Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan den coninc van Vrancrike, hoe hi hem nu gadert .xiii.Int iaer ons heren .XIII. hondert
Ende .XV. so werd besondertGa naar voetnoot868
In Vrancrike een groet here;
870[regelnummer]
Men mochter mede over mere
Wel hebben gevaren, Godweet,Ga naar margenoot+
Ende heydenesse gestoerd gereet,
Want men sach in menigen iare,Ga naar voetnoot873
So vele volx te gader varen,
| |
[pagina 189]
| |
875[regelnummer]
Alsi die coninc hadde nu.Ga naar voetnoot875
Hi hadde gesworen, dat secgic u,Ga naar margenoot+
Dat hi Vlaendren soude winnen,
Ga naar margenoot+ Ende daer ment hem soude kinnen
Eer hi meer van danen sciede.
880[regelnummer]
Hi hadde oec vele liede
Met sinen scatte gehurt mede;Ga naar margenoot+
Hi viseerde nu gerede
Al te dwingen dat hem es bi.
Den Grave van Hollant, den here vri,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Dien haddi in sine hulpe met,
Op dander side te doen ontset.Ga naar margenoot+
Den hertoge van BrabantGa naar voetnoot887
Haddi ontboden in sijn lant,
Ende leide hem ane, dat hi ware
890[regelnummer]
Sijn man, verstaet dit openbare;
Ende wilden daer toe perseren daer.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot891
Ende oec seidi hem daer naer:
Dat hi hem hulpe doen soude,
Weder hi woude, ofte en woude.
895[regelnummer]
Want hi sculdich waer te doene
Met algader sinen baroene.Ga naar margenoot+
Die hertoge en seider niet vele iegen,
Ende es van Parijs ge[c]regen,Ga naar voetnoot898
| |
[pagina 190]
| |
Ende maectem te Brabantward.
900[regelnummer]
Daer noch al ongespard,
So sende die coninc in Brabant naGa naar margenoot+
Sinen Clerc, alsict versta,
Die meester van loye was,
Ende letteren brachte oec na das,
905[regelnummer]
Dattie coninc den hertoge ontbode.
Mijn her Florens was metten bode,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot906
Ende halp hem dat word spreken,
Ende seide oec in sinen treken:
Dattie hertoge waer man
910[regelnummer]
Des conincs; ende also vortan
Spraken die letteren selve met.Ga naar margenoot+
Doen sprac die hertoge ongelet:
‘Wie dat seget openbare,
Dat hi niet seget ware.’
915[regelnummer]
Doe sprac mijn her Florens ten kere:
‘Die coninc es een groet here,Ga naar margenoot+
Bericht sinen bode al nu,
Of die coninc hevet an u
Enige hulpe, dat verstaet,
920[regelnummer]
Dat wilt hi weten, eer wech gaet
Die bode weder tsinen here.’Ga naar margenoot+
Een Ridder seide: ‘Heden meer
Sone werd hi hier berecht.
Eer die hertoge over recht
925[regelnummer]
Antworde geeft, daer sal sijn ere
Van over Mase menich here,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 191]
| |
Sal hi geloven hulp te doene,
Ga naar margenoot+ Sonder den raet sin[r]e baroene,
Die hem souden hulpen wagen
930[regelnummer]
Dat orloge, enten last dragen.
Dan staet hem te doen niet.’Ga naar margenoot+
Her Florens sprac: ‘Nu siet
Wat hi nu sal bringen vort.’
Doe dit die here van Valkeborch hort:Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
‘Ne[v]e, sprac hi, wat saels wesen?
Moete wi gedwongen werden te desen,Ga naar margenoot+
Dat wi emmer antwerden moeten
Daer ons die coninc af wilt groeten.
Bi mire trouwen, ic segt vorwaer:
940[regelnummer]
Hine weet dit niet [over een] iaer
Daer gi nu dus sere na vraget,Ga naar margenoot+
Hier na hulpt niet gedaget.’
Doen sprac die clerc, sonder waen:
‘So ontseit u die coninc saen’.Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Die here van Valkenborch es angegaen:
‘Gi blijft nu met ons gevaen,Ga naar margenoot+
Want alsict nu heb vernomen,
So sidi sonder geleide comen.’
|
|