Ende doen oec dese waren doet,
680[regelnummer]
Quamen die Brabanters ut groter noet.
|
-
voetnoot626-627
-
dan es gesciet hem: letterlijk = dan hem is overkomen; dus: waarvan hij het voorwerp, het mikpunt is geweest, waartoe hij de aanleiding is geweest, die tegenover hem verricht werden; in tegenstelling met de daden die hij zelf verrichte (vs. 629).
-
-
[tekstkritische noot][C]
627 dweers
628 Soe en canic
629 oic s.d.m. handt
630 Doen
631 herde schiere
632 = tekst.
633 lutsemborch
634 Doen d.b. wert g.
635 Bleeff s.d.g. alsoe m.
636 egheene
637 Nu v. hi verre
638 Maer te v.d. nye sijn zin
639 hi was uut gevaren
640 = tekst.
[D]
627 Dan daer die hertoge van brabant
628 Dede en wert noit becant
629 en 630 ontbreken.
631 ‖ Hij ende sijn hulperen sciere Ga naar margenoot+
632 Worpen neder die baniere
633 lutzenborch
634 Doen d.b. was g.
635 B. die grave selve so m.
636 D. hine hielt g. st.
637 tot 648 ontbreken.
-
voetnoot628
- komt in de plaats van Heelu vss. 5786-5792, waar Hector, Achilles, Roeland enz. er bij te pas komen.
-
voetnoot635
-
Bleef selve die grave also mat = was 's graven kracht zoo zeer gebroken.
-
voetnoot636
-
Dat hi en hilt en gene stat = dat hij op dezelfde plaats niet langer blijven kon.
-
voetnoot637
-
Heelu voegt daar vss. 5802-5803 nog een merkwaardige bijzonderheid aan toe: Ende en gheberde, meer noch min, Dan ochte hi hadde willen tornieren.
-
voetnoot640
- Velthem heeft hier, zeer ten koste van de duidelijkheid, drie verzen van zijn voorbeeld tot een versmolten. Heelu zegt vss. 5807-5810: alse hi ute was ghevaren, Quam hi weder sonder sparen Ende porde, telker vaert, Dapperlike ten hertoge waert. Vooral het weglaten van weder is hinderlijk.
-
-
[tekstkritische noot][C]
641 eynde
642 anderen
643 Daer wart s.c.t. gereden
644 soe
645 nieman
646 = tekst.
647 Hi weerde hem alsoe seere n.
648 Als doen mochte eenich m.
649 D.h. knecht hiet merlibeke
650 Gaff d.g.o. een st.
[D]
649 D.h. knecht een hiet meerbeke
650 G. sgraven ros enen steke
643 gerede[n]: het verkortingsstreepje is den kopiïst in de pen gebleven; ook verbeterd bij Jonckbloet, die zich in zijn Ann. echter uitdrukt, alsof de fout alleen bij Lelong schuilde. 647 weerdem hs.: weerdē vandaar weerden bij Lelong en Jonckbloet. 649 merbeke in het hs. voluit.
-
voetnoot642
- Dit vers, bij Heelu vs. 5812, is door Willems verbonden met wat voorafgaat, wat ongetwijfeld verkeerd is.
-
voetnoot645
- Velthem neemt weer zijn toevlucht tot deze verzekering, om er de lofspraak bij Heelu vss. 5815-5825 mede te vervangen.
-
voetnoot647-648
- Bij Heelu vss. 5828-5829: Hi weerde hem nochtan alsoe seere, Alse ridder doen mochte metter hant.
-
voetnoot649
-
Merbeke: waarschijnlijk een lid uit het geslacht Meerbeke te Boort-Meerbeek, in de meierij van Kampenhout (waarover zie A. Wauters, Histoire des Environs de Bruxelles 2, 720 vlg. en 731 vlgg.). Bij Butkens, Trophées du Brabant I, 314 wordt onder de Brabantsche leenmannen vermeld Henry de Meerbeke dict Valge (lees echter Balge: Wauters, a.w. 1, 756, noot 2, deelt mede dat Henri de Meerbeke dit Balge et sa femme Adelise figurent dans un acte de l'an 1296), en vooraan in hs. C der Brabantsche Yeesten staat een kort verhaal van Hertog Jan's ‘vaart’ naar Parijs, waarvan het heet dat die cornike en houdens niet (= niets mededeelen), en waarin o.a. gezegd wordt, dat met den hertog liep oic zekerlike Een knecht, ende was van Meerbeke Uuter meyerien van Kempenhout (bij Heelu, blz. 346). Het zou voor de hand liggen, in te stemmen met de gissing van Willems op Heelu vs. 5831, dat de cnecht die hertog Jan naar Parijs vergezelde wel dezelfde zou kunnen zijn als die welke Heelu en Velthem vermelden als de redder van 's hertogen leven, indien juist Velthem in vs. 3021 van zijn tweede boek van den eersten niet gezegd had, dat hij Godekijn van Stalle heette. Wauters, a.w. l, 736 zegt dan ook, dat de cnecht die zich te Woerone zóó onderscheidde ‘était probablement Goly de Meerbeke, dont le fils, nommé Jean, reçut en don, du duc Jean, le tonlieu qui sc levait à Meerbeck’; maar alle bewijsvoering ontbreekt.
-
-
[tekstkritische noot][C]
651 uute
652 tot 659 ontbreken.
660 Soe droech hem noch van desen dingen
661 = tekst.
662 D.q. her wouter vanden b.
[D]
651 die dermen ute hingen
652 tot dese d.
653 W. dardenois sonder beiden
654 Mordenare dat becoopstu s. beiden
655 Dat hij al daer
656 D.w.w. herde groot
657 tot 660 ontbreken.
661 Ende daer hem die greve keerde omme
662 Quam her wouter vanden b.
651 darme in het hs. voluit. 653 hardenoys als boven vs. 520. 658 edels: niet *edel zooals de aanhaling bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. i.v. ‘Bodelinge’ heeft. 660 So droecht [hem] noch: een voorwerp bij ‘dragen’ is vrijwel onmisbaar; het is in dit vers ingevoegd en niet in het volgende, waar het ook wel had kunnen staan, naar het voorbeeld van hs. C der Brabantsche Yeesten. 662 woutere hs.: woutē met verkeerde verkorting. Jonckbloet, Ann. heeft de fout wel gezien, maar in zijn tekst niet verbeterd.
-
voetnoot653
-
Willem die Hardenoys: als boven in vs. 520.
-
voetnoot655
-
hi: de ‘Hardenoys’, zooals door Heelu vs. 5840 uitdrukkelijk gezegd wordt
-
voetnoot657
- Dit vers is Velthem's niet zeer gelukkige bekorting van Heelu vss. 5842-5843: Want si hildenen over doot, Diene staken, eer sine begaven.
-
voetnoot658
-
Nochtan dat ors = ⋆ Nochtan dat tors; nochtan dat = ofschoon; ⋆ tors is datief.
-
voetnoot659
- Velthem laat weg Heelu vss. 5847-5848: Alsoe dat niet en mochte ghenesen enz.
-
voetnoot661
- Velthem laat weg Heelu vss. 5850-5851: Dat selden es ghesien van orsse; Het scheen wel Baiaert ghenoot. De treffende vergelijking met het ros Beiaart schijnt Velthem niet geraakt te hebben.
-
voetnoot662
-
Doen quam enz. Dit Doen heeft hier niet veel beteekenis; bij Heelu echter wel, die er in vss. 5852-5855 van gewaagt hoe het de Brabanders verdroot, dat de Luxemburger het zoolang uithield. - Her Woutere vanden Bisdomme. Deze ridder staat vermeld onder de Brabantsche leenmannen bij Butkens, Trophées du Brabant I, 343; zie verder Willems op Heelu vs. 5857. - Heelu's lofspraak op dezen ridder (vss. 5858-5861) is door Velthem weggelaten.
-
-
[tekstkritische noot][C]
663 = tekst.
664 E. stacken m. zweerde o.
665 Doir
666 hadde
667 werdt getreden
Ga naar margenoot+ 668 ‖ dair
669 tweede bastaerde
670 aerde
[D]
663 greve
664 E. stacken m. zwerde
665 Door d. lichaem ende d. na s.
666 V. hij
667 en 668 ontbreken.
669 ij bastaerde worden verslagen
670 Van lutzenborch diemen mocht clagen
667 getret: Lelong's verkeerde lezing *getreet is ook reeds verbeterd bij Jonckbloet; als deze in zijn Ann. zegt dat Heelu ‘* getreet’ heeft, dan is dat zeker wel een drukfout voor ‘getrect’. 669-670 bastarde : arde in het hs. voluit. 670 Hare in het hs. voluit.
-
voetnoot664-665
-
onsoete Dor den lichame. Heelu vss. 5864-5865 zegt: diep twee voete in den lichame.
-
voetnoot665-666
-
daer na saen enz Heelu vss. 5866-5868 vermeldt nog: Die grave bleef nochtan op sijn peert, Doene die ridder gheraecte, Maer thant keerde hi ende door braecte.
-
voetnoot667-668
- Velthem heeft hier alweer zoodanig bekort, dat deze mededeeling zoogoed als zonder beteekenis voor het verband geworden is Heelu vss. 5871-5877 zegt: sciere sterf hi vanden wonden. Hadde menne gesocht, men hadden vonden Op die plaetse. niet verre van daer; Die anders telt hi segt onwaer. Hi wert ghetrect ende over rint (Daer bi en wert hi niet bekint) Met menegen orsse jeghen die eerde. Daarop volgt Heelu's beklag over den dood van twee zulke dappere ridders als de beide broeders waren (vss. 5878-5891), wat door Velthem mede is weggelaten.
-
voetnoot669-670
-
.ij. bastarde Hare broeder = hunne twee bastaardbroeders. Bij Heelu vs. 5893: Twee hare broeder bastaerde, wat immers ook zijn kan: twee hunner bastaardbroeders.
-
voetnoot670-671
-
die niet uten arde Van Limborch en wilden keren Zelfde opmerking als bij vs. 567-668. Na zijn lofspraak op de beide omgekomen ‘Limborgeren’, kon Heelu van hunne broeders zeggen, vss. 5894-5896: Die en wouden ulen hoegen aerde Van Limborch oec niet keeren, Ende bleven doot bi hen met eeren omdat hij begonnen was met te zeggen: Bi hen en hilden daer niet slap Twee hare broeder bastaerde. Toen Velthem de lofspraak wegliet, begreep hij wel dat hij Heelu's oec evenmin kon behouden; maar juist daardoor mangelt het zijn verzen 670 en 671 aan praegnante beteekenis.
-
-
[tekstkritische noot][C]
671 V. lymborch en w. keeren
672 Daer bl. doot bi h. heeren
673 By d. doot bleeff dair v.
674 Beyde
675 Eeuwelike vorwairt an
676 W.h. bleeff d. hertogen dan
677 doot
678 W. sachmen daer eer dade dr.
[D]
671 Dus bleven doot iiij der heeren
672 In den strijt met groter eeren
673 tot 680 ontbreken.
671-672 keren: haren heren: ker-, har-, her- in het hs. voluit. 674 name: Heelu vs. 5911 heeft manne maar de lezing van Velthem zal wel de ware zijn; zie de aanteekening hieronder. 675 Reeds door Jonckbloet, Ann. is gegist dat in dit vers iets ontbreekt; inderdaad wapen ende name uit het vorige vers zijn zonder nadere bepaling, die toch onmisbaar is, en het in vs. 676 is zonder antecedent. Heelu vss. 5910-5912 zegt: Bi haren valle bleven verloren Beide wapene ende manne ewelike Van Limborch van den hertogerike; in overeenstemming daarmede lijkt aanvulling van het vers geoorloofd, ondanks overeenkomst van hs. C der Brabantsche Yeesten met het Velthem-hs. 678 eerdade hs.: eer dade
-
voetnoot673-675
- Deze verzen zijn door Velthem gelicht uit Heelu's lange lofspraak op de vier Luxemburgers, t.w. Heelu vss. 5897-5920.
-
voetnoot673
-
Bi deser doot, Heelu vs. 5910: Bi haren valle. - deser, genitief meervoud van het aanwijzend voornaamwoord.
-
voetnoot674
-
Beide wapen ende name = wapen en dynastie (verg. Verdam, Middelnederl. Woordenb. 4, 2162, op Name in de bet. 7). Heelu vs. 5911 heeft Beide wapene ende manne. Het is echter niet noodig daarom aan een fout bij Velthem te denken, want Heelu heeft even daarvóór, vss. 5903-5905, gezegd: si lieten sonder blame Na hen dien hoegen name Van Limborch. Velthem zal dáárdoor aan name in zijn vs. 674 gekomen zijn.
-
voetnoot677
-
dese, t.w. de beide Luxemburgers. Zooals zoo vaak, heeft Velthem, in zijn zucht tot bekorten, uit het oog verloren dat hij in lang niet meer gesproken heeft van de beide mannen die hij met het pronomen dese aanwijst. Verg. Heelu vss. 5924-5929 Owi! doen si gingen onder, Die vrome ridderen ende die wigante, Van Luthsenborch die coene gigante, Doen worden daer ontladen...Die Brabantre alle seere.
-
-
[tekstkritische noot][C]
679 E.d. oic waren dese doot
680 Q.d. Brabanders uuter noot
Opschrift: Hoe Godevaert den Bisscop vinc ende Hoe hine gaff by beden den grave vanden Berge
681 Colene die bisscop
682 oic
683 dooden
684 Maer dit werdt soe wederstaen
685 bisscop op dien dach
686 nye en gaff
687 ynde
688 vijnden
[D]
Opschrift: Hoe die bisscop van coellen gevaen bleef. lxxvij.
681 v. coelen die bisscop
682 ooc
683 Ende w. ooc doden
684 Maer het wart
685 bisscop op dien dach
686 noit en gaf sl.
687 tot 690 ontbreken.
685 opten dach: Heelu vs. 5951 en de hss. C en D der Brabantsche Yeesten hebben alle op dien dach; het is niet onmogelijk dus, dat *optien dach hier dichter bij de oorspronkelijke lezing zou staan.
|