Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekend
[pagina 327]
| |
Hoe die quaetheit entie felheit daerna striden jegen gerechticheit. .xxix.Ga naar voetnoot+‘Nu oec binnen desen tiden,
Dattie liede dus verbliden,
So comen vord so vele heresien,
2135[regelnummer]
Ende so vele quader dorpernien,
Met andren quade wallet vord,Ga naar margenoot+
So datmen dan vander gebord
Van Antkerste bediet ende seit
Dat hi comen es gereit.
2140[regelnummer]
Ende die liede tien tiden weder
Selen secgen op ende nederGa naar margenoot+
Dat selke mesquame vor dasGa naar voetnoot2142
Bi haren tiden nie en was,
Ende noch oec alselke [on]reinichede
2145[regelnummer]
Daer vore den tijt niet was mede,
Alse in haren tiden openbart,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2146
Datmen versteet biden verkine sward,
In den boec van Civias,
Alsoe alsict hier vore las.
2150[regelnummer]
Ende alse onder tiden gerechtichedeGa naar voetnoot2150
Ga naar margenoot+ Regneert, so comt nidechede,Ga naar margenoot+
Ende vecht daer jegen, ende brinct onder.Ga naar voetnoot2152
Ende also nidecheit dusdaen wonder
Driven wilt, met hare quaethede,
2155[regelnummer]
So sal dan comen gerechtichede,
| |
[pagina 328]
| |
Ende salse altemale verweren,Ga naar margenoot+
Ende daerna alle confuderen;
Alsoe dattie werelt nie
In sonegen stote quam als die,Ga naar voetnoot2159
2160[regelnummer]
Ende vord salsi altenen wesen
Op gedaen oec na desen.’Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2161
Tote hier sijn nu vortbracht
Huldegard word bi mire cracht,
Van vif tiden, tot hier volcomen,
2165[regelnummer]
Die uut .ij. boeken sijn genomen;
Uten boeken van haren Divinen,Ga naar margenoot+
Daer ic mi sere om moeste pinen,
Ende uten boeke Civias,
Dat oec swaer tonbindene was.
2170[regelnummer]
Nu es daer een derde boec met
Daer haer epistelen sijn in geset,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2171
Daer ic oec af scriven sal
Datmi orberlike donket al.
Nochtan saelt mi swaer wesen,
2175[regelnummer]
Want hets onbestuer int lesen.Ga naar voetnoot2175
|
|