dan een heel groote brief: van hechte trouwe vriendschap; van innige liefde, en liefde vooral om 's Heeren wil.
Hij legde 'tzelfde papier weer in 't doosje, alleen omdat het papier óók van George was.
‘Hij had er toch wel een briefje voor je bij kunnen doen!’ meende moeder, maar hij zei:
‘Hij mag immers geen brieven schrijven, moeder, en dan zou hij ongehoorzaam zijn. - Toch gelukkig, dat ze hem niet verboden hebben, om cadeautjes te geven!’
Vader kwam thuis, en nu moest ook hij deelen in de groote vreugde, alles bekijken, en al 't nieuws hooren.
‘En nu mag jij je morgen laten fotografeeren, dan kan je George jou portret geven!’
‘O, graag, graag, vader! - En dan zal ik er het schetsboek bij doen! - Bram zal 't hem dan zelf geven!’
Vader deed nog eens het doosje open, haalde er het papier uit, en....
‘Hé, dat zijn bladen uit den Bijbel! - Rinus, heb je dat al gezien? - Hij heeft daar dus wel een Bijbel. - En misschien wel....’
Hij ontvouwde een blad en zag enkele verzen onderstreept.
‘Rinus, zie eens! - hij heeft je toch wel wat te zeggen, al schrijft hij niet. - Moeder! hoor eens de onderstreepte verzen uit Psalm 145:
(8). Genadig en barmhartig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
(17). De Heere is rechtvaardig in al zijne wegen, en goedertieren in al zijne werken.
18). De Heere is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid.
(19). Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vreezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen.