Mar sint dat wi den strijt begonsten,
Hebbense ons wale doen bekinnen
Dattie werelt niet heeft binnen
So vrome liede noch so coene
|
-
voetnoot681
-
Nu: dit bijwoord is hier weer zonder beteekenis, daar de overgang bij Heelu vss. 5937-5943 door Velthem weggelaten is.
-
voetnoot683
- Verg. Heelu vss. 5948-5949, veel beter: Hi waende wel dat hine soude mogen Vercrighen, doot oft ghevaen.
-
voetnoot686
-
Heelu vss. 5953-5957 verbindt daaraan beschouwingen die Velthem weglaat.
-
-
[tekstkritische noot][C]
689 soe groeten wederstoet
690 D. hi keeren moeste doir noodt
691 bisscop
692 Mazelanders
693 Die te wijne ende te biere
694 oic ruwiere
695 brabanders paert
696 Dat sij m.h. waerdt
697 Dat gelach souden g.e.b.
698 zij
699 Lovede mense hen (voluit) soe d.
700 Dat sij weder quamen schiere
[D]
691 bisscop
692 Maeslanders
693 en 694 ontbreken.
695 Die dobbelden om der brabanders perde
696 Daer sij mede baerre verde
697 Haer gelach met souden betalen
698 Oec doe sijse quamen halen
699 L[oe]fdemense hem so dier
700 D. sij keerden herde sciere
689 wederstoet hs.: weder stoet 691 biscop: Lelong had *bisscop reeds verbeterd bij Jonckbloet. 693 ent[.]e hs.: entie veranderd in overeenstemming met Heelu vs. 5972 en met de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten. 695-696 pard: haren ward in het hs. voluit. 697 [souden] gelden: het hulpwerkwoord is onmisbaar en staat dan ook in de hss. C en D der Brabantsche Yeesten en bij Heelu vs. 5979. Ook Jonckbloet, Ann. heeft er reeds op gewezen: ‘verbum deesse videtur; nempe waenden vel souden’. 699 daer in het hs. voluit.
-
voetnoot693-697
- Velthem heeft hier een aardig trekje weggelaten. Heelu vss. 5972-5979 zegt: Die te wine ende (aldus te lezen) te biere Dobbelden in die taverne Om Brabantre, te haren scerne, Ende vermaten hen, datsi sporen Ghecocht hodden te voren, Jeghen (= met het oog op) dire Brabantre peert, Daer si met haren weert Souden gelden ende betalen.
-
voetnoot694
-
Ruyere. Zie de aanteekening boven bij vs. 366.
-
voetnoot698-699
- Deze verzen zijn het eerste en het laatste van een heelen passus vol humor, bij Heelu vss. 5980-5989, waarin de spot tegen de spotters wordt gekeerd.
-
-
[tekstkritische noot][C]
701 bisscop
702 H. aff w. leydsman o.w.
703 = tekst.
704 Die heere oic v. hensberge ( voluit)
705 Seynde s. lieden oic een deel
706 bisscop maer
707 = tekst.
708 landen
709 Heinsberge
710 een groet d.
711 gebuerten sij moesten
712 sij
[D]
701 Ende l. haer bisscop d.
702 voerwaer
703 ‖ = tekst. Ga naar margenoot+
704 Ende die here van hemsberge
705 Selve met sijare lieden een deel
706 Metten bisscop iut riveel
707 En dorst hij selve comen niet
708 Dus eest al daer gesciet
709 tot 720 ontbreken.
706 Metten biscop; reeds het hs. heeft hier een leesteeken, t.w. een punt. 710 hem ( meervoud) : in het hs. voluit. 711 Diere : in het hs. op staanden voet verbeterd uit Diee : van de laatste -e is eerst een -r- gemaakt en dan nog een -e bijgeschreven.
-
voetnoot703
-
Die borchgrave van Wassenberge. Heelu vs 5992 noemt zijn naam: Vrancke van Cosselaer...Die te diere tijt borchgrave Te Wassenberge was geset. Over Wassenberg zie boven de aanteekening bij vss. 115-114.
-
voetnoot704
-
Die here... van Heymsberge: zie boven de aanteekening bij vs. 111.
-
voetnoot705
-
.i. deel. Daarvan is bij Heelu geen sprake; deze zegt, integendeel, vss. 5996-6000: Die heere van Heimsberge hadde gelet Den hertoge gherne met sinen lieden; Die dede hi ga leren ende gebieden, Ende sindese ten stride waert Metten bisscop.
-
voetnoot706
-
int riveel. Bij Heelu vs. 6000: in die vaert.
-
voetnoot707
-
Heelu voegt er aan toe, vss. 6002-6003: Maer hi sinde met enen vromen Seriante daer sine baniere.
-
voetnoot708
-
Heelu vs. 6004: Dese twee lande keerden sciere.
-
voetnoot710-712
-
Heelu vss. 6006-6010: Ende met hen daer een groot deel Van diere gebuerten, ende vanden lande, Die met hen bleren in scande; Want si moesten achter laten Met lachtere dies si hen vermaten. Waarop bij Heelu vss. 6011-6015 dan nog een zedepreek volgt.
-
-
[tekstkritische noot][C]
713 = tekst.
714 dair na d. bisscop
715 Weringhe sterck ende groot
Ga naar margenoot+ 716 ‖ bleeff doot
717 oic
718 E. sij w.g. in handt
719 bisscop
720 gaff v. perdoen ( voluit)
721 Godevaert
722 Van Saint pol die daer o.d.
[D]
721 Ende her godevaert ende sine neven
722 Van simpoele den bisscop dreven
715 We[.]ringe hs.: W'ringe dus Werringe ; dat *weringe vereischt wordt, vereischt geen betoog men leest het dan ook bij Heelu vs. 6019 en in hs. C der Brabantsche Yeesten; zie de uitdrukking weringe doen ook boven vs. 586. - starc in het hs. voluit. 720 pardoen in het hs. voluit. 722 simpoel in het hs. voluit.
-
voetnoot714
-
den biscop. Bij Heelu vss. 6017-6018: Beide die bisscop entie sine Ute Overlant ende van den Rine.
-
voetnoot718-719
- Tusschen deze twee verzen bij Heelu vss. 6023-6039 een lofspraak op bisschop Zivert, met besluit dat al zijn dapperheid toch vruchteloos bleef.
-
voetnoot719
- Bij Heelu vss. 6040-6043 ironisch: Doen gaf men daer (lees voer?) selver ende gout, Den bisschop doer af sinen loen, Dat hi hadde na sijn sermoen Ghegeven valsch pardoen ende loes.
-
voetnoot720
-
Dat hi gaf valsch pardoen. Naar Heelu vss 4314-4324 mededeelt, verleende aartsbisschop Zivert, onmiddellijk vóór den slag, aan zijn gehecle leger algemeene absolutie en aflaat. Maar die passage is door Velthem overgeslagen, zoodat wat hij hier zegt over valsch pardoen voor den lezer in de lucht hangt. Verg. boven de aanteekening bij vs. 187.
-
voetnoot721
-
her Godevard, de broeder van hertog Jan van Brabant.
-
voetnoot721-722
-
sijn neven Van Simpoel: de neef én van den hertog én van her Godevard Gwij van Saint-Pol (zie boven de aanteekening bij boek II, vs. 3537). Beneden vss. 1162-1163 en bij Heelu vs. 6045 wordt hij met name genoemd.
-
voetnoot721-725
- Van het ‘onderdriven’ merkt men niet veel bij Velthem, die hier Heelu vss. 6044-6062 zeer bekort.
-
-
[tekstkritische noot][C]
723 bisscop
724 Berghe
725 Ende die Coleneren mede ghereet
726 Als die bisscop
727 ontfermelike
728 Heere h. Godevaert
729 H. my voir m.v.
730 my
731 sij my
732 Godevaert hoorde
733 = tekst.
734 = tekst.
[D]
723 Ende daer sachmen sonder waen
724 Die vanden berge toe slaen
725 Ende die coelnere mede gereet
726 Als die bisscop dese weere weet
727 hij ontfermelike
728 Her godevaert ic geve my gevaen
729 tot 732 ontbreken.
733 Doe nam hem her godevaert op
734 tot 751 ontbreken.
723 Doen: Lelong's verkeerde lezing * Doe is reeds verbeterd bij Jonckbloet. 725 Colneren hs.: colueren verbeterd als boven in vss. 249, 294. 726 mere 727 ontfarmelike 734 godevarde in het hs. voluit.
-
voetnoot724
-
Die vanden Berge... Entie Colneren = de ‘scare’ van den graaf vanden Berg; zie boven vss. 245-250 en beneden bij vss. 741 en 743.
-
voetnoot726
-
dese mere. Bij Heelu vs. 6062: Doen die bisschop dat sach Dat die vanden Berge quamen.
-
voetnoot727
- De stoplap saen, die Velthem noodig heeft voor zijn rijm tengevolge van zijn veranderingen, komt in de plaats van Heelu's met namen (vs. 6064).
-
voetnoot731
-
Sien si mi: naar dezen samenhang slaat si op mine viande in vs. 729; maar eigenlijk bedoelde de bisschop de troepen van den graaf van den Berg. Heelu immers zegt vss. 6069-6071: waer (= ware het) datsi mi over vueren, Dese duvelike ghebueren Vanden Berghe, ic bleve verslagen.
-
-
[tekstkritische noot]735 Berghe doen
736 Her Godevaert
737 E.v. saint pol sine neven
738 Dat sij hem wilden den bisscop gheven
739 tshertogen
740 gevanekenissen
741 werdt hi h. gelevert
742 den pointen
737 simpoel in het hs. voluit. 738 [wilden] geven: men zou in geven een subjonctief praesens kunnen zien, wat na het imperfect in den hoofdzin niet vreemd is bij Velthem; maar niet alleen heeft Heelu vs. 6092 dat ... si hem wouden geven ook hs. C der Brabautsche Yeesten heeft het modaal werkwoord. De invoeging er van is dus zeker wel vereischt. 739 shertogen: Jonckbloet, Ann. meent dat er behoort gelezen te worden *na shcrtogen wille zooals Heelu vs. 6096 heeft; maar dat lijkt niet noodzakelijk: shertogen is hier = *te shertogen Verg. te rechte naast na rechte. 742 waer in het hs. voluit.
-
voetnoot735
-
doe. Deze tijdsbepaling is wel geschikt om verwarring te stichten. Met den tekst van Velthem voor oogen, kan men niet anders verstaan of her Godevard en Simpoel namen bisschop Zivert gevangen, en doe, toen, bad de graaf van den Berg, dat de bisschop hem zou overgeleverd worden. Maar volgens de mededeelingen van Heelu vss. 6075-6088 heeft het voorval zich anders toegedragen: Tusschen den bisschop en Godfried van Brabant lagen zooveel menschen en paarden, gewond en gedood, dat, al gaf de bisschop zich over aan her Godevard, deze niet en mochte comen Soe verre, datti hadde genomen Den bisschop metten breidele. Toen kwam de graaf vanden Berg toegeschoten; déze nam den bisschop gevangen, en daarom had hij er ook eenig recht op, den gevangene te behouden en te bewaken. Heelu voegt er, vss. 6099-6106, verder nog bij, dat her Godevard geen lust had zich uit den strijd te verwijderen, noch ter plaatse werkeloos te blijven, om op den bisschop te passen.
-
voetnoot741-746
- Bij Heelu vss. 6107-6121 houdt her Godevard een deftige toespraak tot graaf Adolf vanden Berg, die hier met naam en toenaam wordt genoemd.
-
voetnoot742
-
In alle dien ponten = Heelu vs. 6119: Op dese vorwaerde.
-
-
[tekstkritische noot][C]
743 Dat hine niet en soude laten moghen
744 Ten zij by
745 E. oic alle d. heeren m.
746 zwoeren laudt vrede
747 bisscop t. vaert
748 gelevert waert
749 E. voerden te hand
750 Te moben dair dat land
751 D. dedene
752 bisscop
[D]
752 Die bisscop sprac sonder scop
746 lants vrede = * slants vrede en derhalve niet aaneen te schrijven. 749 dede[n]: dede moet noodzakelijk een voorwerp (hem) hebben. Heelu vs. 6127 heeft deden; hs. C der Brabantsche Yeesten voerden 750 dlant: de d- is merkwaardigerwijze op staanden voet verbeterd uit een 1: de kopiïst wou dus * lant schrijven, blijkbaar omdat hij het lidwoord reeds gevoegd had bij het voorafgaande daer; maar even blijkbaar had zijn voorbeeld dlant wat hij nauwkeurig wilde afschrijven. Zou dat niet de sleutet zijn voor de talrijke dubbele lidwoorden in dit Velthem-hs.?
-
voetnoot743
-
hi, de bisschop. - saten, ‘zoen’, verzoening aangaan (t.w. met graaf Adolf van den Berg).
-
voetnoot745-746
- Onder hen, wier toestemming tot een zoen noodig is, noemt Heelu ook de Keulenaars op.
-
voetnoot748
- Velthem laat hier weg Heelu vss 6122-6124: Die grave vanden Berge was blide, Dat hi met soe groeten pande Weder keeren soude te lande.
-
voetnoot750
-
Mouen. Bij Heelu vs. 6128 staat Monben, waarvoor zeker wel te lezen is *Mouben (hs. C der Brabantsche Yeesten heeft Moben), zooals ook in de prozabewerking van Schoevaerdts staat (in de tweede uitgave: Mauben, evenals bij Van Spaen, Hist. v. Gelderland, 307) Het blijft intusschen de vraag, waar dat * Mouben gelegen was. Butkens, Trophées du Brabant 1, 316, zegt Monheim. Als dat juist is, zou wellicht kunnen bedoeld zijn het tegenwoordige Monheim, op den rechteroever van den Rijn, tusschen Neuss en Keulen.
-
voetnoot751
-
spannen = opsluiten, gevangen zetten; bij Heelu vs. 6129 zal voor in die kerke dus wel behooren gelezen te worden ⋆in den kerkere.
-
voetnoot752
-
Doen, t.w. Doen menne spien, zooals Heelu vs. 6132 zegt.
-
-
[tekstkritische noot][C]
753 Nommen
754 Die heere van valkenborch hine wilde niet weten
755 Dat die brabanders
756 Maer sint
757 = tekst.
758 Dat die w.n. en heeft b.
759 Soe vromen volc n. soe coenen
760 Als sij s.v. hoegen doene
[D]
753 Nommen
754 Den heere v.v. wildement weten
755 Dat die brabanders niet strijden en connen
756 Men vant niet te geenre stonden
757 Volc in alder werelt binnen
758 Die hem so wael in strijden bekinnen
759 en 760 ontbreken.
753 Nomne: Heelu vs. 6133 heeft Nomine God; de hs. C en D der Brabantsche Yeesten: Nōmen (dus: Nommen); waarschijnlijk zijn de beide lezingen Nomne en Nōmen ontstaan uit een niet begrepen verkorting van nomine. J.-F. Willems op Heelu vs. 6133 heeft de vraag gesteld, of soms ook behoort gelezen te worden * Domine en Verwijs heeft die lezing stilzwijgend opgenomen in zijn Bloemlezing (2, 134, 217), waardoor een artikel ‘Dominus’ in zijn Glossarium is gekomen. Maar er is heelemaal geen grond tot verandering: verg. Reinaert 1, 1821 (Comburgsche tekst): Nomine patrum cristum filye! = Reinaert II, 1838 (ed. Martin) nomen pater christe file = Hystorie v. Reynaert die Vos (ed. Muller-Logehan) c. xiij, blz. 39: In nomine pater criste filij. Daardoor is niet alleen het gebruik van Nomine, maar ook dat van mogelijke vervormingen er van bewezen, zoodat alle verandering van Nomne bij Velthem overbodig kan geacht worden. 754 hine wilde niet weten hs.: ic wilde int weten De verandering van int in *niet ligt voor de hand en is ook reeds door Jonckbloet, Ann. aangeprezen; maar ook die van ic in *hine is noodzakelijk, daar anders niet zou uitgedrukt zijn, wát de heer van Valkenburg den bisschop en den zijnen berokkend
heeft (verg. de aanteckening hieronder). De emendatie brengt trouwens den tekst in overeenstemming met de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten; en ook Heelu vs. 6136 heeft: Hine liet die Brabantre niet heten Lieden die ye van stride consten
-
voetnoot753
-
Nomne, bij Heelu vs. 6133: Nomine God, zeker wel = (in) nomine dei (ook: - domini), in Gods naam, als uitroep van verbazing, wrevel, wanhoop enz. (thans nog gewoon: zie b.v. het Woordenboek der Nederlandsche Taal, dl. 5, kol. 212-213).
-
voetnoot754-755
- Voor de eerste maal is hier sprake van den heer van Valkenburg, die blijkbaar nogal invloed gehad heeft op de beraadslagingen en besluiten der tegen Jan van Brabant verbonden vorsten (verg. boven vss. 76 vlgg.).
|