Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendGa naar margenoot+ Hoe hem die stede al opgaven .xlv.Te Groninge was oec .i. pongijsGa naar voetnoot3252
Binnen deser selver wijs.
| |
[pagina 360]
| |
Daer wonnen die Vlaminge den strijt
3255[regelnummer]
Ende versloechen daer ter selver tijt
Al dat volc dat op hem ran,Ga naar margenoot+
Wel tote .xv. [hondert man.
Dit was opten andren dach
Dat Magdalenen feeste gelach.Ga naar voetnoot3259
3260[regelnummer]
Dit waren bedauwers, arm ende naect,Ga naar voetnoot3260
Die te Groningen waren geraect.Ga naar margenoot+
De .xiiij. nacht waren geset
So lange te Nonnen te MarketGa naar voetnoot3263
Die vechters, daer ie af heb geseit.
3265[regelnummer]
Daer quamen te hem, sonder gepleit,
Die [L]yloyse ende lieten hem dwingen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3266
So datse sgraven kinder ontfingen,
Ende Ricele ende Duay mede,Ga naar voetnoot3268
Ontfingen daer des graven vrede,
3270[regelnummer]
Die casteel was hem ontdaen,
Dier binnen waren lietmen gaen.Ga naar margenoot+
Si dreven bliscap ende spel,
Men vant daer vate met wine, wel
.vii. [houdert], ende menich e[n]gien,
3275[regelnummer]
Daer die borch mede was vorsien.
Si hadden spise te drien jaren,Ga naar margenoot+
Die werd gedeelt sonder sparen.
Ende op desen selven termijn
So was gewonnen Eymijn,Ga naar voetnoot3279
| |
[pagina 361]
| |
3280[regelnummer]
Een goet portkijn ende vast.
Die Vlaminge haddent so verlast,Ga naar margenoot+
Datsi hem op moesten geven,
Soudensi behouden dleven.
Mijn her Huge van OnscoteGa naar voetnoot3284
3285[regelnummer]
Was mede inder stede rote.Ga naar voetnoot3285
Die Vlaminc, diene hebben gevaen,Ga naar margenoot+
Daden te Groninge verslaen,
Ende menigen, die si verraden hieten,
Moesten daer die doet genieten
3290[regelnummer]
Des naestes dages, die gelach
Talf oeste van onser vrouwen dach.Ga naar margenoot+
Betunen gaf hem op ter vard,Ga naar voetnoot3292
Ende lieten vallen den standard.
Die binnen lagen in die were,
3295[regelnummer]
Vloen in die borch te Dossemere.Ga naar voetnoot3295
Die naeste saterdach, die gelachGa naar margenoot+Ga naar voetnoot3296
Na datmen Ricele opgeven sach,
Niet vele meer, na mijn reken,
Dan om dien loep van .iii. weken,
3300[regelnummer]
So heeft die Liebard al onronnen
Ga naar margenoot+ Ende sijn lant al weder gewonnen,Ga naar margenoot+
Ende keerden weder tote Gent,
Daer si hem onlange resten omtrent.
Want hier cont een ander mare:
3305[regelnummer]
Dat Alart van Berdelare
| |
[pagina 362]
| |
Met behendichede, die hi vant,Ga naar margenoot+
Betunen dede keren die hant.
Ic sal u seggen nu waermede
Datti weder wan die stede.
3310[regelnummer]
Hi brachte wel .vii. [hondert] man,
Die alle hadden rocke an
Gelijc den Vlaminc meer no min.
Die van binnen lietense in
Ende hilden stille haer e[n]gien,
3315[regelnummer]
Si waenden vriende hebben gesien.
Aldus was dit volc bedrogen.Ga naar margenoot+
.i. vogel en hadde niet gevlogen
Vor die niemare uutbrac
Dattie guldine Lilye stac
3320[regelnummer]
Te Betunen in die port.
Doen mijn her Gi heeft gehort,Ga naar margenoot+
Voer hi daerward met .iiii. [dusent] man,
Waerbi dat hijt weder wan.
Alard trac wech aldat hi mach,
3325[regelnummer]
Doen hi die Vlaminc comen sach,
Want watmen vant van mans waerde,Ga naar margenoot+
Was daer gelevert al te swaerde.
Ende dier toe gaven haren raet,
Ende die visierden dit baraet.
3330[regelnummer]
Die hier dus bleven verslegen,
Si hadden te Risele gelegen,Ga naar margenoot+
Ende hadden den casteel daer opgegeven,
Hier lach haer doet, si lieten dleven.
Dus es nu al Vlaendrenland
3335[regelnummer]
Desen kindren gegaen in hand.
|
|