. - Ik heb een gedicht van een 60 regels voor het 1.o Januarij-Nummer van het Maandschrift Nederland bestemd, getiteld De dolksteek.Ga naar margenoot+ 's Avonds rangschik en catalogizeer ik mijn platen en teekeningen en plak ik ze om, om mijn gezigt te ménageerenGa naar margenoot+. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
+ 27 Nov.rHet programma van den Optogt, van de volksvermakelykheden, vuurwerken etc: is vastgesteldGa naar margenoot+. - Wat amuzeer ik me met het zien der half vrolyke gezigten van al die ultra-libéralen hier, van de mannen van de Arnhemmer-Courant etc: die nu nog grooter Oranje-strikken en meer bombarie maken als de anderen. - De toppen der dennen die voor de nieuwe spoorwegenGa naar margenoot+ gehakt zijn komen goed te pas - geheele straten zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
er meê beplant en door rood-wit-en blaauw geschilderde dubbele latten Ga naar margenoot+met lampions zijn zij verbonden. - De hemel geve dat er geen Novemberstorm met dat bosch zonder wortels, kome spelen! - Op de Velper-weg en op een paar andere plaatsen staan eerebogen. - Voor wien? - De bergstraat, waar ik woon, illumineert met guirlandes langs de boomen en twee gaz-piramides met zonnen boven en onder aan de straat. - - In Amsterdam begint men voor het Nationaal Mu.m te ijveren. - - Van avond las ik in een allerliefst werkje dat ik kocht: ‘chez Victor Hugo. - par un passant’Ga naar margenoot+ - met ëtsjes van Lalanne. - Ik vond er een beschrijving in van de wijze waarop V.H. teekentGa naar margenoot+. - En plotseling - zoo als trouwens mij altyd geschiedt - viel mij een idée om te schetsen in - ik zag het geheel met zijn donkeren voorgrond en helderen achtergrond, voor mijn geest staan. - Het was een profane compositie. - en toch geloof ik dat ik er een schoone plaat van zoude gemaakt hebben. - Zoo er iets is wat mij aan onmiddelyke tusschenkomst van een Geest van het Kwaad, konde doen gelooven, het zijn deze (zooals men zegt) ingevingen. - Geheel buiten mijn wil komen sacrilège, menschenhatende, godslasterlijke concepten mij plotseling en zonder eenige aanleiding, juist soms als ik vervuld ben van edele impressie's uit schoone en goede lectuur geput; mij voor de verbeelding dringen, en zóó duidelyk en teekenachtig, zóo geestig, en origineel dat ik alle moeite heb om de verleiding te weerstaan om ze op het papieren over te brengen. - Maar juist sedert mij dit, door lange ondervinding, helder is geworden, strijd ik er tegen en dwing ik mijn geest tot aesthetische en goede scheppingen. - Maar het kost mij moeite - want ik zoû veel beter réusseeren en stellig naam maken door wilde, hartstochtelyke, vreesselyke tooneelen. - Zoo viel mij eens in, zag ik in eens duidelyk voor mij staan, bij het lezen van dezen regel ‘Le résultat est un dessin inattendu, puissant, souvent etrange’Ga naar margenoot+ de volgende scène, zonder dat ik er over gedacht had, of gelezen had zonder de minste aanleiding. - Ik zag op een donker-zwarten Ga naar margenoot+sépia voorgrond, twee Romeinsche soldaten, op een platteform over een lage vestingmuur leunen. De een ziet men op den rug, de ander keert zich met een groven lach om en wijst naar drie gekruisten op een heuvel in het verschiet, voor den hel verlichten horizont. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
28.Geen huis dat niet met 1813-1863 of W.sGa naar margenoot+ of piramyden en zonnen is bespijkerd. - Alle dames dragen oranje strikjes op de borst. Van morgen heb ik betaald ƒ15 voor de illuminatie der straat - de gaz-piramide nog later te verrekenen. - Voor het mastklimmen zond ik een tabaksdoos met ƒ10 er in. - Als jongen was ik er zelf een baas in, en mag gaarne de spierkracht-ontwikkeling zien bij dit oude volksspel. - De barometerstand is gunstig - in het westen zie ik op het oogenblik de lucht purper, saffraan-geel en oranje - dat alles voorspeld een goeden dag voor het volk. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Dec.rGisteren om 8 uren is de groote Feestdag begonnen. - Mijn Tante Buijs logeerde bij mij met haar oudste dochter. - Den vorigen avond (29) was zij 's avonds met de boot om 7½ uit Doesborgh gekomen. - Ik had haar op de kade afgewacht en geleidde haar en Sophie en Klara naar de markt waar artillerie en schutterij-muzijk was. - 's morgens vroeg bragt ik haar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar het Willemsplein waar zij met mijn Oom de Vaijnes de parade bij den H.r Schövel zouden zien. - Ik ging naar het Koningsplein de Volksvermakelykheden eens opnemen. - Mijn tabaksdoos had opgang gemaakt en in alle groepjes hoorde ik er van spreken. - Een arme werkman had hem gekregen. - De apotheker KnoopsGa naar margenoot+ had het daar druk met jongens die broodjes hapten - verder waren stroopbakkenGa naar margenoot+, er werd spriet geloopen en met ezels en in zakken om 't hardst gedraafd. - JodenGa naar margenoot+ met Oranje hoeden liepen met oranje sigaren daar tusschen door; Ga naar margenoot+ook kerels met Oranje bordjes op borst en rug met annoncesGa naar margenoot+. - Op de parade zat een Marketentster van 1813 in een stoel in kostuum met een stoof midden onder de krijgers van dien tyd. - De generaal hield voor de laatsten een speech - waarvan ik niet hoorde dan telkens wanneer Z.Ex.ieGa naar margenoot+ een zijner armen opstak het woord ‘Vijftig-jaar’. Onbeschrijfelyk aardig vond ik het Thieme van de Arnhemmer-Courant, behangen met oranje linten met de oude Marketentster aan den arm over het paradeplein te zien stappen. - Er werd een beetje ‘Leve de Koning’ geroepen, gedéfileerd, de vétéranen voorop (disparateGa naar margenoot+ ingrédienten), daarna de invaliden van Bronbeek met hun eigen eenigzins invalide muzyk, de oude marketenster in een open rijtuig van de H.r Slicher door hemzelven gereden enz: - Na de parade kwam Tante met Sophie en Jufv.w Judith van Sandyk, (logée van mijn oom de Vaynes) bij mij. - Zij zeide mij dat zij reeds herhaalde malen bij mij had willen komen doch dat Tante telkens had gezegd dat zij het niet goed vond. - Ik ben blijde haar weer gesproken te hebben, want zij is een lief, goedhartig meisje. - maar ik begrijp zeer goed waarom W. de V.Ga naar margenoot+ liever niet wilde dat zij me sprak. - Van twaalven tot tweeën liet ik de meiden naar de optogt gaan zien. - Toen ging ik met Tante, Sophie en Judith uit en op drie punten zagen wij uitmuntend de wezenlyk allerliefst geärrangeerde optogt. - De goede oude Marketentster zat te knikke-bollen in eenen open char-à-bancsGa naar margenoot+ gevuld met van de koû geele en bibberende vétéranen. - In een open calèche zat de vader van den poelier Rozenberg en verbeelde te zijn de Prins van Oranje met v. Limburg Stirum en v.d. DuijnGa naar margenoot+ - de andere groote mannen van dien tijd volgden in open rijtuigen. - De prins verbeelde zich geloof ik waarachtig een weinigje prins te zijn en groette met achtbaarheid links en regts zonder dat een zweem van een glim-Ga naar margenoot+lach op zijn lippen kwam. - ‘De man zal er nog gek van worden’ zei het volk. - en ik hoorde dat hij reeds vroeger een weinig aan 't malen was geraakt toen hij leverancier van Z.M. werd en dat bij die gelegenheid al liedjes op hem gemaakt waren. - Alles liep in volmaakte orde af. - 's avonds ging ik Tante, Sophie en Judith afhalen en wij wandelden alle straten door waar verwonderlyke allégorien en rijmelarijen onder dennenboomen, guirlandes en lampions doorschitterden. - Boven een armoedige steeg stond Al wonen wij maar in een gang
Toch zijn wij voor de Vransen niet bang.
Op anderen las men dat de ‘afgeleefde vest herleefde als het cieraad van 't gewest’ verders een menigte van leeuwen en min of meer afschuwlyke afbeeldsels van Z.M. - Aan weerszijde van een groote Eerehaag door de gezamenlyke bewoners van de Velperweg opgerigt werd onophoudelyk Bengaalsch vuur ontstoken. - In Musis Sacrum dansten en schreeuwden alle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
standen dooreen. - Doch op de straat heerschte een goede geest en overal, in het digst gedrang werd voor mijne drie dames beleefdelyk plaats gemaakt. Op de Rijn-kade gingen wij op het balkon van den H.r Ketjen het vuurwerk in de stoomboot, op de weiden, scheepstimmerwerf, brug etc: zien. - Dien nacht logeerden Tante Buijs en Sophie weder bij mij. - Beide dagen was het helder weder met eenige graden vorst. - Ik vergat op te teekenen dat de H.r Engelberts in de Bakkerstraat zijn voorkamer geheel verlicht (open raam) had en vercierd met afbeeldsels der Koninklyke famille, van een generaal die in 13 pruisisch kolonel was en nu zijn portret had gezonden enz: - Het geen ik er met het meeste genoegen zag was een schilderij de markt voorstellende in den jare 1580. - Terwijl ik er was (hij riep mij met mijn Dames in) kwam juist de Burgemeester v. Pallandt met eenige leden van den Raad (ook Thieme zag ik in den gang staan) hem complimenteeren. Ik hoorde den Burgemeester onder anderen tot Engelberts zeggen ‘dat deze zich hierdoor verdienstelyk had gemaakt jegens de gemeente.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+4 Dec.Gisteren dineerde ik bij de Familie Van Kattendijcke, en hield daar tegen de Dames mijne overtuiging staande dat ik eerst voor mijn Godsdienstig gevoel rust en geluk had gevonden, van den tyd af dat ik de Christelijke leer (het essentiële) en historie streng had leeren af te scheiden. - De leer, even vertroostend voor den eenvoudigsten mensch als voor den grootsten geleerde, is mij voldoende. - In zaken van godsdienst vooral moet men geheel opregt zijn. - en hierom verwondert het mij dat men Rénan in zijn Leven van Cr.sGa naar margenoot+ niet krachtiger bestrijdt wegens de onopregte, immoreele tendenz van zijn boek, waarin passages voorkomen die doen denken aan het Jesuïtisch ‘het doel wettigt de middelen’, aan het bekende ‘Mundus vult decipi decipiatur ergo’Ga naar margenoot+ en aan de ‘petits accomodements’Ga naar margenoot+ van Tartuffe. - - Zend een surprise aan het kindje van van Lelyveld te Hoorn. - en een tientje aan Louisetje van Aberson. - Daareven verhaalt M.w van Outeren mij iets wat haar zoon van een hond overkwam, dat mij frappeert. Die hond was met de Kermis te Leiden denkelyk gestolen, want alle zoeken en informeren en omroepen was vruchteloos gebleven. - Bij de drie jaren daarna, hoort een nieuwe meid die de H.r van Outeren in dien tyd in dienst had genomen, een hevig hondengehuil aan de deur, jaagt den lastigen schreeuwer weg, slaat zelfs naar hem zoodat hij dien nacht niet terug kwam. - Maar den volgenden morgen, vroeg bij het openen van de voordeur, zat dezelfde hond daar weder, nat van den regen en bewees haar zooveel vriendelykheid dat zij aan Mynh.r V.O. ging vertellen hoe een viervoetigen sollicitant niet van het huis te jagen was. - hij had juist zijn been bezeerd en lag te bed - doch liet de hond boven komen, die terstond tegen hem opsprong, zijn vrouw en kind begon te likken, en door allen voor den ouden verloren lieveling erkend werd. - De lieveling moest echter dadelyk in de kuip zoo smeerig en verwaarloosd zag hij er uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+8 Dec.rZend een gedicht de Dolksteek aan de Red.ie van het Maandschrift Nederland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van morgen zond ik aan het Bestuur van het Nat.g Genootschap Nut en vergenoegen de volgende plaatwerken tot completeering van 't Botanische gedeelte der Bibliotheek.
Boekwerken. 1. De Niger-flora. 2. Flore des Jardins en als vervolg 3. Tuinbouwflora. 4. Flora van Ned.sch Indie. - Natuurlyke Historie.
- Van 1813 verhaalde mijn oppasser, wiens moeder toen meid was in de Boerderij de Lange Schuur tegenover HulkesteijnGa naar margenoot+ gelegen, en waarin men nu nog boven het oostelyk middenraam een kogel der franschenGa naar margenoot+ gemetseld ziet, het volgende. - Op Hulkesteyn had een jong pruissisch officier gelogeerd die zij zulk een mooi lief mensch vond. Zij had hem achter een boom zien staan, met de sabel zijn manschappen aanvurende; toen hij plotseling ineenzeeg, kort daarna door een paar soldaten uit werd gekleed en in een kuil geworpen. ‘En die man moet toch zulk fijn linnen hebben gehad’ zei mijn oppasser. Ga naar margenoot+Later waren de Vader en Moeder van dien armen officier uit Duitschland gekomen, en hadden zich het lyk van hun zoon doen aanwijzen, en het medegevoerd naar Duitschland. - Den eenen dag hadden de Franschen met de sabel al het vleesch bij hun uit de pot geprikt - den anderen dag toen zij op raad van den boer, slechts aardappels in den ketel hadden, kwamen de pruissen, vloekten dat zij ‘nur kartoffel’ vonden, doch namen het geheele aardappelen-diner toch mede. - Eens was het zoo ver gekomen dat de moeder van mijn oppasser met de andere meid reeds op een bagagewa[g]ren waren gedéponeerd - doch zij weenden en schreeuwden zoo erbarmelyk dat een officier haar in een heg deed werpen. - Zij kwamen er niet zonder kleerscheuren af - doch dankten God dat zij niet naar Wage- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ningen waren meêgevoerd. - Honderde lijken zag zij daar om Hulkesteijn in kuilen begraven. - Aan het schieten was geen eind. - en bij den brug had zij de Franschen bij geheele troepen hals over kop, in den Rhijn zien springen. - - Mevrouw Reijers, was toen 15 jaar oud en verhaalde mij dat het haar nog heugde alsof het gisteren gebeurd was, hoe zij met haar famille in den kelder bij een zaten, ‘de een met gevouwen handen God biddende, de ander met de handen zijn preciosa omklemd houdende.’ - - Mijne Moeder heeft mij dikwyls verteld dat zij buiten zat te lezen, en in de verte hoorde schieten, en niet wist welk gekletter zij nu en dan boven haar hoofd vernam - tot dat mijn Grootvader de Vaynes haar plotseling van daar wegrukte. - Het waren de geweerkogels der FranschenGa naar margenoot+ die van over den IJssel in de planken doordrongen in het Zomerhuis. - Mijn beide Grootvaders, de Vaynes als plaatscommandant Ver Huell als Maire hebben zich toen nogal onderscheidenGa naar margenoot+. - Mijn OomGa naar margenoot+ heeft over zijn vader een stuk in den Arnhemmer van 23 Nov.r doen plaatsen. - en bij den Tabakshandelaar Zwaan stond op een chassinet de naam van Bülow naast dien van de Vaynes van Brakell.
Ga naar margenoot+Mijne Moeder, als de oudste der kinderen, had de kleinsten bij de terugkomst der Franschen allen in één bed gestopt, en wist met haar zuster henriette, door haar goed Fransch spreken en onophoudelyk vertellen dat zij de Dochters ‘du Commandant’ waren de enkelde binnendringende troepjes soldaten steeds zoozeer te calmeren dat zij niets medenamen, hoewel zij, daar mijn grootvader de sleutels van de kelder had, niet eens de gevorderde wijn, geven konden. - Alleen nam een soldat uit de keukenkast een flesch met azijn, zette die aan den mond en wierp ze toen met een vloek tegen de steenen. - Op de binnenplaats zagen zij de zuster van den knecht mijns grootvaders, die kiespijn en daarom het hoofd met doeken omwonden had voor een bovenraam zitten, wezen elkaar de vreemde figuur, roepende ‘un Cosaque, un Cosaque!’ en een legde reeds met het geweer aan op de arme vrouw toen de broer door zijn angstig geschreeuw van ‘ma soeur, ma soeur!’ het drama gelukkig in een blijspel deed verkeeren. Zondag 13 Dec. Ik heb den brief aan den Goeverneur verkeerd gedateerd 11 inplaats van 13. - den volgenden brief schreef ik aan den Goeverneur v. Limburg Stirum die mij vroeg om een circulaire ten einde gelden voor het Nationaal Museüm te Am.m te zenden. - Ik meende een circulaire te hebben gekregen waarop de plaats voor een gift in blanco was gelaten.
Arnhem 11 Dec. 63 Hoog Geboren Heer Het papier is niet zoodanig als ik het mij verbeelde. - Mogelyk verlangt Uwe Excellentie het echter eens intezien. - Daar ik alle stukken die zaak betreffende bewaar, zal ik Uwe Excellentie - beleefdelyk verzoeken, het Ga naar margenoot+mij later wel terug te willen doen bezorgen. - Deze circulaire (die der Commissie tot oprigting van het Museüm Willem I) kon anders gesteld wezen. - men durft er in te zeggen dat ‘de vreemdeling - wel geen nieuwen Rembrandt of Ruijsdaal zal verwagten’ Wat! wij verwachten van een tweeden Rembrandt edeler conceptie en edeler lijnen! Ik wilde zoo gaarne dat men maar algemeen inzag hoezeer deze Stichting | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
een duurzamer band tusschen Oranje en het Ned.e Volk zoude daarstellen, dan een zoo snel vergeten Volksfeest. - Zij toch is van een dagelijkschen invloed die aangroeit met elken eeuw. - Overigens bid ik Uwe Excellentie mij in deze zaak te vergeten (gelyk ik het ook in mijne Brochure zeide) maar de schoone, nationale, historische Stichting een weinig voor te staan. - Ik voor mij heb met alle ambitie gebroken - behalven om nut en goed te doen - dat ik, zoo God wil mijn geheele leven door toonen zal. - Met de meeste Hoogachting heb ik de Eer te zijn
Van Uwe Excellentie etc: -
Ik gaf aan zijne Excellentie een brief van S.J. C te Ga naar margenoot+ de Limburg Stirum, aan mijn Oom gerigt in den jare 1806. - _____ Ik bevind mij in een moeyelyke positie. - In mijn brochure zeide ik, om alle vermoeden weg te nemen, alsof ik uit personeele ambitie ijverde, dat ik mij de zaak verder niet zoû aantrekken. - Zoo ik nü echter hier in Arnhem geen gelden tracht bijéén te zamelen tot oprigting van het Museüm Willem I zal men mij van onverschilligheid beschuldigen. - Ik zal best doen, geloof ik, er morgen den Goeverneur over te schrijven. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zondagavond
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de? Of is het zoo als ik geloof, beter dat ik mijn individualiteit geheel opoffer en in de schaduw stel? Zeer dankbaar en vereerd zal ik wezen zoo ik een woord practische raad, in deze waarlyk voor ons allen, invloedryke zaak mogt ontvangen. - Bedenk dat uwe naam zich hecht aan eene edele stichting die nog eeuwen na ons bestaan zal en wil mij om haar deze mijne démarche vergeven enz etci. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 Dec:Van nacht was ik zwaar verkouden, en nam mijn gewoon middel, vlier, om wat te transpireeren. - en juist regende het heden bezoekers o.a. Knoops die een bijdrage voor een arme weduwe kwam vragen - later August Philips mijn oude Akademie-vriend die ik, zoodra ik had gezien dat mijn vader verzuimd had zich als légataire Universel te doen erkennenGa naar margenoot+ kort na onze beider promotie onze zaken in handen had gegeven, tot verwondering van een ieder, daar hij tot antagonist den ouden Advocaat Faber van Riemsdyk kreeg. - Maar ik kende mijn Philips en met ons beiden hebben wij grootelyks hetgeen ik tegenwoordig bezit gered. - Ook schonk ik hem buiten de onkosten van reizen naar Parijs en het door hem als advocaat in rekening gebragte, duizend guldens. - Ik had een zeer intéressant discours met hem over Oeconomie, politiek, littératuur. - Ook gisteren bij den goeverneur zijnde spraken wij schier uitsluitend over onze binnenlandsche politieke toestand: de H.r v. Stirum met al de tact van een ‘homme de monde’ de H.r Hoffman uit Rotterdam, jongste broeder van den burgemeester als een politizeerende ‘épicier’Ga naar margenoot+. - De H.r van St.m begreep zeer goed hoe de Arnhemmer C.t uit geldelyk belang zijn libérale kleur behouden moet, en hoe dit blad zich op 't oogenblik in een scheeve positie bevindt daar Thor-Ga naar margenoot+becque (het ministérie) van zijn kleur is, en het dus in het voeren van oppositie als verlamd is. - Hoffman als zuivere GroeniaanGa naar margenoot+ wees niet zonder huiveren op het voorbeeld van den, ultra-liberalen Rijckevorsel (in de Nieuwe Rotterdam C.t) die onlangs krankzinnig werd. - Van Stirum begreep zeer goed hoe in hooge betrekkingen het ôte toi de là, prens gare je m'y mètte'Ga naar margenoot+ byna een noodwendig gevolg is der positie. - de H.r Hoffman peroreerde tegen daartegen. - Ook omtrent den jongen minister van Buitenlandsche Zaken, mijn akademie-kennis v.d. Maesen de Sombreff was v. Stirum veel indulgenter dan de oude Hoffman. - De Goeverneur vertelde dat v.d. Maesen tot hem in den Haag gezegd had ‘Wippen, moet ik - het wordt er op toegelegd - maar zoodra ik als minister val staat er een gedeputeerde in Limburg klaar, die plaatst voor mij aldaar maakt.’ - Tot mijn verwondering vernam ik van den Goeverneur dat Thorbecque en Z.M. (zooals de Goeverneur zeide)‘ils sont au mieux’Ga naar margenoot+ met elkander zijn. - De Goeverneur praatte allerliefst met den H.r Hoffman liet hem vriendschappelyk uit tot aan de deur, en riep uit toen hij weer binnen kwam ‘Dat is een allervervelendst mensch, meneer Ver Huell.’ Zijne Excellentie gaf mij mijn briefje, waarin ik hem vertrouwelyk had medegedeeld dat ik bereids ƒ1000 aan de Kommissie voor het Nationaal Museüm, terug met de woorden ‘Ik zal je niet navolgen, Amsterdam had beter voor den dag moeten komen, wat is ƒ80.000 voor Amst.m?’ - Een gevolg van mijn verder discours met Z.E. waren de twee hiervoorgaande brieven. _____ Van de Bestuurders van het genootschap ‘Nut en Vergenoegen’ kreeg ik een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer minzamen brief om mij voor de geschonken plaatwerken te bedanken. De brief eindigt ‘De belangen des Genootschaps met zijn streven naar het ware en schoone in uwe voortdurende bescherming aanbevelende[’] enz: - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+17 Dec.Krijg een geheel onwaren en hoogst onbillijken brief van den H.r Anemaet. - antwoord hem het volgende. Wel Edel Geboren Heer Zeker verwondert het mij een brief van UE. te ontvangen. - Waartoe anders kan dit toch dienen dan om oude wonden weder op nieuw open te rijten. - De meeste der door UE. eenzijdig behandelde punten zal ik dan ook niet beantwoorden. - Zelfs de insinuatie niet als had ik de, in mijn verlaten huishouden [?]Ga naar margenoot+ weergevonden boeken en kleinigheden, opzettelyk in drie verschillende bezendingen ten uwent doen overreiken. - Maar één punt wekt te zeer mijn verontwaardiging op om het niet met een paar woorden te releveeren. - U doet het voorkomen als ware ik, na het gebeurde voor den dag van mijn vertrek, zonder u formeel kennis te geven, dat ik van de hand uwer dochter moest afzien, vertrokken, terwijl ik u reeds om tien uur 's morgens, bij uw bezoek te mijnen huize, plegtig verzekerd had dat dit mijn besluit onherroepelyk was. - Natuurlyk was mijn eerste brief aan uw dochter, als voorbereidend, zoo zacht mogelyk gesteld, daar de zaak op zichzelve reeds droevig genoeg was. - Voor onzer allen rust verzoek ik u echter het bij dezen brief te laten. - u en Marie al het geluk toewenschende waarvoor de mensch hierbeneden vatbaar is, en waartoe het bewustzijn van een volmaakt goed en wijs Gods-bestuur ons brengen moet. Met alle Hoogachting heb ik de eer enz. _____ Kneppelhout van Sterkenburg meldt mij heden dat voor eenigen tyd digt bij de plek waar wij op nieuw sterkenburgGa naar margenoot+ gegraven hadden (zie 20 Aug.s 1862) nu een zak vol van scherven gevonden is, van verscheiden tijdvakken en daaronder schoone bijlen, zwaarden en zelfs een stang van een paard. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+23 Dec.Daar juist lees ik in het Handelsblad van heden. ‘Onder den titel Le Peintre de Marine réaliste Albertus van Beest' is ter dezer stede eene levensschets van dien begaafden Rotterdamschen Kunstenaar verschenen. Men is haar verschuldigd aan de pen van den H.r Auguste Demmin, die met veel onpartijdigheid de schier onvergeeflyke gebreken van van Beest als mensch aanduidt, welke hem dan ook reeds op 39 jarigen leeftyd in Amerika, waarheen zijn woelzieke geest hem gedreven had, aan de kunst ontroofden, terwijl de schrijver evenwel daarmee zijn genie, vooral als teekenaar, in het ware daglicht stelt.’ _____ Deze van Beest is het eerst door mijn vader, die hem als knaap vond rondzwalkende op Maas in een oud bootje, geprotégeerd, aan zijn vriend Rijk (den minister) geprésenteerd en door dezen weder aan Prins Hendrik, die hem den rang gaf van Adelborst 1.e Klasse. Mijn vader ruimde hem een paar leeg staande vertrekken in op de Werf, tot een atelier. - Hier overnachtte hij wel eens slapende op een rol zeildoek, om aan zijn schuldeischers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
te ontsnappen. - Hier heb ik hem zoo vénérisch-krank gezien dat hij geheel kromgebogen naauwlyks een voet voor den anderen kon verzetten. - Later kreeg hij zware bloedspuwingen, zoodat hij eens een scheeps-pusGa naar margenoot+ vol had gespogen. - Kort daarop maakt hij echter de reis mede naar IJsland. - Hij had een ijzersterk gestel. Hij leefde zeer los. - Maar op de Werf zag ik hem om twaalf uur meestal maar onder het schilderen of teekenen een stuk droog brood kaauwen. In de stad was hij zeer gehaat, en meermalen heeft hij een pak slag gekregen of is er met moeite aan geéchappeerd. - Zijn moraliteit was < 0. - Denkelyk door zijn verwaarloosde opvoeding, [regel doorgehaald] Zijn vader was een verloopen schilder, of liever verwer, en aan den Ga naar margenoot+drank. De eenigste mensch voor wien hij een soort van respect scheen te hebben, was mijn vader, en nimmer zag ik dat hij dezen een verzoek weigerde of een raadgeving van hem in den wind sloeg. - Ziehier tot proefje zyner moraliteit een anecdote die hij met zekere bluf vertelde. - ‘Ja meneer, laatst hebben wij een grap gehad, ik met mijn broer. - Er is een meid bij ons in de buurt die zeit dat ik haar met kind heb gemaakt; die meid kwam ieder keer aan men deur zaniken. - Toen heb ik er eens gezeid dat ik 'er helpen zoû en dat ze dan maar op een Zondag morgen komen moest. - Bij ons waren ze naar de Kerk. - toen de meid kwam, hebben we ze in de achterkamer gelaten, de deur op slot gedaan en, meneer, toen heb ik met men broer haar toch zoo lang geranseld, als we ons roeren konden - en ik verzeker je ze is nooit weerom gekomen.’ En dat noemde hij een grap! En wanneer ik hem dan ernstig het gemeene van die handelwijze onder het oog hield, zat hij met zijn rood haar en rood gezicht maar te lagchen, met de hem eigen scherpgrinnikende lach. - Van Beest was een klein, vrij goed geproportioneerd, schraal nog al gespierd kereltje, wit van huid, rood van haar, een hoog, schoon gewelfd voorhoofd, kleine oogen, dunne, regte neus, kleine mond, goed gebit, kleine grijze oogen, het gezigt vol van zomersproeten. - Meest zag ik hem met een digt geknoopt jasje, wijde broek, en grijze schilders-hoed. - Enkele malen kleedde hij zich ‘en faux-dandij’ en droeg dan meestal rijk-gemonteerde wandelstokken (die hij mij altyd cadeau wilde doen, maar ik nimmer accepteerde) en prachtige doekspelden. - Een zijner gewone streken was, één schilderij aan verscheiden menschen te verkoopen en zich dan door ieder de lijst vooruit te laten betalen. _____ Ga naar margenoot+De H.r Ba.n van Kattendijke gaf mij ter lezing een werkje getiteld ‘L'homme et le Singe où, Le Matérialisme moderne. - par Frédéric de Rougemont. -’Ga naar margenoot+ het is gerigt vooral tegen Vogt, Moleschott, Buchner en verdere materialistische schrijvers der nieuwe rigting. - Heden zond ik het hem terug met den volgenden brief. Hoog Welgeboren Heer
Uw ‘l'Homme etc:’ heb ik met genoegen zelfs met bewondering gelezen. - De schrijver is een brave, eerlyke, verstandige mensch, vervuld van liefde en eerbied voor zijn eigen morele overtuiging. - Zijn gang is niet het struikelend strompelen van Rénan. - Doch ik blijf er bij! - Wat moet men tegenover de menschen der steen-periode enz: denken van een Adam en Eva? - Wat ik de eer had ten uwent te verklaren, blijft mijn gevoelen. - Het is mij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
onverschillig wat de voorouders der mijriaden van miriaden zijn geweest, die voor mij gestorven zijn. - ik weet, dat ik mij veredelen kan door morele en intellectuële ontwikkeling - ik weet dat de volmaakte Goedheid en Wijsheid mij geschapen heeft en over mij waakt. - In dat vertrouwen leef ik; met dat vertrouwen zal ik insluimeren, zoo Hij wil, tot een reiner ontwikkeling. Ziedaar mijn confession de foiGa naar margenoot+! - Jesus heeft geleefd, geijverd en is gestorven voor zijn leer. - Die leer neem ik geheel aan. - het leven is slechts bijzaak: de leer is die der reinste, edelste en minst zelfzuchtige moraliteit. - Algemeen in praktyk gebragt, zoude zij de gouden eeuw weder op de aarde terugtooveren. maar - hoe moeyelyk is het, den mensch Ga naar margenoot+ieder dag maar iets meer van het dier los te maken! Want alles wat onwaar is, is van het dier. - Jésus zegt ‘God is een geest, en die hem aanbidden, moeten hem aanbidden in geest en in waarheid.’ - Het goede en schoone is het ware - het dier, is het kwaad. - Lees nu voor mijn genoegen ook dit werkje van OpzoomerGa naar margenoot+ eens. - Laat u niet door den titel afschrikken. - Het zal u zeer meêvallen en is nobel geschreven. - De aanteekeningen behoeft u niet te lezen. - Ik wenschte wel dat Mevrouw dezen brief hooren kan. - Hij zet duidelyker uiteen wat mijn eenvoudige overtuiging is, dan ik het laatst kon doen begrijpen. Wil mijn eerbiedige groeten aan HE overbrengen enz: _____ Goede tijding! J. van der Elst en Henri Engelberts uit Zutphen komen Zondag 3 Jan.y 1864 (a) den dag bij mij doorbrengen. _____ Geruild met M.r W. Staats Evers den volgenden brief van Koning Louis tegen een brief van Oldenbarneveld.
Monsieur Ver Huell. J'ai reçu votre rapport du 4 sept.e J'approuve toutes les dispositions que vous avez prises à Flessingue, pour la réparation de l'Arsenal de construction, ainsi que les ordres que vous avez donnés au capitaine de fregatte Landsheer. Sur ce Monsieur Ver Huell, Je prie Dieu qu'il vous ait en sa sainte GardeGa naar margenoot+.
Louis
Aix la Chapelle 9 septembre 1806. _____ Ik gaf hem op de Bijlage op KonijnenburgGa naar margenoot+ en nog eenige zaken voor zijn Beschrijving van Gelderland in 1813Ga naar margenoot+. - _____ Ga naar margenoot+Hij vertelde mij wat hem gebeurd was met den schilder Koekkoek. - Voor eenige jaren naar Utrecht reizende kwamen er op een der Tusschenstations twee Heeren in de Diligence die zeer luidruchtig werden en goed schenen gedineerd te hebben: zij maakten het reizigers en Dames zoo lastig dat deze laatste aan de eerste Halt in een andere wagen overstapten. - Eindelijk zeide de Conducteur hun dat zoo zij zich niet betamelyker gedroegen:, hij genoodzaakt zoû wezen hen den trein te doen verlaten. - Hierop rukte een der Heeren zijn overjas los, wees op een rits van décoratie's en riep uit ‘Ich bin der Ritter Koekoek!’ en zij werden al lastiger en lastiger; zoodat de Conducteur weer genoodzaakt was tusschen beiden te komen. - Hierop werd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koekoek zoo vertoornd dat hij den trein, hoewel deze in volle vaart was, wilde uitstappen, en niet dan met groote moeite en na een heftige worsteling hiervan terug gehouden kon worden. - |
|