| |
| |
| |
| |
A1 r: Voorpagina
- | Woudt: bos, groot aantal [WNT 26, 2364 en 2368] De verwijzing naar een woud is opmerkelijk. Het zou het woud der fabeldieren kunnen zijn, of de natuur waar mensen kennis opdoen. Van de Venne spreekt in de voorrede op regel 51 ook over een VVandel-Tuyn, wat zo goed als synoniem is met warande (tuin, park). Het fabelboek wordt wel vaker als ‘lusthof’ voorgesteld. Becker suggereert een verband tussen deze titel, de Warande der Dieren van Vondel, en Cornelius Kiels Viridarium moralis philosophiae: ‘Das Viridarium gibt möglicherweise das Vorbild für den Titel der Warande wie für die niederländische Bearbeitung Perrets Woudt van wonderlicke sinne-fabulen’. [Becker 1974, p. 5; zie ook Van Vaeck 1993, p. 37] Het is misschien toevallig dat de term warande ook in de inleiding van Lucas d’Heere bij De Dene staat: In dees waerande schoon, der beesten afghemaeldt [De Dene p. 3, strofe 3], maar dit zou Vondel ook geïnspireerd kunnen hebben. Dit is de mening van Raupp 1987, p. 250, die er ook een verwijzing naar de tuin van Eden in ziet. Over de invloed van De Dene op Vondel zie Geirnaert en Smith 1992, p. 29 en 31. |
- | Sinne-fabulen: fabels met sinne: verstand, geest [WNT 28, 1039, III, 9]. In de zeventiende-eeuwse literatuur is sinne eigenlijk een complexer begrip. Bij Van de Venne hangt het samen met zijn concept Sinne-cunst. Volgens Porteman en Van Vaeck is deze sinne-cunst in de eerste plaats een bimediale kunst, die op sommige punten dicht bij de emblematische kunst ligt. Van de Venne onderstreept het samengaan van de zusterkunsten in zijn voorrede: Reden-kunst, en Beelden-kunst, moeten nootsakelick by een (r. 9), [Van Vaeck 1993, p. 37 en 1988, p. 102]. Hierin herkent men het ut pictura poesis- principe van de bimediale kunst: door het samengaan van de evenwaardige schilderkunst en poëzie (of woord en beeld) is de sinne-cunst volgens Van de Venne boven alle andere artistieke disciplines verheven. Volgens Porteman is de Sinne-cunst als bimediale kunst dan ook het zwaartepunt van Van de Vennes kunstopvatting en artistieke praktijk. Zijn richtsnoer hierbij zou een soort realisme zijn. [Porteman in Plokker 1984, p. 7 en 1983, p. 342. (ook drukkersmerk met Pictura en Poesis)] Van de Venne toont zich hierbij meester van een verfijnd en ambigu spel met woorden en beelden. Belangrijk hierbij is de vindingrijkheid van het verstand, de ‘geestigheid’, het ‘zinrijk vernuft’; in dit opzicht is Sinne-cunst vooral vernuftspel. [Van Vaeck 1988, p. 103 (over homonymie) en p. 110; Porteman in Plokker 1984, p. 8] |
| |
| |
- | Beelden: nabootsingen van een persoon of zaak in schilderijen of tekeningen [WNT 2/1, 1276, 2]; hier worden de etsen van Gheeraerts bedoeld. |
- | Gheneuchte: genoegen, genot, vreugde [WNT 4, 1526, II] |
- | Gheneghentheden: neigingen, begeerten, lust [WNT 4, 1512, II, 1] |
- | Steven Perret: of Etienne Perret; zestiende-eeuws Brabants auteur en politicus, geboren in Antwerpen, is tijdens de heerschappij van Leicester (van wie hij een aanhanger was) naar Rotterdam verhuisd. Zijn politieke ideeën kostten hem een jaar gevangenschap; daarom zou hij de politiek voor de poëzie geruild hebben: hij publiceerde de XXV. Fables des Animaux [Plantin, 1578], een Franse bewerking van De vvarachtighe Fabulen der dieren van Eduard De Dene, met platen van Marcus Gheeraerts. De Nederlandse vertaling van dit werk (XXV. Fabulen der Dieren, 1617 te Delft gedrukt) is tevens de bron van de Sinne-Fabulen van Van de Venne. [Biogr. Nat., 17, kol. 65-68] |
- | Sinne-rijcke: rijk aan Sinne (verstand, geest; zie hoger) |
- | Al waert v al ontgaen: al had je niets meer, Ontgaen: ontsnapt [WNT 10, 1846, B, 5] |
- | Isaack van VVaesberge: Isaack (1606-1648) is de tweede zoon van Johan van Waesberghe en Catharina du Pire. De familie Van Waesberghe was een oude adellijke familie, die zich toelegde op het boekverkopen en -drukken, de Faam is het ouderlijke huis te Rotterdam. Isaack staat bekend als schoonschrijver en heeft goede drukwerken afgeleverd, onder meer woordenboeken en religieuze werken. [Ledeboer 1859 p. 95-99] Bij Isaack verscheen in 1632 ook een herdruk van de Zeevsche Nachtegael, een boek dat oorspronkelijk in 1623 door Jan Pietersz. en Adriaen Van de Venne uitgegeven werd, met o.m. bijdragen van Adriaen, en de aanhechting van zijn Tafereel van Sinne-mal. Na de dood van zijn broer Jan van de Venne beschikte hij niet meer over een drukkerij. Adriaen leende het privilege voor de druk van Cats' Proteus eerder ook uit aan Pieter van Waesberghe. De samenwerking tussen Van de Venne en de familie van Waesberghe voor de uitgave van de Sinne-Fabulen is dus niet uniek. [Van Vaeck 1986, p. 259] |
- | [vignet] Het drukkersvignet op deze titelpagina (de Faam over de rivier met bazuin en palmtak) is typisch voor Isaack van Waesberghe, een drukker die werkzaam was van 1621 tot 1647. [Ledeboer 1859 en 1872 p. 341]. Ledeboer merkt hierbij op dat het bijzonder is dat Adriaen van de Venne de Latijnse zinspreuk der Van Waesberghes (Literae immortalitatem pariunt ), hier rond het vignet gedrukt, vertaald heeft. Hiermee maakt hij het werk tot en met het vignet toegankelijk voor de niet-geleerde die geen Latijn kent. |
- | 1633: de datum van de druk is met de hand veranderd van 1632 naar 1633. Ook het voorwoord van A. van Waesberghe en van Van de Venne zijn gedateerd op (februari) 1633, maar je ziet duidelijk dat er eerst 1632 stond. Wellicht was een deel van de oplage
|
| |
| |
|
uit 1632 in 1633 nog niet verkocht. [Van Vaeck 1986, p 260] Ofwel had het werk vertraging opgelopen. |
- | Abraham van VVaesberghe: men vermoedt dat Abraham de oudere broer is van Isaack, geboren in 1602. Over Abraham is er niet veel bekend; hij zou koopman geweest zijn te Rotterdam. Het VVoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren is in zijn opdracht gedrukt, en volgens Ledeboer [1859, p. 103] ook door hemzelf uitgegeven. |
| |
A2 r en v: Voorrede van Van Waesberghe
- | Toe-gheeyghent: als uiting van eerbied of om zekere gunsten te verkrijgen: opgedragen [WNT 17/1, 432, A, c] |
- | Mogende: machtige [WNT 9, 1006, 1] |
- | Ghecommitteerde raden: dit was onder de republiek in Holland en Zeeland de naam van het door de Staten uit hun midden gekozen dagelijks bestuur [WNT 3/2, 2085, 1] |
- | Admiraliteyt: als verkorting van de volledige uitdrukking Admiraliteits-College, d.i. een der vijf colleges in de Republiek der verenigde Nederlanden, die onder het opperbewind van de Admiraal-generaal het bewind voerden over zeezaken, in overleg met de Staten-Generaal, en ook in het rechtsgebied over zeezaken, de monstering en betaling van de zeelieden, de heffing en het beheer van de konvooien en licenten. [WNT 1, 819] |
- | Mitsgaders: daarbij nog, bovendien [WNT 9, 892] |
- | Voorsienighe: vooruitziende, wijze, verstandige, bedachtzame; inzake als positieve eigenschap van overheden, bestuurders [WNT 22/2, 1113, 2 a] |
- | Balliu: den rechterlijken ambtenaar, die in een bepaald rechtsgebied als vertegenwoordiger van den landsheer optreedt [WNT 2/1, 922] |
- | Vroetschappen: leden van het bestuurscollege van wijze of aanzienlijke mannen [WNT 23, 858-860, 2 en 3] |
- | 1 Ghelijckerwijs: op dezelfde manier, zoals |
- | 3 Profytige: nuttige [WNT 12/2, 4373, A, 2]; Exempelen: voorbeelden [WNT 3/2, 4317]. Een exempel is ook een literaire term, oorspronkelijk (in de oudheid) was het een kort (voorbeeld)verhaal, ingelast in een redevoering om een bepaalde stelling te illustreren, maar het kwam snel ook buiten de redekunst voor. In de middeleeuwen was het exempel vaak een illustratief bijbels verhaal, later werd het ook profaan en zelfs komisch. [Van Gorp 1998, p 153]; Begrepen: vervat [WNT 2/1, 1429, B 2, s.l. Begrijpen], bij inbegrepen |
| |
| |
- | 5 Augustini: Augustinus van Hippo (Aurelius Augustinus) was de grootste en invloedrijkste theoloog van het Westen uit de vroegchristelijke tijd. Hij leefde van 354 tot 430 na Christus. Augustinus werd christelijk opgevoed, maar tijdens zijn studies vervreemdde hij van het christendom, en naderde toe tot de manicheeën en het neoplatonisme. In 387 liet hij zich toch dopen, werd later monnik, tegen zijn zin in priester te Hippo (391) en bisschop (395 tot zijn dood). Hij schreef een aantal werken die als de grootste onder de ‘auctoritates’ beschouwd werden: Confessiones, Soliloquia, De Civitate Dei,... Zijn ideeën werken nu nog door in kloosterregels. [Goosen 1992, p. 48-53] Dit bewuste citaat vond ik niet terug. In zijn Confessiones 3.6.11 merkt Augustinus op: Quanto enim meliores grammaticorum et poetarum fabellae quam illa decipula! (Combien les fables des grammairiens et des poètes sont encore préférables à de pareilles duperies!) [De Labriolle 1966, p. 53]. |
- | 9-10 By Horatium...Vosken: Quintus Horatius Flaccus is een Latijns dichter, die leefde van 65 tot 8 voor Christus. Hij werd geboren in Apulië en studeerde te Rome en te Athene. Horatius was een vriend van Brutus en lid van de kring van Maecenas. [Larousse deel 12, p. 276] Dit citaat komt ook voor bij Isidorus van Sevilla (ca. 570-636), [Leibfried en Werle 1978, p. 129] van wie Steinhöwel (1476) het in zijn inleiding op Esopus overneemt. [Leibfried en Werle 1978, p. 5] Het gaat terug op twee fabels bij Horatius: de fabel van de wezel en de vos komt voor in zijn Epistulae I.7 van vers 29 tot 33: Forte per angustam tenuis volpecula rimam/ Repserat in cumeram frumenti, pastaque rursus/ Ire foras pleno tendebat corpore frustra./ Cui mustela procul ‘Si vis’ ait ‘effugere istinc/ Macra cavum repetes artum, quem macra subisti?’ [Baiter e.a. 1972, p. 368-369 - in de voetnoot wordt deze passage een ‘fabella Aesopia’ genoemd. Voor een Engelse vertaling zie Macleod 1986, p. 21: Once upon a time, a thin fox slipped through a chink in a corn-bin, and when it had had its fill, tried to force out its swollen paunch in vain. A weasel saw it and said: ‘If you want to escape, lean you squeezed in, and lean you must return.’ ] Over de twee muizen gaat het in de Sermones, boek II, 6, van regel 77 tot 117 wanneer Cervius een anilis fabellas (een ‘oudewijvenfabel’) vertelt:olim rusticus urvaum murem mus paupere fertur accepisse cavo, veterem vetus hospes amicum... [Bailey 1985, p. 240, r. 79-81] Een stadsmuis probeert zijn arme vriend de dorpsmuis ertoe te overhalen in de stad te komen wonen. Hij laat zich overtuigen, en krijgt al snel het lekkerste eten op zijn bord, maar door de bijkomende stress betrapt te worden en het hondengeblaf, houdt hij het al gauw voor bekeken. [vertaling: Un jour, le rat de champs reçut le rat de ville dans son misérable trou: c’étaient de vieux amis qui se voyaient depuis longtemps...: Richard 1931, p. 131-3] |
| |
| |
- | 11 Verdichte: ontworpen, bedacht, verzonnen [WNT 19, 1180, 3, s.l. Verdichten]; Waerachtige: in overeenstemming met de waarheid, met de werkelijkheid [WNT 24/2, 158, 1], in tegenstelling tot verdichte op dezelfde regel; Beduydenisse: verklaring, betekenis [WNT 2/1, 1253, 1] |
- | 12 Soude mogen genomen worden: toegekend (door de verzonnen spreuken zou je waarachtige betekenissen uit het leven van de mensen kunnen aanwijzen) |
- | 14-16 Alwaer...andere Boomen: Rechters, 9, 8-15 of Jotams fabel. Naar deze Bijbelse fabel wordt in de fabeltheorie vaak verwezen, onder meer bij Steinhöwel, Alberus, Mathesius, Schupp, Rauscher, Jacob, Herder en Krummacher. [Leibfried en Werle 1978, p. 5, 12, 13/17/18, 26, 31, 62, 67, 79], onder meer als argument om fabels op de preekstoel toe te staan bij Rauscher en Schupp. |
- | 17 Merckelicke: zeer duidelijk met het oog te zien, duidelijke [WNT 9, 587, A 1] |
- | 18 Beweechlicke beduydinge van waerheyt: beweeglijke (levendige, treffende) betekenis (uitlegging) van waarheid [WNT 2/1, 1254, 1 en 2; WNT 2/2, 2390, I B] |
- | 19 Agellius Lib. 2 Cap. 29: Agellius, of Aulus Gellius, een Romeinse advocaat uit de 2de eeuw, schrijft deze lof aan Aesopus in zijn Noctes Atticae (boek 2, hoofdstuk 29, vers 1): Aesopus ille e Phrygia fabulator haut inmerito sapiens existimatus est (Aesopus, de fabelschrijver uit Phrygia, wordt terecht beschouwd als een wijs man), en wel omdat hij niet op een strenge manier opvoedt, maar dit doet door amusante en vernuftige fabels uit te vinden. [Rolfe 1961, deel I, boek II, p. 222]. De Noctes Atticae zijn een verzamelwerk over allerlei thema’s, gaande van filosofie, geneeskunde, recht, tot literatuur en taal. Het werd waarschijnlijk rond 169 na Christus geschreven. [Pauly-Wissowa, 7/1, kol. 992-998] |
- | 19-20 Fabel-schryver van Phrygien: Over Aesopus, de stichter van het fabelgenre, wordt beweerd dat hij in Phrygia (Klein-Azië) leefde, (een gebied dat volgens Steinhöwel Troye omvat). [Leibfried en Werle 1978, p. 4 en 5] Corrozet noemt zijn fabelbundel trouwens Les fables d’ Esope Phrygien (1547), en Schopper Aesopi Phrygis Fabulae (1566). In Paulys Realencyclopädie is een uitgebreid deel aan Phrygia gewijd (vol. 20/1, kol. 781-891). |
- | 20 Eenen yghelicken: iedereen, eenieder |
- | 22 Aristoteles: Aristoteles (Macedonië, 384 tot Euboia, 322 voor Christus) was een groot Grieks filosoof, leerling van Plato en leermeester van Alexander de Grote. Hij is de grondlegger van verschillende wetenschappen en schreef werken over de anatomie, de fysica, de retoriek, enz.. [Larousse deel 3, p 77-78] |
| |
| |
- | 22-23 Dat de ghene...wijsheyt: Dit bewuste citaat heb ik niet teruggevonden in Aristoteles' werk. Hij wijdt wel een hoofdstukje aan de fabel in zijn Rhetorica boek II, hoofdstuk 20, 1393b. [Roberts en Bywater 1954, p. 133-135] Je kan de verzonnen fabel volgens Aristoteles als een ‘exemplum’ gebruiken in een redevoering. |
- | 25 Figueren: afbeeldingen, etsen [WNT 3/3, 4449, 3]; Na konst uytghedruckt: op een kunstige wijze gedrukt. Hier lijkt ‘drukken’ (of ‘uitbeelden’?) (van de teksten en de etsen) en niet ‘uitdrukken’ (van woorden) bedoeld. Je kan deze passage vergelijken met de titel: Sinne-Fabulen...kunstich met levendighe ende aerdighe groote schoone Beelden uyt-ghedruckt (A1 r). Uytghedruckt slaat dus op de fabulen met beelden erbij. Hier voegt Van de Venne dan nieuwe gedichten aan toe. |
- | 26 Landtsaten: ingezetenen van het land [WNT 8/1, 1036, 2], medeburgers, landgenoten |
- | 28 Dediceren: opdragen |
- | 31 1633: 1632 werd hier duidelijk weer in 1633 veranderd |
| |
A3 r, v en A4 r: Voorreden van Van de Venne
- | Vernuftighe: verstandige, wijze [WNT 20/1, 1688, 3] |
- | 3 Stomme: niet met spraakvermogen begaafde [WNT 15, 1875, A 1]. Dit doet denken aan de uitspraak, toen toegeschreven aan Plutarchos, dat poëzie sprekende schilderkunst is en schilderkunst stomme poëzie, wat geïnterpreteerd werd in dezelfde zin als Horatius' Ut pictura poesis, poëzie is als schilderkunst. [Porteman 1984, p. 98] |
- | 4 Beweghende: iemand beroerende [WNT 2/2, 2395, 6]; Nutte: nuttige; Ontledicht: zich van iets ontbloot, er van afstand gedaan, zich bevrijd hebbend [WNT 10, 1897, 2, a en b]; Om dieswille: ter wille van die zaak, om die reden [WNT 3/2, 2590, s.l. Dieswil] |
- | 5 Reden-kunst: is wellicht een samenstelling van Reden (verstand) en kunst, ofwel: welsprekendheid, rhetorica [WNT 12/3, 858, 2]. Hier echter als synoniem voor Poësie. |
- | 6 Vervolcht: gevolgd [WNT 20/2, 1576, I 4, s.l. Vervolgen] |
- | 7-8 Eenen vingher... hant te bevatten: het spreekwoord als men hem den vinger geeft, wil hij de (geheele) hand of geeft men hem den duim, dan wil hij de vingers er nog bij [WNT 21, 809, A, I, 3, a] betekent zoveel als ‘altijd meer willen, nooit genoeg hebben’. |
- | 9 Naghespoort: nagevolgd (in het WNT komt deze betekenis niet echt voor, wel: iemand naloopen, in den minnehandel [WNT 9, 1573, A 3]) |
- | 10 Voeghen: passen, in overeenstemming zijn, goed samengaan [WNT 22/1, 194, III, II, 3] |
- | 14 Op-varen: oprijzen, zich verheffen [WNT 11, 1318, I, c] |
| |
| |
- | 14-15 Die het onsterffelick hebben doorlevend: die de onsterfelijkheid hebben bereikt. Doorleven: het einde van een tijdruimte bereiken, of: als deel van leren hebben of tot deel ervan maken, ervan doordrongen worden [WNT 3/2, 2997, 1 en 2]. De faam maakt onsterfelijk, omdat je naam dan onthouden wordt. |
- | 15 Sinne-Dieren: verstandige dieren; afkorting van VVoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren |
- | 17 Marcus Geraerts: Marcus Gheeraerts, een hooggeacht schilder, architect en graveur, werd in de zestiende eeuw geboren in Brugge. [Biogr. Nat. 7, 550-552] Hij verzorgde de kopergravures bij De vvarachtighe Fabvlen der dieren (zijn belangrijkste werk), met de tekst van De Dene. Het was ook Gheeraerts die de uitgave financierde. [Hodnett 1971, p 31] Gheeraerts heeft oog voor naturalistisch detail en is een van de eersten om etsen te gebruiken voor boekillustratie. Van de Venne neemt echter de gravures over van Perret, die het vergrote spiegelbeeld zijn van die van Gheeraerts. [Scharpé p 31]; Loffelicken: lof verdienende, prijzenswaardige [WNT 8/2, 2588, A, 2]; Carel van Mander: Deze schilder werd geboren in 1548 te Meulebeke, is gestorven in 1606 te Amsterdam, werkte als doopsgezinde in Haarlem. Hij ging in de leer bij Lucas de Heere, en was later medestichter van een academie waar hij de ‘Italiaanse manier’ van schilderen aanleerde. Van Mander schreef ook over schilders en schilderkunst in zijn Schilderboeck (1604). [N. Ned. Biogr. W. I, kol 1295-8] Uit dit werk komt zijn lof aan Gheeraerts, die Vondel ook in zijn Vorsteliicke Warande der Dieren opneemt. Van Mander noemt Gheeraerts Universael, of in alles wel ervaren. [Sterck 1927, p. 501; zie studie] |
- | 19 Onghebakert: niet verwarmd, ongekoesterd [WNT 2/1, 881, 1, s.l. Bakeren] |
- | 22 Duyts: Nederlands [WNT 3/2, 3610]. |
- | 24 Lisperijen: gelispel |
- | 29 Ghelijck Plato oordeelt: Plato was een Grieks wijsgeer die in Athene leefde van 427/8 tot 347/8 voor Christus. In zijn jeugd was hij de leerling van Kratylos (een volgeling van Herakleitos), maar weldra sloot hij zich bij Socrates aan. Hij richtte in 385/7 zijn eigen ‘Academie’ op. [Larousse deel 19, p 198-199] In De Staat boek II, hoofdstuk 17, 337b bespreekt Plato het onderwijs. Kinderen moeten fabels leren kennen, nog voor zij zich oefenen in de gymnastiek. Maar niet alle fabels zijn goed; We moeten (...) de goede fabels die zij dichten, uitkiezen en de slechte verwerpen. Verder zullen wij de kindermeiden en de moeders overreden om die uitgekozen fabels aan de kinderen te vertellen en met die fabels veeleer hun zielen te vormen dan hun lichamen door haar handen. [Van der Hoek 1902, p. 115] Want kinderen zijn een soort ‘tabula
|
| |
| |
|
rasa’ (of een blad wit papier, zie regel 32-33), zo wordt ook bij Plato gesuggereerd: Ge weet toch wel, dat van elke zaak het begin ’t gewichtigste is en vooral bij alles wat nog jong en teer is? Want dan voornamelijk wordt de blijvende indruk, dien men aan ieder individu wil geven, gevormd en aangenomen. [Van der Hoek 1902, p. 115] |
- | 30 Stieren: sturen [WNT 15, 1592-1593], leiden, richten, besturen |
- | 31 Sinne-wettende-Fabels: fabels die het verstand scherpen, prikkelen [WNT 25, 2089, 2] |
- | 37 Kroel: betekent wellicht: het gekrioel, aangezien het werkwoord kroelen ‘krioelen’ betekent [WNT 8/1, 304]. |
- | 39 Mallicheyt: gekheid, dwaasheid [WNT 9, 154, 1 en 2, s.l. Mallicheyt en Mal] |
- | 40 Reden-mal: samenvoeging van Reden (ratio, verstand) en mal. Reden-mal is een vreemde samenstelling en het is niet dadelijk duidelijk wat de betekenis ervan zou zijn. Mal betekent: gek, idioot, onwijs, onverstandig, dwaas [WNT 9, 130-137] en wijst terug naar de Mallicheyt in regel 39; zo draagt Reden-mal een paradox in zich. De tegenstelling tussen ‘rede’ en ‘malligheid’ vind je ook terug in de titels van andere werken van Van de Venne, Wijs-mal en Sinne-mal: het vermakelijke en het komische worden gekoppeld aan het nuttige (de didaxis). [Van Vaeck 1994, p. 624] |
- | 41 Vermeyden: zich ontspannen, zich verpozen, zich vermaken (in de vrije natuur) [WNT 20/1, 1274, 1, s.l. Vermeien (I)]; Voordacht: na het overwogen te hebben [WNT 22/1, 1656, 2], met bedachtzaamheid |
- | 44 Aen-gheleydet: aangevoerd, geleid, door een leidsman bestuurd [WNT 1, 227, s.l. Aanleiden]. Hier figuurlijk gebruikt in de personificatie van het verstand. |
- | 45 Zeyl-steen: magneetijzersteen, natuurlijke magneet [WNT 27, 1824, 1 en 2]. |
- | 46-47 Datter Paerden...Schilder-kunst: dit doet denken aan de anekdote over Zeuxis, die druiven zo levensecht afbeeldde dat de vogels erop afvlogen. Zeuxis staat nochtans voor het ideaal van de selectieve of ideale imitatie, met verschillende modellen (hij combineerde voor een portret van Helena de mooiste trekken van vijf mooie meisjes, in plaats van de mooiste vrouw te portretteren). Dit is tegengesteld aan Apelles' ideaal van de directe imitatie, waarbij het object zo natuurgetrouw mogelijk weergegeven wordt. [Geirnaert en Smith 1992, p. 29] In Vondels Den Gulden Winckel is over beide schilders een embleem afgedrukt (LXXIII en LXXIIII). Over Zeuxis schrijft Vondel: Den Schilder Zeuxis heeft zeer kunstigh met verstand/ Een Kind met eenen tros gemaelt in zijne hand,/ VVaer naer de Vogelen al graegh en hongrigh vlogen,/ Maer komende daer aen zoo vvaren zy bedrogen [LXXIIII r. 1-4: Becker 1978]. Deze emblemen komen ook
|
| |
| |
|
in Vondels bron Mikrokosmos van Van Haecht voor. [Smith 1994, p. 238] Apelles wordt ook genoemd in het voorwoord van Gheeraerts bij De vvarachtighe Fabvlen der dieren [De Dene p. 2]. Voor meer informatie over Zeuxis van Herakleia, zie Halsberghe 1989, p 858 en Lecercle 1987, p. 56-57. Over Apelles, zie Paulys Realencyclopädie band I/2, kol. 2689-2692. Voor zowel Zeuxis als Apelles is Plinius de hoofdbron. |
- | 48 Ziel-rijcke Menschen: letterlijk ‘rijk aan een ziel’, wellicht synoniem van Ziellijk: met een ziel [WNT 28, 217]. De ziel, ‘het onstoffelijke beginsel in de mens dat wordt beschreven als zetel van het verstand, de wil, het geweten, de emoties,...’ [WNT 28, 137 en 142, I, 3 en 4] is ook de naam voor een ‘inspirerende, levenwekkende, scheppende kracht’. [WNT 28, IV, 10] |
- | 49 Onbenydende: niet afgunstige [WNT 2/1, 1801, B, s.l. Benijden]; Lanteernen: toestellen tot omhulling en bescherming van een lichtbron [WNT 8/1, 1078].. Hier figuurlijk gebruikt: het licht wordt ook nu nog als metafoor voor het verstand gebruikt. In deze passage staat de lantaarn dan symbool voor het licht. |
- | 51 VVandel-Tuyn: zie ook Woudt (op de titelpagina van Van de Venne) en Warande (Vondel), en de noot daarover (A1 r, Woudt); |
- | 53 Smaeckt: keur door de smaak, proef [WNT 14/2, 2032, A 1, s.l. Smaken]. Hier ook figuurlijk gebruikt, niet bepaald over voedsel of drank; Laeckt: keur sterk af, spreek uw afkeuring uit [WNT 8/1, 938, s.l. Laken]; Versmaet: wijs af, verwerp [WNT 20/2, 418] |
- | 54 Soo: als, indien |
- | 55 Kunst-gunstige: de kunst gunstig gezind. |
- | 56 Ghebeden: gevraagd; Mis-streken: fouten; verkeerde streken [WNT 9, 870], terwijl streek betekent: een van de goede orde of het geregelde leven afwijkende handeling [WNT 15, 2142, 5]; Decken: aan het gezicht onttrekken, bedekken, verbergen [WNT 3/2, 2376] of: goedmaken [WNT 3/2, 2379, 7 b]; Vergoeden: goed maken, vereffenen, compenseren [WNT 19, 2201, 2] |
- | 1633: 1632 werd met de hand in 1633 veranderd |
| |
A4 v: Den avthevr tot den leser
- | Redenrijck: rijk (gebied) van de rede, de rede is het verstand, het menselijke denkvermogen, vergelijkbaar met het Latijnse ratio [WNT 12/3, 801, I]. Rede kan echter ook ‘het spreken, als uiting van de menselijke geest’ zijn [WNT 12/3, 821, II]. |
- | 4 Snooder: ondeugdelijker, verderfelijker, waardelozer [WNT 14/2, 2402, A 1, 2 en 3] |
- | 7 Tooren: hevige woede, kwaadheid; gezegd van Gods misnoegen [WNT 17/1, 1310, 1, b] |
| |
| |
- | 9 Dempt: onderwerp, bedwing volkomen [WNT 3/2, 2398, 1, s.l. Dempen]; Hovaerdich: trots |
- | 11 Betoomt: van aandoeningen, driften: beteugel [WNT II/2, 2234, s.l. Betoomen]; Eys: verlangen, wensch, begeerte [WNT 3/3, 4045]; Breydelt: van (eigen) hartstochten, zondige neigingen, enz.: toom ze door de rede en den wil in, beheersch ze [WNT 3/1, 1210, s.l. Breidelen] |
- | 12 Onaerdich: onbevallig, onaangenaam [WNT 10, 895, II, 2] |
- | 13 Vroet: wijs, verstandig [WNT 23, 831, 1] |
- | O Godt...hy is wijs voorwaer: Psalm 8, 6-10. |
| |
B1 r: Voor-Bereydinghe op de Sinne-Fabulen Der Dieren
- | 5 Verholen: aan het oog onttrokken, niet (direct) te zien, onzichtbaar, verscholen, verstopt, verborgen [WNT 19/1, 258, 1] |
- | 7 Meeningh: betekenis [WNT 9, 384, 4] |
- | 9 Vermeughen: in staat zijn tot, kunnen [WNT 20/1, 1462, 1] |
- | 11 Ghewis: betrouwbaar, stellig, niet twijfelachtig [WNT 4, 2106] |
- | 16 Spruyt: jonge uitloper of zich ontwikkelende kiem of knop van een gewas [WNT 14/2, 3085] |
- | 23-24 Ghy dan...treckter VVijsheyt uyt: Hier expliciteert Van de Venne de functie van de fabel als boek der natuur, waar men lering uit kon trekken. [zie studie] |
| |
B1 v: Aen-sprake van Het Tytel-Beelt
- | Aen-sprake: toespraak, het aanspreken [WNT I, 339, 1 b]; Tytel-beelt: wellicht letterlijk op te vatten: de titelprent, al is dit de titelpagina niet meer (in tegenstelling tot bij De Dene). Het is wel de laatste pagina van het voorwerk. De jongeling en zijn attributen die we op deze prent zien, worden beschreven bij Hodnett 1971, p. 32-33 en Küster 1969, p. 113-122 [zie studie]. |
- | 2 Evenstaech: even voortdurend, aanhoudend, onafgebroken [WNT 15, 10, II 1, s.l. Staag] |
- | 5 Verschoont: opsiert, verfraait [WNT 20/2, I, 1] |
- | 14 Schijn: maak de genoemden voorlopige indruk, lijk [WNT 14/1, 627, s.l. Schijnen] |
- | 14 Bescheyt: uitspraak, getuigenis, inlichting, verslag [WNT 2/2, 1956, 6] |
- | Neerstich: ijverig, vlijtig [WNT 9, 1387, 2] |
| |
| |
- | Kunst om Gunst: deze spreuk wordt in Plokker vermeld. Van de Venne zou een schilderij met deze titel gemaakt hebben. Deze spreuk komt ook voor in zijn Tafereel van de Belacchende Werelt 79 (1635, Den Haag). [Plokker 1984, p. 161, 61] |
| |
B2 r: Titelprent
- | Aensien doet ghedencken: (spreekwoord): het zien van een persoon maakt, dat men aan hem denkt, het zien van een voorwerp maakt, dat men zich iets verledens herinnert [WNT 1, 509, s.l. Aanzien, A, I, 2]. |
|
|