550[regelnummer]
Den hertoge doe van Brabant
Den Brabanteren te dier tijt;
Mar hi bleef na in den strijt
555[regelnummer]
Eerlike gevaen ende wale.
Van hem latic nu die tale.
|
-
-
[tekstkritische noot][C]
495 = tekst.
496 V. lutsemborch die dit saghen
497 duchten donmoet zeere
498 voeren uut om h. heere
499 Te bewarene die f. vaert
500 wouter v. riemen e.h. geraert
501 maer
502 = tekst.
503 te minen heere godevaert waert
504 orsse sl. opte vaert
[D]
495 = tekst.
496 Van lutzenborch doen sijt s.
497 Twee ridderen duchten sij sere
498 E. voeren voer haren h.
499 Om te benemen die f. vaert
500 H.w.v. romen e.h. geraert
501 H. dees ij r. haren ondane
502 Hij hem beiden hem ontwranc
503 tot 556 ontbreken.
496 Lusselborch. Ook het hs. heeft het leesteeken. 498 haren: har- in het hs. voluit. - haren here: in de aanhaling bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. 1, 1215 ten onrechte * hare here 499 bewerne hs.: bew̓ne Lelong's foutieve lezing * liewerne die ook Jonckbloet in dwaling bracht, zoodat hij er een corruptie van ⋆ te livereeren in zag, is ook reeds verbeterd naar het hs., door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 1, 1215 en, stilzwijgend, 5, 1165; voor 't oplossen der verkorting verg. werne voluit in vs. 1531 van 't tweede boek. - vard in het hs. voluit. 500 Revie: Lelong's verkeerde lezing ⋆ Renie is ook reeds verbeterd bij Jonckbloet. - geraerd in het hs. voluit.
-
voetnoot497
-
dochtense = duchtten zij; Heelu vs. 5448: Vreesden si dat ontmoet seere.
-
voetnoot500
-
Woutere van Revie: wordt met zijn broeder samen genoemd beneden vs. 1273. Zie verder nog de aanteekening aldaar. - Revie = Revehe, thans Réves, een dorp in Henegouwen, ten Z.O. van Nijvel. - her Geraerd: Heelu vs. 5451 en bij Velthem zelf, beneden vs. 1272, heet hij Geraerd die Moer (fr. Gérard li Mor), heer van Wessegem; waarschijnlijk dezelfde die zich later zoo heldhaftig gedroeg in de gelederen der Vlamingen tegen Philips IV van Frankrijk.
-
voetnoot501-502
-
Mar ondanc Desen tween. Heelu vss. 5452-5456 verhaalt hoe ze den graaf van Luxemburg te gemoet reden en trachtten tegen te houden.
-
voetnoot503
-
Ende keerde. Heelu vss. 5458-5459: ende dranc Met crachte.
-
voetnoot504
-
sijn ors: t.w. het paard van den graaf van Luxemburg; bij Heelu vs. 5462-5463: hi sloech ... Des graven ors op thoeft alsoe Van Luthsenborch, dat enz.
-
voetnoot504-508
- Het is wel de moeite waard deze passage met haar bron te vergelijken. Heelu vss. 5460-5471 zegt: Godevaerde... hem ridderlike weerde: Hine liet den aerm niet verslappen, Want hi sloech met ere wappen Des graven ors op thoeft alsoe Van Luthsenborch, dat van hem (d.i. van Godevaert) vloe, Ende met crachte hem (= zich) omwarp. Dat dat vergaderen wert soe scarp, Dat ors die viande moeste scuwen, Doen waende menich dat gevlouwen Die grave van Luthsenborch ware, Sijn ors keerde soe openbare Vanden eyseliken slaghe. Men ziet, hoe weinig de elementen van Velthem's vs. 507 bij Heelu bijeenbehooren.
-
-
[tekstkritische noot]505 M. eenen w. soe opt hooft
506 verdooft
507 openbair
508 waer
509 totten ynde
510 egheene
511 her Godevaert
512 gemeenlike
513 Ende zoo geduerich e. soe hart
Ga naar margenoot+ 314 ‖ Wilde hi w.t.h. waert
507:508 openbare : ware in het hs. voluit. 510 En : Lelong's verkeerde lezing * Ende is reeds verbeterd bij Jonckbloet. 511 godevarde in het hs. voluit. 513 [...] so gedurich hs.: Ende so gedurich Heelu vs. 5491 heeft hier niet het voegwoord Ende, dat voor den zin zeker overbodig is; blijkbaar heeft de ( of: een) kopiïst zich verzien op Ende waarmee het voorgaande vers begint. Ook Jonckbloet. Ann. heeft beredeneerd dat Ende in dit vers te veel was; maar hij behield het toch in zijn tekst. 513-514 hard : ward in het hs. voluit.
-
voetnoot508
-
waendense: bij Heelu vs. 5468 ondubbelzinnig: Doen waende menich.
-
voetnoot509-510
- Deze verzen zijn door Velthem gelicht uit Heelu vss. 5472-5480, een lofspraak op den moed van den graaf van Luxemburg en van geheel zijn geslacht: op hen allen past Heelu toe wat Velthem hier alleen van den graaf zegt.
-
voetnoot511-523
- Velthem heeft hier Heelu vss. 5487-5505 alweer zoo ongeschikt verkort, dat uit zijn tekst nog nauwelijks te verstaan is, waarom de graaf van Luxemburg zich door ‘enen vromen serjant’ naar Jan van Brabant laat geleiden: nl. juist omdat zijn paard ‘verdoofd’ en daardoor niet meer behoorlijk te besturen was.
-
-
[tekstkritische noot]515 Mocht hi d.d. gesincken
516 conde hi n. gedincken
517 = tekst.
518 eenen
519 die hiere toe
520 de berdenoes
521 Doen dede hi b.d.h. uut tien
522 = tekst.
523 leyden
524 Inden wijch v.h. beyden
515 gesinken: Ofschoon Lelong's verkeerde lezing * gescrinken reeds bij Jonckbloet naar het hs. verbeterd werd, heeft het woord nog een plaats gekregen in het Middelnederlandsch Woordenboek. 520 Hardenoyes: de comisch verkeerde lezing van Lelong: * Her Denoyes (het hs. heeft duidelijk h'denoyes in één woord) is ook reeds verbeterd bij Jonckbloet. 522 woude: men verwacht * mochte zooals bij Heelu vs. 5504, of * soude zooals Jonckbloet, Ann. reeds heeft voorgesteld. Maar ook hs. C der Brabantsche Yeesten heeft woude, zoodat het voorzichtiger lijkt, aan die lezing niet te tornen.
-
voetnoot515
- Dit vers is door Velthem gedistilleerd uit Heelu vss. 5493-5497: Ter aventuren oft hine mochte Neder vellen; want hem dochte, Viele dat, dat mochte gescien Dat daerbi dandre souden vlien, Alse si haren heere sagen sinken.
-
voetnoot520
-
Willem ... die Hardenoyes = Willem de Ardenner. Hij was heer van Spontin (zie Hemricourt, Miroir des nobles de Hesbaye, p. 68). - Hardenoyes = Ardennois, bewoner der Ardennen, komt in deze algemeene beteekenis voor bij Jacob van Maerlant, Spiegel Historiael, IV partie, II boek, cap. 35, vs. 26, en in de korte rijmkronijk van Brabant, uitgegeven door Blommaert, Oudvlaemsche Gedichten, dl. I, blz. 88, vs. 279.
-
voetnoot521
-
dedi hem = ⋆ dedi hem hem = liet hij (= de graaf) hem (= Willem die Hardenoyes) zich enz. Een ridder kon immers zijn helm niet alleen aan- of afdoen; verg. A. Schultz, Dus höfische Leben zur Zeit der Minnesinger 2, 81-82.
-
voetnoot523
-
Ende dede hem ... leiden = ⋆ ende dede hem hem ... leiden = en liet hem (= Willem die Hardenoyes) zich leiden. - tote hem, nl. tot den hertog van Brabant; Heelu vs. 5505 uitdrukkelijk: Ende dede hem toten hertoge leiden.
-
-
[tekstkritische noot]525 daden
526 V. hoegen r. geschien
527 W.e. anderen zeere begeerde
528 zweerde
529 ghingen
530 anderen o.m. bringhen
531 bleeff e. in s. gereyde
532 sij w. soe vrome beyde
533 beghinnen
534 Deen opten anderen en mochten w.
535 doen
536 brabanders
537 Dwonghen d.g. achterwaert
538 Doen r. een brabandre h. losscaert
527 begeerd in het hs voluit. 538 losgard in het hs. voluit.
-
voetnoot526
- De treffende verzen, waar Heelu de beide tegenstanders thans bij leeuwen vergelijkt (vss. 5509-5516), zijn door Velthem weggelaten.
-
voetnoot535
-
Dit, namelijk de worsteling tusschen Jan van Brabant en den graaf van Luxemburg, de ‘eenwijch’. Over deze wijze van worstelen zie Huydecoper bij Stoke dl. I, blz. 528.
-
voetnoot538
-
Doe riep .i. Brabanter. Bij Heelu vss. 5536-5538: doen ... riep, na der walscher tongen, Hoverdichlike een Brabantsoen, Een coene seriant, hiet Baseroen. - her losgard. Bij Heelu vs. 5539: Van Luthsenborch her loscaert = schele Luxemburger. Of de graaf van Luxemburg al of niet scheel was, is van elders niet bekend; en dat hoeft ook niet: het woord kan hier heel wel gebruikt zijn als scheldwoord, en het hoeft dan zelfs nog niet te beteekenen: ‘nijdigaard, eigenlijk: iemand die een ander met schele oogen aankijkt’, zooals Verdam, Middelnederl. Woordenb. i.v. wil. J. de Damhouder, Practycke in Criminele Saken, cap. 136, voegt losschaert bij de andere voorbeelden van beleedigingen door 't verwijten van natuurlijke gebreken, die hij vond in Wielant's Practijke Criminele (ed. Orts, Gent 1872, blz. 178). Kiliaan vermeldt het woord én in zijn Etymologicum én in zijn Synonymia (op luscus en op strabo).
-
-
[tekstkritische noot]539 waen
540 houdt h. in sijne sc.
541 = tekst.
542 diewile
543 ghine
544 hier nu
545 Dies b.h. wautier van crones
546 Een die sgraven knape es
539 Waer en hare in het hs. voluit.
-
voetnoot539
-
wan = ⋆ wat en = waarom niet, zooals reeds door Huydecoper op Stoke dl. II, blz. 276 en Jonckbloet, Ann. terecht is verklaard. Wan kan wel zijn wanen, zooals Lelong en ook de kopiïst van hs. C der Brabantsche Yeesten het heeft verstaan; maar indien men wan in dien zin opvat, gaat alle tegenstelling met Waer vliedi nu? teloor; daarenboven komt Velthem's Wan comdi hare zeker overeen met Heelu's vs. 5540 Nu keert weder herwaert.
-
voetnoot540-541
- Velthem heeft de goed volgehouden beeldspraak van Heelu vss. 5541-5543 prijsgegeven; wat lijkt dat: Die hertoge hout ... van u noch al onverbeten (niet ‘minder juist’, zooals Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 1436 zegt, maar) mat en slap bij de krachtige verzen van zijn voorbeeld: Siet hier den leeu voor u braken Van Brabant: bi wat saken Laetdine nu onverbeten?
-
voetnoot544
-
onversaecht. Heelu, vss. 5546-5549: Sieten hier noch onverjaegt, Brieschende, ende wijchgier; Waer woudine sueken bat dan hier? Want hier vindine seker wale. Velthem's verandering onversaecht is dus niet zeer geschikt; Heelu's onverjaecht past volkomen bij alles wat voorafgaat.
-
voetnoot545
-
Wautier van Wes = Walter, heer van Wes of Wais (= Wiltz, thans in het Groothertogdom Luxemburg, ten N.-W. van Diekirch).
-
-
[tekstkritische noot][C]
547 heere a. croot
548 groot
549 stack een seriant
550 = tekst.
551 eene
552 = tekst.
553 brabanderen
554 Maer hi bleeff na inden strijt
555 Eerlic
556 = tekst.
Opschrift: Hoe her Waelraven inden strijt verslegen Es ende dat des hertogen ors onder hem doot bleeff
557 = tekst.
558 aff her walraven
[D]
Opschrift: Hoe die grave van lutsenborch doot bleef. lxxvj.
557 Naer dat aldus was die grave
558 D.w. bi hem her w.
c. 9, opschr. Haren in het hs. voluit. 557 en 558 Daer in het hs. voluit.
-
voetnoot547-551
- Verg. Heelu vs. 5558-5575, waar uitvoeriger meegedeeld wordt hoe de aanvaller het op 's hertogen zijde gemunt had, in de hoop hem geheel neer te vellen.
|