jaar bij de fabriek en dan krijgt hij een Koninklijke Onderscheiding, wat vind je daar nou van en nu zou ik zo fijn vinden, als je naar de fabriek kwam en dat zou voor hem ook een grote verrassing zijn, dat weet ik zeker. Ik hoop wel, dat je vrij kan krijgen van je werk.’
Ik vouwde de brief weer dicht.
Ik nam me voor wel naar mijn vader te gaan, maar verder zo weinig mogelijk kontakt met mijn ouders te hebben, want ik zag mijn moeder al voor me, met haar kleine witte gezicht en haar radeloze ogen, als ze zou merken, wat voor leven ik nu leidde.
Ik keek een tijd naar buiten, voor ik een plaat opzette. Ik voelde me als lamgeslagen.
En alleen.
Ontzettend alleen.
Die avond ging ik niet naar de Singel, maar bleef ik op de divan liggen en las een boek. Maar deze vrije avond was een uitzondering en de dagen daarop verdiende ik weer veel geld.
De dag, waarop mijn vader zijn feest vierde, was ik zenuwachtig en toen ik de trein naar het dorp nam, kreeg ik al spijt, dat ik me er toe had laten overhalen om naar de fabriek te gaan. De spijt werd sterker, toen ik uit de trein stapte. Ik liep over het perron, mijn ogen knipperend tegen het felle zonlicht, nog teveel gewend aan het rode licht van de bars en het donker van de slaapkamer.
Langs de witte pastorie, waar ik in een flits de dominee zag, liep ik naar de fabriek, die ik nog wist te vinden, een oud, donker kompleks vlak buiten het dorp, waar mijn vader als jongen van veertien ging werken en waar hij zijn leven had vergooid.