Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVord vanden quaden geeste. .xxxij.Ga naar voetnoot+‘Dan selen die heren en lettel heldenGa naar voetnoot2306
Na sijn word, ende dese scelden,Ga naar voetnoot2307
Ende si en selens laten niet
Daeromme, wat daer ave gesciet.
| |
[pagina 334]
| |
2310[regelnummer]
Ende aldus so werd .i. werren daer,Ga naar margenoot+
Dan comt die duvel echt daernaer,
Ende seget: dese dronken quadien,Ga naar voetnoot2312
Entie in luxurie dus vord dien,
Ende altoes sijn sat van dranke, van ate,
2315[regelnummer]
Laticse yet lange in desen stateGa naar margenoot+
Dat gise niet en werp[t] van u,
Si selen destrueren, dat secgic nu,
Die kerke, ende al kerstenhede.
Dat volc, dat hier oec gaet mede,
2320[regelnummer]
Sal quade cappen dragen ane,Ga naar margenoot+
Ende oec van menigerhande gedane,
Ende na ene maniere gescoren sijn,
Ende al haer leven selen si so fijn,
Ende al haer seden setten na desen,
2325[regelnummer]
Dat elken sal behagelijc wesen.Ga naar margenoot+
Ende daerna selen si altoes lagen,Ga naar voetnoot2326
Hoe si elken mogen behagen.
Gene wreethede selense minnen,
Noch goet hebben in genen sinnen,
2330[regelnummer]
Ende inder vorhoede selense danGa naar margenoot+
So grote abstinencie vaen an,
Dat cume yemen van hem sal wesen,
Diemen yet sal mogen van desen
Reprehenderen in enigen saken.
2335[regelnummer]
Ende mettesen lieden salic makenGa naar margenoot+
In die werelt al dat ic wille,
Want sine sellen nember stille
Wesen, ende selen wandelen vort
Heymelike. Hier met verdort
| |
[pagina 335]
| |
2340[regelnummer]
Die werelt al, want daer metGa naar margenoot+
Salicse bringen in mijn net,
Want dese salic so dic fonderen,Ga naar voetnoot2342
Ende oec mede die overste heren,
Dat ic minen wille sal al
2345[regelnummer]
Vorderen groet ende smal.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ende aldus salic in dese liede
Mijn teken ende al mine bediedeGa naar voetnoot2347
Assimileren, gelijct oft van gode
Algader quame[n] mine gebode,
2350[regelnummer]
Want die duvel inder locht alsoeGa naar margenoot+
In den geeste dit bringen toe.
Om die quaetheit der liede met,
Die in die werelt dan es geset,
Selen si vliegen inder locht,
2355[regelnummer]
Gelijc mosien vort sijn brochtGa naar margenoot+Ga naar voetnoot2355
In heten weder ende in sconen,
Ende al om die liede te honen.’
|
|