Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekend
[pagina 217]
| |
1630[regelnummer]
Goud dat Lovensce mudde .v. pont,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1630
Ende dit tot Sent Andriesdach stont,Ga naar voetnoot1631
Doe ginct op tot .vii. ponden,
Recht vord tot Kersavonde,
Doe begonst noch op te gane,
1635[regelnummer]
Ende gout .x. pont, doe vordaneGa naar margenoot+
Al tot Pascen, dat verstaet,Ga naar voetnoot1636
Doe ginct noch op enen graet,
So dat .xii. pont doe gout,
Doe ginct vort uter gewout,Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
So dat eer Sent JansdachGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1640
Quam, so hoge, datmen mach
Wel secgen, dat [nie] vor desen
Tiden hadde so dier gewesen,
Want die Lovensce mate alsoe
1645[regelnummer]
Goud .xvi. pont gerne doe.Ga naar margenoot+
Dese diertijt ginc al Vrancrike
Dorentore; ende desgelike
In Ingelant, ende daer omtrent,
Ende in Vlaendren werd hi bekent
1650[regelnummer]
Harde sere in deser tijt,Ga naar margenoot+
Ende dat was om des coninc nijt.
In Hollant, in Zeelant mede,
Was dese diertijt oec gerede,
Ende in Brabant, dat verstaet,
1655[regelnummer]
Ende alsoe tot Coelne gaet,Ga naar margenoot+
Ende int lant van Ludeke met,
Maer elre te vele staden, dat wet,
Ga naar margenoot+ Was doe die tijt sachter vele.
Nu was dit van enen dele
| |
[pagina 218]
| |
1660[regelnummer]
Wel een teken, alsmen spelt,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1660
Datmen van der cometen tel[t],
Want dit was so openbare
Vanden d[ieren] tiden so sware,
Datmen nie secgen en horde
1665[regelnummer]
Van selken tide, in waren worde.Ga naar margenoot+
Ende oec en waest niet belancGa naar voetnoot1666
Allene an tcoren, maer al gemancGa naar voetnoot1667
Datmen drinken mocht of eten
Was so diere, als wijt weten,
1670[regelnummer]
Dat vercrigen conde geen manGa naar margenoot+
Hine waer herde rike dan.
Om dese sake, wet dat gerede,
So quam so grote sterfte mede,
Datmen nie desgelijcs ne sach
1675[regelnummer]
Daer te voren op genen dach.Ga naar margenoot+
Ende also alst coren opgincGa naar voetnoot1676
Van tide te tide, in ware dinc,
Also ginc die sterfte vord,
Ende wies altoes, alsmen hord,
1680[regelnummer]
Tot opden somer, alsict versta,Ga naar margenoot+
Ende volgede emmer den tide na.
Want te met dat dierde coren,Ga naar voetnoot1682
So volgede die sterfte, als wijt horen,
Ende alst coren ten diersten was,
1685[regelnummer]
So ginc die sterfte oec na das.Ga naar margenoot+
Ende som storven die arme lieden
Van honger, machmen u bedieden,
Ende van armoede herde groet.
Dit brachter vele doe ter doet
1690[regelnummer]
Ane hagen, op straten vorwaer,Ga naar margenoot+
Ende op velde; ende in huse daernaer
| |
[pagina 219]
| |
Vant mense doet liegende alsoe;
Ende al gaende storvense doe,
Daer si gingen opter wegen,
1695[regelnummer]
Ende alse daer neder zegen,Ga naar margenoot+
Dus storven so vele te dien male,
Dat al ginc daer buten tgetale.
|
|