En vandaag zou hij ook wel eens een uurtje in de schoenmakerij doorbrengen en met Klaas babbelen, en hem 't werk afkijken. Misschien wou hij ook wel schoenmaker worden, als hij van school kwam!
‘Klaas! mag ik je hengelstok wel even?’ Hij zag door de ruiten, dat Klaas ‘Ja!’ knikte. Nu langs 't Bongerdpad naar de vaart!
Bah, wat 'n vuile sloot was 't hier!
Hier en daar duwde hij den stok tot in den bodem. Kijk, nu kwamen er bellen op 't water. Meester had gezegd, dat er gas in die bellen was, en dat, als je er een vlammetje boven hield, ze gingen branden. Jammer, dat hij geen lucifers bij zich had. Kon vandaag wel eens!
Hè! wat was 't mooi onder de boomen langs de vaart. Dat kon je zoo mooi en zoo gemakkelijk teekenen! Nu eerst hier maar eens wat in 't gras van den wal gaan zitten. Kijk, daar kwam Heinsius, de timmerbaas, de deur uit en.... stil, daar zwom een rat! Alle jonges, wat 'n kokkerd!
‘Heinsius! Kijk eens, wat 'n rat!’
‘Waar? - Waar? - Jongen, sla 'm dood! - Geef hier je stok!’
Heinsius had den stok al, maar zóó kon hij er niet mee slaan; hij brak hem voor zijn knie doormidden.
‘Heinsius, dat mag niet!’
‘Kom, kom! - als 'k er de rat maar een goeien mep mee geef, is alles meer dan wel!’
Zachtjes sloop de man langs den wal, hief den halven stok op, deed een krachtigen slag.... ‘Daar! die heeft voor eens en voor altijd genoeg. 'k Heb hier veel te veel last van dat vee!’
Met de beide stokken smeet hij den kokkerd op den wal en verpletterde zijn kop. Toen gaf hij Rinus de stokken en liep heen.
Even had Rinus pleizier gehad van den raken slag. Maar dan in eens keek hij bedremmeld naar den