Ik liep met Christiaan de keuken uit.
In de hal trok hij zijn jas aan. ‘Waarom ga je nou weg,’ zei ik.
‘Heb jij dan nog geld. moet je eens zien, nog vijf minuten en die emmer is leeg.’
Zijn tante kwam hem achterop en ik zag hoe de bruid de trap afdaalde.
Ik dacht aan de spermavlekken in haar witte bruidsjurk en aan haar vrome gezicht waarmee ze haar man, die nog steeds in de kamer bezig was met de verzekeringspapieren, aan haar lijf zou laten komen. Alsof hij de eerste was die zijn door veelvuldig kantoorwerk nauwelijks meer te stijven penis bij haar binnen mocht brengen.
‘Dag,’ zei Christiaan tegen haar en tegen zijn tante: ‘Nee, echt, ik kan niet langer blijven.’
Zijn tante nam zijn hand en gaf er een zoen op.
‘Jij bent altijd veel meer waard geweest dan al die anderen, dat heb ik laatst nog tegen je moeder verteld en nu wordt dit vandaag toch maar even aangetoond. Nietwaar, Frits? Zei ik niet laatst: die Christiaan heeft zoiets speciaals?’
Christiaan keek verlangend naar de trap. ‘Het is goed, het is goed,’ mompelde hij. ‘Ik heb die gaven ook niet van mezelf.’ En hij keek naar boven naar de bruine lamp met donkergroene franje alsof hij door de lamp en het plafond naar iets anders keek.
Zijn tante volgde zijn blik. ‘O, juist,’ zei ze, ‘ik zal niets meer vragen.’
Ze veegde met haar vinger wat stof van de lampekap, gaf ons nog een taartje en wij liepen de trap af naar beneden.
‘Dit was pas het begin,’ zei Christiaan tegen me. Hij zocht zijn portemonnaie en keek erin. ‘Maar nu is ons kapitaal weer naar de knoppen.
Ik ben bang dat je er vannacht weer op uit moet.’
‘Goed,’ zei ik. Ik dacht aan de manier waarop Christiaan vandaag van het huwelijk van zijn nichtje een heel bijzondere dag had weten te maken, een dag, waarvan ik blij ben dat ik erbij was.
‘Het was wel grappig,’ zei Christiaan. Hij doelde op het huwelijk en ik zei: ‘Ja.’
‘Al die mensen,’ vervolgde hij, ‘ze zijn net instrumenten.’ Hij floot tus-