‘Zoo is een dakpan niet! - Een dakpan is zóó!’ Hij nam het potlood en teekende een dakpan.
‘Och, vent! - zei Rinus - zoo is een dakpan, als je er recht tegen ziet. Maar van hier kijk je op zij naar 't dak, en nu zie je de pannen op zij. En zooals je 't ziet, zoo moet je 't toch teekenen!’
Klaas zette een heel geleerd gezicht, en keek eens rond, of er niet iemand was, die zijn geleerdheid zag.
‘Ik zeg, dat je een ding moet teekenen, zooals het is; zoo doen de beroemde teekenaars het ook. Jij hebt alles verkeerd gedaan: al de pannen, en 't dak, en de muren.... alles scheef. - Kijk, vader! een muur is toch recht, alles recht, en horipondaal....’
Rinus proestte het uit van lachen, om dat geleerde woord, en Klaas werd nu nijdig.
‘'t Is niks dan een broddelboel! - Een scheeve rommel! Nee, dan moet je mijn werk zien!’
‘Nou - zei de baas - ik heb geen verstand van teekenen, maar ik zeg, dat dit precies ons huis is, krekt zooals je 't ziet. - En moeder aan 't schrobben.... ik zeg, dat het leeft. - En 't lijkt moeder.’
Klaas zag nu nog geleerder, lachte verachtelijk en zei:
‘Och, vader! u hebt er heelemaal geen verstand van! Kom, laten we maar heen gaan!’
‘Ja maar, moeder moet het toch ook eens zien. Ze zal er schik van hebben, dat het zoo echt is, en dat ze er zelf zoo mooi op staat!’
Klaas liep snel heen, om zijn moeder te waarschuwen, dat ze dat miserabel gebroddel van Rinus niet moest gaan zien.
Rinus had toch het land. Haastig teekende hij nog gauw een beetje aan den achtergrond, en dan moest het maar heeten, dat de teekening af was. En dan wou hij eens naar 't bosch. Wat kon 't hem ook schelen, of de Blankerds pleizier hadden of verdriet.
Naar 't bosch....