Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe die wijch staende ward .xx[x.]Van Brabant mijn her Godevard
Reet in die Vlaminge selken scart,
Dat hi Guulke, eer hijt weet,
Mettien orsse ter neder reet,
2110[regelnummer]
Ende velde oec sine baniere.Ga naar margenoot+
Dors keerden over die c[r]upiere,
So stare was die wederstoet,
Dat man ende pard bleven doet.
Doe werd menich man ontorst.
2115[regelnummer]
Guelke was op sine borstGa naar margenoot+
Gescoten so, met enen quarele
Sonder quetsen, dat Here van NeleGa naar voetnoot2117
Was daer van den irsten gevelt:
Si hadden Vlaendren dicke gequelt.
2120[regelnummer]
Die stave scorden entie borsten,Ga naar margenoot+
Daer si de prinsen mede ontorsten,
Van den pinnen toter hant.
| |
[pagina 315]
| |
En bleven niet in [A]lisant
Te genen wige, daer Rolant vacht
2125[regelnummer]
Te Roncevale, met groter cracht,Ga naar margenoot+
Alsi vor Cortrike daden.
Den Vlaminge badensi genaden,
Dedelste prinsen van den landen,
Ga naar margenoot+ Si leiden te gader daer [haer] handen,
2130[regelnummer]
Ende hilden daer in een naect swaerdGa naar margenoot+
Metten appelen ten vianden waerd:
‘Wi willen, seidensi, ons opgeven,
Edele Vlaminge, laet ons leven!’
Roelant riep, so dat sijt horden,
2135[regelnummer]
Alle die hem toebehorden:Ga naar margenoot+
‘Dapperlike volget mi an!’
Dese velden al ors ende man.
Deen gaf daer, die ander nam.
Wat daer onder die stave quam
2140[regelnummer]
Dat bleef doet in dit pongijs.
Rinesse ontfinc daer groten prijs.
Men sach nieman dat doen
Om te hulpen den Lyoen.
Dus was hi, in menigen wegen,
2145[regelnummer]
So diepe in die viande geslegen,Ga naar margenoot+
Dat hi nieman bi hem kinde,
Maer God, die hem helpe sinde,
| |
[pagina 316]
| |
Halp hem dat hi henen quam,
Ende vriende bi hem vernam.
2150[regelnummer]
Guelke was vermoet van slagenGa naar margenoot+
Datmenne uut moeste dragen,
Dbloet hem uter nese spranc.
So vreselike was geen bedranc!
Sinen standard droech .i. serjant
2155[regelnummer]
Crachtelike, een Jan Ferrant.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2155
Dor genen anxt wildi vlien:
Hi was gevelt op sine cnien
Vier werven al achter een,
Ende emmer weder op sine been.
2160[regelnummer]
Daer was .i., Jan die Vlaminc hiet,Ga naar margenoot+
Gule[c]s cnape, ende alse hi siet
Dat sijn here dus was vermoyt,
Werd hi gram, ende hi vernoyt
Dattie viande souden verbliden.
2165[regelnummer]
Hi trac wech ten selven tiden,Ga naar margenoot+
Ende dede sijns heren wapenen an.
Daer maecti menigen bliden man,
Alsi Gulecs wapen sagen
So diepe in den storme dragen.
2170[regelnummer]
Die cnape was der viande gier,Ga naar margenoot+
Ende riep: ‘Noch es Guelke hier!’
Si sloegen doe achter ende voren,
Ic wane hi noyt was geboren
Di so vele volx sterven sach,
2175[regelnummer]
Alsemen dede op desen dach.Ga naar margenoot+
|
|