Crieerdense alle vreesselike:
Vriende ende viande neder slaen;
Welc daer vrient oft viant hiet.
|
-
-
[tekstkritische noot][C]
Opschrift: Hoe des Bisscops standaert die op eenen Waghen vaste beslagen stont gevelt wert
761 Nu wert hier voirt getelt
762 standaert wert
763 eenen waghen
Ga naar margenoot+ 764 ‖ = tekst.
765 V. starcken plancken een c.
766 lieden waren bynnen
767 tynnen
768 Daermen st. te storme bynnen
[D]
761 Nu wordt u voort vertelt
762 Hoe sinen standaert wert gevelt
763 Hij stont vast
764 geslagen
765 V. sterken p. een c.
766 D. lieden in w. een gedeel
767 tot 770 ontbreken.
C. 12, opschr. Waarschijnlijk is dit opschrift corrupt: het past niet bij het hoofdstuk. Afgaande op het opschrift in hs. C der Brabantsche Yeesten, zou er misschien mogen gelezen worden: * Hoe die biscop standard gevelt ward enz. - ward in het hs. voluit. 765 starken : star- in het hs. voluit.
-
voetnoot762
-
sijn standart, t.w. van den bisschop. Velthem behoudt hier de woorden van Heelu, vs. 6148, onveranderd, ofschoon hij heeft weggelaten Heelu vss. 6143-6146, waar van den bisschop sprake is.
-
voetnoot763-778
- = Heelu vss. 6149-6168, woordelijk overgenomen, behoudens enkele, niet zeer gelukkige wijzigingen, waarover beneden nader. - De aanteekening bij Jonckbloet, Ann., over de standaardwagens, en die bij Huydecoper op Melis Stoke, dl. I, blz. 323 vlgg., zijn nog altijd lezenswaard; zie thans vooral Alwin Schultz, Das höfische Leben zur Zeit der Minnesinger, 2. Aufl., bd. 2, s. 228 ff. Uit Nederlandsche bronnen kent Schultz geen andere beschrijvingen van standaardwagens dan Lanceloet, eerste boek, vss. 34151-34156 en de hier behandelde plaats uit Velthem; niet diens bron, Heelu; noch hoofdstuk 52 uit Velthem's eerste boek, noch de Brabantsche Yeesten, tweede boek, vss. 3501 vlgg.
-
-
[tekstkritische noot][C]
769 geschutte
770 Alsmen pleight jeghen h.
771 = tekst.
772 Toghen dairmen
773 Groete boeme dair b. hinghen
774 Aenden tynnen m. starcke ringhen
775 worpen d. dair buyten
776 int eerde sluyten
777 n. en mocht worpen omme
778 No vorwaert winnen no achterwaert crommen
[D]
771 orssen
772 Togenen daermen h.w.
773 tot 778 ontbreken.
769 gescutten: Heelu vs. 6155 en hs. C der Brabantsche Yeesten hebben beiden gescutte; de lezing gescutten zal dus wel afkomstig zijn van den kopiïst. 769-770 gewere: here in het hs. voluit. 771 orsse: zie de aanteekening hieronder. 772 Toge[n]: het is duidelijk dat een lijdend voorwerp hier noodig is; vandaar de emendatie, die door de lezing van de hss. C en D der Brabantsche Yeesten gesteund wordt. 774 starken: stark- in het hs. voluit. 778 achter crommen: zie de aanteekening hieronder.
-
voetnoot771
-
Grote orsse. Heelu vs. 6157: Starke orsse. Schultz, a.w.s. 230 zegt, dat de standaardwagen altijd door sterke ossen getrokken werd. In al de zoo even vermelde Nederlandsche bronnen is echter sprake van paarden.
-
voetnoot772
-
Toge[n] daer men hebben woude = *Togen en daer men en enz. = Trokken hem (den wagen) daar, waar men hem (den standaard) hebben wilde. Zie Heelu vs. 6157-6159: Starke orsse, die men daer aen spien, Dede men den wagen vorwaert tien, Daer men den standaert hebben woude.
-
voetnoot773-776
- Aan deze verzen gaat bij Heelu vs. 6160 een bepaling vooraf, die de zaak niet weinig verduidelijkt: Ende waer die standaert bliven soude enz. Het bijwoord dan in vs. 775, dat op die bepaling slaat, hangt nu bij Velthem in de lucht.
-
voetnoot777
-
Dutmen = ⋆ Dat men en = zoodat men hem (t.w. den wagen).
-
voetnoot778
-
achter crommen is op zich zelf niet vreemd, maar de toepassing op een standaardwagen is het wél. De vergelijking met Heelu toont aan, hoe Velthem er aan gekomen is. Heelu vss. 6165-6167 luiden namelijk: Om dat, te rechte noch te cromme, Den standaert nieman en mochte omme Worpen, noch vorwaert minnen. Het is duidelijk, dat Velthem, die in de volgende verzen zijn voorbeeld zeer had bekort en daardoor diens rijmen miste, het werkwoord crommen alleen gebezigd heeft uit rijmdwang. Hadden we Heelu niet, we zouden zelfs geneigd zijn in plaats van achter drommen te lezen ⋆achter drommen, wat een gewenschte tegenstelling zou opleveren met vorward minnen.
-
-
[tekstkritische noot][C]
779 Desen standaert e. desen waghen
780 Wert
781 bloeten knechten
782 nye soe coenen daet
783 Beyde m. aexschen e.m. zweerden
784 Sloeghen
785 sij
786 nye
787 Sij h. eerlic
788 D. ghene d.w. wederstaen
[D]
779 Desen standaert e. desen w.
780 Wart altemael ontwee g.
781 V. bloeten knechten
782 Dat ummer was een coene daet
783 tot 790 ontbreken.
779 standard in het hs. voluit. 780 Ward: zie hieronder de aanteekening bij vs. 779.
-
voetnoot779-790
- Deze passus bestaat uit enkele versparen door Velthem met geringe wijzigingen gelicht uit Heelu vss. 6168-6232, waar uitvoerig verhaald wordt, hoe aanvankelijk niet meer dan drie blote knechten op 's bisschops standaardwagen aanstormden; naderhand kwamen er nog anderen bij, die, nadat ze den standaard hadden neergeveld, de overige knechten, die bij de tenten gebleven waren, overhaalden zich bij hen te voegen, waarna ze allen samen zich in 't strijdgewoel stortten en wonderen van dapperheid verrichten.
-
voetnoot779
-
Dese standard ende dese wagen. Bij Heelu vss. 6168-6170: Dat casteel, dat dus binnen Was ghemant ende bewaert Om te houdene dien standaert. Maar in t vervolg spreekt Heelu alleen van den standaard.
-
voetnoot781
-
Van bloten cnechten = door ongewapende knechten, - lieden, door Heelu vs. 6172 aldus nader opgehelderd: Die daer niet en waren bracht om vechten. Das: geen soldaten.
-
voetnoot782
- Dit vers is Velthem zeker ingegeven door de herhaalde lofspraken waarmede Heelu de ‘knechten’ gedenkt: zie Heelu vss. 6175-6178, 6187-6191, 6218-6230.
-
voetnoot784
-
Sloegen sine: -ne, nl. den standaard, zooals uit Heelu vss. 6192-6194 duidelijk blijkt: Doen gingense houwen ende kerven, Beide met haecsen ende met swerden, Den standaert dapperlike ter erden.
-
-
[tekstkritische noot][C]
789 verslaghen
790 D.d. des bisscops lieden versaghen
791 bisscop vuerde
792 soe
793 groot
794 Maer doen h.d.m. noot
795 lieden
796 Maer n. bl. ende streden
797 Tot dat die strijt was al gedaen
798 Nu hoert vanden grave saen
[D]
791 S. datmen d. bisscop vuerde
792 daer na duerde
793 Den strijt lange ende groot
794 Maer d. had den meesten noot
795 sijn liede
796 Nochtan bleven sij ende streden
797 Tot die strijt al was gedaen
798 Nu hoort vanden greve saen
791 vuerde hs.: werde met w = vu zooals niet zelden in dit hs. (zie de inleiding). De beteekenis van de lezing van het hs. is reeds opgemerkt door Jonckbloet, Ann. en door C. van Gelder-van de Water, in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 31. 796 ende in het hs. verbeterd uit eue: de slot-e is doorgehaald en boven de -u- is een verkortingsstreep geplaatst. Jonckbloet heeft, evenmin als Lelong, het hs. nauwkeurig bekeken; maar in zijn Ann. zegt hij toch, dat men met Heelu moet lezen *ende streden. 796-812 Aan al deze verzen, op twee na: 798 en 801, die compleet zijn, ontbreken een of meer lettergrepen (alleen aan 796 ontbreekt maar een letter), doordten bl. 32 van ons handschrift oorspronkelijk niet geheel rechthoekig was. Zooals bij perkament van geringere hoedanigheid zoo vaak voorkomt, ontbrak daartoe aan de onderste helft een segment, waarvan de grootste breedte 33 millimeter bedraagt. Men heeft het ontbrekende aangevuld met een gelijkvormig stuk dat aan het blad was geplakt, maar sedert weer is verloren gegaan, en het gedeelte van den tekst, dat er op stond, meteen. Zooals Jonckbloet, Ann. terecht zegt, is het niet moeilijk de aldus in den tekst ontstane leemten weer te herstellen uit Heelu; bovenstaande aanvullingen verschillen in kleinigheden van die van Jonckbloet, doordien we behalve over Heelu, ook over de hss. der Brabantsche Yeesten beschikken; ook omdat letters, waarvan ook maar het geringste spoor overgebleven is, als geheel aanwezig zijn beschouwd. -
nochta[n]: het verkortingsstreepje is in de pen gebleven.
-
voetnoot790
-
Dit = dat alles, niet alleen het feit dat de meesten verslagen bleven. Verg. Heelu vss. 6200-6203: Het dede daer seere versagen Menegen man ints bisscops side, Dat die Brabanters met nide Des bisscops standaert onder sloegen.
-
-
[tekstkritische noot][C]
799 Vanden Berghe ende sine gesellen
800 Die voirt quamen met hueren prebellen Ga naar margenoot+
801 Dese quamen daer bereet
802 Na die gewoente die daer steet
803 Wamboyse haddense ende beckeneele
804 Ende som platen tot hueren deele
805 Gheene zweerde en wildense hem onderwinden
806 Maer cluppelen hadde alle tynden
[D]
799 sijn gesellen
800 D. voort q. met prekellen
801 tot 812 ontbreken.
800 har[ en] : har- in het hs. voluit. 802 d[ aer] : van de d- is alleen nog het opperste einde van de schacht over, nauwelijks groot genoeg om het met een ongewapend oog te zien. 803 e nde : in het hs. e- met daarboven nog een klein overblijfsel van de verkortingsstreep. 804 tharen : thar- in het hs. voluit. 803 [ hem onderwinden] : Jonckbloet heeft aangevuld: *[ hem niet onderwinden]. Als dat geen lapsus is, veroorzaakt door Heelu vs. 6253, dan moet Jonckbloet Gene hebben opgevat als een demonstrativum, wat niet wel mogelijk is, aangezien nog van geen zwaarden sprake geweest is. Bij Heelu staat er, wel is waar, diere swert, maar hier wordt het demonstrativum nader verklaard door de onmiddellijk volgende bepaling met scarpen waten. Velthem's Gene kan dus niet anders zijn dan het ontkennend lidwoord. Trouwens hs. C der Brabantsche Yeesten heeft evenmin *hem niet onderwinden 806 alle: staat niet alleen in hs. C der Brabantsche Yeesten, maar ook bij Heelu vs. 6254. Jonckbloet heeft het niet opgenomen, waarschijnlijk omdat hij reeds ‘die’ invoegde; uit de varianten uit hs. C der Brabantsche Yeesten blijkt thans dat in dit vs. geen onderwerp voor waren uit het volgende hoeft te staan.
-
voetnoot799
-
Vanden Berge ende sine gesellen. Velthem heeft uit het oog verloren, dat graaf Adolf vanden Berg niet meer op het slagveld was. Heelu spreekt dan ook alleen van zijn gezellen, die hij noemt vss. 6244-6246: Van den Berge die coene gheboeren, Die, na die tale van Brabant, Dorpliede sijn te rechte ghenant.
-
voetnoot801
-
daer bereet. Heelu vs. 6247: alle wel ten stride bereet.
-
voetnoot803-804
-
tharen deele zou hier, als men alleen op Velthem's samenhang let, niet veel anders kunnen beteekenen dan: voor hun part, wat niet zeer diepzinnig lijkt. Heelu vss. 6249-6251 heeft dan ook heel wat anders: Diere hadden een groot deel Beide wambeys ende beckeneel, Ende een deel haddenter platen.
-
voetnoot805
-
swerd. Bij Heelu vs. 6252: diere swert met scarpen waten.
-
-
[tekstkritische noot][C]
807 Met boofden waren sij geprickelt
808 Aen haer rote waren geselt
809 Die colenaren met hare battaelgien
810 In haer here sachmen witte maelgien
811 Ende halseberghe ende zweerden bliken
812 Eer dese scare wilde toe striken
813 Soe
Ga naar margenoot+ 814 ‖ Alleene g. inden strijt
815 en weet voirwaer
816 onder gedaen
817 Wat zij
818 Maer doen sij d. bisscop
[D]
813 Maer eer dese quamen inden strijt
814 ‖ So hadde die bertoge langen tijt Ga naar margenoot+
815 Gestreden maer had hij onder gegaem
816 En weet wat sij hadden gedaen
817 tot 820 ontbreken.
809 Col neren hs.: colueren verbeterd als boven in vss. 249, 294 en 725. - hare in het hs. voluit. 815 Met sinen lieden. Reeds aldus in het hs., mét dezelfde interpunctie. 817 Wa[.]t hs.: Want De voor de hand liggende emendatie, die ook reeds werd aangeprezen door Jonckbloet, Ann., wordt gesteund door hss. C en D der Brabantsche Yeesten en door Heelu vs. 6266.
-
voetnoot807
-
met hoefden. Bij Heelu vs. 6255: met grooten hoefden, en dat schijnt natuurlijker.
-
voetnoot812
-
dese scare. Heelu vs. 6261 nauwkeurig als altijd: dese derde scare.
-
voetnoot814
-
vore den strijt. Bij Heelu vs. 6261-6263 is houden bedrijvend geconstrueerd.
-
voetnoot815
-
In weet vor waer. Heelu vs. 6264: Niet wel en canic dat bedieden.
-
voetnoot817
-
Heelu vs. 6266: Wat si dan hadden ghedreven. - si, namelijk de geheele derde scare, de ‘Colneren entie vanden Berghe’. Heelu vs. 6267 voegt er schilderachtig bij: Die te voete stonden met codden. Daarop volgt bij Heelu vss. 6268-6301 een lange passage, door Velthem weggelaten, waarin de opmarsch der derde scare wordt beschreven, nadat haar aanvoerder een vlammende toespraak had gehouden.
-
voetnoot818-820
- Velthem laat de derde schaar ‘crieeren’, als ze zien dat de bisschop gevangen is; maar bij Heelu is 't vrijwel omgekeerd, vss. 6287-6293: Soe trocken si al ghescaert Dapperlike ten stride waert, crierende blidelike: ‘Hya, Berge romerike!’ Maer, doen si ten stride quamen, Dat die Brabantre namen Die overhant, was wel gesien enz.
-
-
[tekstkritische noot][C]
819 Creyeirdense
820 Hy ja berghe reyne rike
821 D. ghingense op een gracht st.
822 viant
823 onderkenden
824 Welc dat vriendt oft v.h.
Opschrift: Hoe die grave van gelre inden strijt Gevaen bleeff, ende dat sinen standaert gevelt wert
825 op eenen moor
826 waert e.w. noch voor
827 Barthel tshertogen knecht een
828 hemwert scheen
821 Sij gingen op enen berch staen
822 Vriende ende viande neder slaen
823 W. sij en
824 Welc men v. of viant h.
825 tot 852 ontbreken.
820 berge in het hs. voluit. - romerike hs.: rome rike. 821 grach: Als gracht bij Velthem zelf niet voorkwam in de beteekenis: wat (zie II, 3448), dan zou men geneigd zijn dit grach te veranderen in *berch zooats hs. D der Brabantsche Yeesten leest. - neder slaen in het hs. op ratuur en naderhand nog eens overgedaan. 825 Daer in het hs. voluit. 828 sceen: Jonckbloet, Ann. heeft gemeend dat hier zou behooren gelezen te worden *als 't sceen of wel * te hem ward heen maar dat is onnoodig: sceen = * tsceen = ‘naar het scheen’. Verg. boven vs. 739: shertogen en: ‘Scepe (= *tscepe) droech sy en’, Troyen 5167, enz.
-
voetnoot820
-
Hi ja! Berge romerike, wapenkreet van Adolf van den Berg.
-
voetnoot821
-
Dus gingense enz Volgens Heelu vss. 6302-6304 alleen zij, die den graaf van Berg niet vergezelden: Die gebueren die daer bleven Na ten stride, die gingen staen Op ene grachte.
-
voetnoot823-824
-
Heelu vss. 6306-6307: Want welc die ene ocht ander waren, Daer en haddense geene kinnesse af. Velthem's verandering is hier niet ongeschikt.
|