afkeuren, had hem weerhouden. Want doorgaan zou 't toch, omdat hij het had beloofd, en hij had het beloofd, omdat het goed was, een weldaad voor dat lieve gezin.
En misschien wisten vader en moeder 't reeds, omdat er al over gesproken werd. En 't zou hun even 'tzelfde zijn, of ze hun afkeuring uitspraken tot een ander als tot hem zelf. Maar hem was 't niet gelijk, of hij 't hoorde of een ander: want hèm zou 't in zijn hart pijn doen.
En dus: nu er maar geheel over gezwegen; een ander zou 't hun wel vertellen.
En nu werden reeds de steenen aangevoerd.
Den volgenden morgen was Alard al weer gauw eens komen overloopen om moeder te vertellen, dat moeder Ruitenbeek nu ook van den dokter het bed moest houden.
‘Alard, dan kom ik vandaag eens naar je toe, hoor! - Maar zij mag het niet weten!’
Alard was blij met deze tijding, en stapte weer naar huis, in de vaste meening, dat moeder met die zij Grada had bedoeld. Want in moeders tegenwoordigheid voelde hij 't bezit van Grada als iets verbodens. Maar nu hij tot heldere bewustheid kwam, vond hij het onzinnig van moeder, dat ze gezegd had, dat Grada van haar komst niets mocht weten. Hij kon toch zijn vrouw niet voor een halven dag in een hok opsluiten of haar 't veld injagen. Dat moeder toch zulke onmogelijke eischen stelde! Ja, hoe moest dat nu? Want als moeder kwam, zag Grada haar immers! Toch, hij zou moeder gehoorzamen, en niets van haar voorgenomen plan aan Grada vertellen!
En moeder toog te pad naar de woning van haar jongen. - - - -
Doch op 't paadje langs Nieuw-Lindenhof gekomen, zag ze daar aan den anderen kant een hoop baksteen, en