zei hij: ‘Zitten hier nog mensen?’
‘Ja,’ zei de vrouw en haar stem klonk heel hoog, alsof ze zong maar niet mooi, wel vals en snerpend: ‘Twee jongens, die naar het toilet zijn gegaan, maar dat was toch al een kwartier geleden, zo niet langer.’
De condukteur liep naar het halletje, waar hij op een van de deuren bonste.
‘Zit hier iemand?’ riep hij.
Ik hoorde geen antwoord, maar de condukteur blijkbaar wel, want hij zei nu: ‘Voelt u zich niet lekker?’
Hij kwam weer terug. ‘Nee, alles is goed,’ zei hij, ‘maar zei u niet, dat er twee jongens waren. Er is namelijk maar één toilet bezet.’
‘Ja,’ antwoordde de vrouw en ze liep nu ook naar het halletje toe. ‘Ja, ze waren met zijn tweeën.’
De condukteur en ik volgden haar.
In het halletje zat een man met een vale regenjas. Hij zat ineengedoken, zijn hoofd gebogen. ‘Heeft u iemand het toilet binnen zien gaan?’ vroeg de condukteur aan hem.
De man hief zijn hoofd. Hij had een grauw gezicht en één van zijn brilleglazen was zwart.
‘Nee,’ zei hij, ‘nee, nee, condukteur. Toen ik binnenkwam, was dit toilet al bezet en dat ontrieft me wel, als ik zo vrij mag zijn’, en meteen verontschuldigend gebaar tegen de vrouw ‘in het andere toilet is namelijk geen papier, ziet u, en daarom wacht ik tot dit toilet vrij komt.’
De condukteur bonste weer op de deur. ‘Wilt u het toilet verlaten, mijnheer,’ riep hij. En daarna: ‘Zit u alleen op het toilet?’
We hoorden niets.
‘Zit u alleen op het toilet, mijnheer?’ riep de condukteur nog eens. ‘Het antwoord ligt wel voor de hand,’ merkte de vrouw op. ‘Ze zijn hier met zijn tweeën naar toe gegaan.’
‘U dient er onmiddellijk uit te komen.’ De condukteur nu met overslaande stem, ‘anders maak ik er politiewerk van.’
De deur ging open en een van de jongens kwam er uit.
‘Sorry,’ zei hij, ‘ik was niet zo goed geworden’ en inderdaad zag hij