Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe die coninc logierde ende sine tente sloech .xvi.Nu es die coninc gelogiert
1100[regelnummer]
Met sinen lieden ongeviert,
Also ic die wareit vinde,
Bi ere milen Cortrike gehinde.
Tusscen Louwen enter CapellenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1103
Lach hi nu met vele gesellen,
1105[regelnummer]
Ende dwanc optie zide herde sere
Vlaendren, so dat in genen kere
Een kint van daer mochte comen,
Die vard ward overal benomenGa naar margenoot+
Daer omtrent, dat verstaet.
1110[regelnummer]
Die coninc dorsochte nauwen raet:
Hoe hi Vlaendren mocht bederven.
Hi dede gebieden menichwerven,
Optie galge ende opt lijf,Ga naar margenoot+
Datmen hilde die passage stijf,
1115[regelnummer]
So dat geen goet income
Daer Vlaendren af moch hebben vrome.
Dit dedi herde nauwe wachten
Bede met dagen ende met nachten,Ga naar margenoot+
Ende waer oec enige dinge comen,
1120[regelnummer]
Die heeftmen daer opgenomen
Tes Coninc boef overal in tlant.Ga naar voetnoot1121
Daer met dedi den meesten pant
| |
[pagina 199]
| |
Ga naar margenoot+ Vlaendren, dan yegerent mede;Ga naar margenoot+
Dit was hem die meeste onvrede
1125[regelnummer]
Die hem die coninc heeft gedaen.
Somwilen oec, sonder waen,
Liepen sine liede so verre,
Dat sijs werden moesten erre,Ga naar margenoot+
Want also alsi liepen scumen
1130[regelnummer]
Diesmen pleget bi constumen
In orlogen, so worden si
Som beclipt, ic segge u twi.
Si quamen onder tiden aldaer,Ga naar margenoot+
Daer[t]hem niet wel was openbaer,Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Ende alsi tkeren namen an,
So quamen si in selken danGa naar voetnoot1136
Daer si niet conden comen uut,
Dan quamen die Vlaminge sonder geluutGa naar margenoot+
Ende sloegense doet al heymelike.
1140[regelnummer]
Dit geviel daer ende desgelike
Onder tiden, diesmen int here
Lettel wiste, ende hadde mere.
Deen riet hier, ende dander daerGa naar margenoot+
Sine hadden daer engenen vaer,
1145[regelnummer]
Want Vlaminge en sijn noch niet
Utegetogen, dat menre yet siet;
Ende si waenden oec, hebbic vernomen,
Dat si niet souden utcomen,Ga naar margenoot+
Ende wildense daer verhongeren alsoe.
1150[regelnummer]
Maer dit mach niet comen toe;
Si souden eer daer vore sterven,
Eer si van honger souden verderven.
Die coninc die cochte al op dat goet,Ga naar margenoot+
Waer dat hi conde, ende verstoet
| |
[pagina 200]
| |
1155[regelnummer]
Dat hem te baten comen mochte;
Dit was algader sijn gedochte,
Dat hise verduren soude aldaer.
Ende oec stont den Vlamingen swaer,Ga naar margenoot+
Want so dier werd daer die tijt,
1160[regelnummer]
Entie breke des seker sijt,Ga naar voetnoot1160
Onder die gemene liede,
Dat daer selc met siere meisniede
Rumen moste, te Brabantward,Ga naar margenoot+
Elre en wisten si werward.
|
|