Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe die coninc vort trac met sinen here ende enen scilt vant an enen boem hangende .xxvii.(j)Die coninc die nu opbrac
Met sinen here ende vord trac
Neven die zee rechte henen,
1765[regelnummer]
Ende men houde daer vord altenenGa naar voetnoot1765
Thout, dat op die zee stoet.Ga naar margenoot+
Menich man met groter spoet
Velden thout dapperlike,
Daer liden soude die coninc rike.
1770[regelnummer]
Ende emmer alsi wege vonden,
Die van ouden tiden daer stonden,
So wilde die coninc die besien,
Ofter yet wonders soude gescien.
Dus quamen si so verre vort,
1775[regelnummer]
Dat si enen luut hebben gehort
Van enen vogele, die riep sere,Ga naar margenoot+
Dat hem vereende menich here.Ga naar voetnoot1777
Ende die vogel vloech ter vaerd
Vore hem aldaer te berge waerd,
| |
[pagina 148]
| |
1780[regelnummer]
Over ene grote oude strate,
Critende sere in droeven gelate;Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1781
Ende alsi vore was dan verre
Quam hi weder zonder merrc,
Meslaten droeflike sere.Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die coninc sprac: ‘God, edel here,
Wat dit dieden mach gereet,Ga naar margenoot+
Dat dese vogel dus lude creet
Ende op waerd vlieget ende nedercomet,
Ende onse here aldus begomet?Ga naar voetnoot1789
1790[regelnummer]
Ic waent enige sake doet.’Ga naar voetnoot1790
Dit stac den coninc in sinen moetGa naar margenoot+
Herde vaste, ende binnen dien
Heeft die coninc den wech versien,
Daer die vogel boven vloech.
1795[regelnummer]
Doen in dien wech die coninc toech
Quam die vogel na die dincGa naar margenoot+
Gevlogen boven den coninc,
Ende vloech daerna echter op ward.
Doe sprac die coninc: ‘Hier openbard
1800[regelnummer]
Dese vogel wel datmen hem na
Volge opwaerd, alsict versta.Ga naar margenoot+
Laet ons hem volgen .i. lettelkijn
Om te vernemen den wille sijn.’
Dus sijn si gevolget naer
1805[regelnummer]
Den vogel, die strate opwaerd daer,
Tot op enen berch gereet,Ga naar margenoot+
Daer menich scone boem steet
Van ouden tiden gewassen lanc.
Ene starke dicke eyken bane
| |
[pagina 149]
| |
1810[regelnummer]
Stont daer onder die bome slecht,Ga naar voetnoot1810
Daer dat mos ginc over recht,Ga naar margenoot+
Voets dicke ofte meer.
Die vogel daer ic af seide eer
Ginc daer sitten op enen boem
1815[regelnummer]
Bi enen scilde, dies hi nam goemGa naar voetnoot1815
Want doen die coninc op waerd sachGa naar margenoot+
Naden vogel, hort wat hi plach:
Hi was gevlogen an den scilt,
Ende dien metten voeten hilt,
1820[regelnummer]
Ende wevedene, ende creet sere,Ga naar voetnoot1820
Ende vloech henen vorwaerd mere.Ga naar margenoot+
En wistemen waer die vogel bequam.
Doen die coninc dit vernam
En wisti wat dit mochte menen,
1825[regelnummer]
Dattie vogel vloech dus henen
Doen hi den scilt had gewijst.Ga naar margenoot+
Gene scone stede menich prijst,
Ende was daer besien oec sere;
Want dat plein was min no mere
1830[regelnummer]
Gescepen als oftmen daer sonderlingen
Gehouden hadde groet gedingen.Ga naar margenoot+
Dat sitten was daer oec betast,Ga naar voetnoot1832
Oft noch waer geve ende vast;Ga naar voetnoot1833
Want het sceen wel over waer
1835[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dats leden was .CCC. jaer
| |
[pagina 150]
| |
Ofte meer, dat daer hadde gestaen.Ga naar margenoot+
Maer nochtan waest, sonder waen,
Onder mos vast int gevoech;
Dits .i. wonder te secgene genoech.
|
|