Ten hertoge ward al dat hi mochte,
485[regelnummer]
Mar deen leet den andren, sonder danc;
Want daer was so groet bedranc
Dat si niene mochten versamen.
Mar al viel dat elc andren leet,
Genindelike, sonder verdragen,
|
-
-
[tekstkritische noot][C]
435 waert
436 Seere r. op die vaert
437 = tekst.
438 Al dat ghi voir u h.v.
439 sommier karre no waghen
440 Brabanders
441 H.h. die leyt h. doot
442 D. mede waenden sij groot
443 Brabanderen scoffieren
444 D. sij hen (voluit)
445 Van uute B. en w. nyeman
446 V. dat die str. yerst b.
447 anschijn o. keerden
448 Wat men r. watmen cryeirde
[D]
435 R.e.l. daer te muisen waert
436 in die vaert
437 = tekst.
438 Al d. ghij hier voer u v.
439 Ende laedt no somer karre no wagen
440 = tekst.
441 leget doot
442 sij teonroot
443 brabanders scoffieren
444 Maer neen sij in geenre manieren
445 Tgoet namen sij al op rene
446 Des die brabanters achten clene
447 Het was hem al om vechten sege
448 Els en rochten sij niet wat sij deden
441 hertoge in het hs. voluit. 443 scofferen in het hs. voluit. 445 nie man: zie de aanteekening hieronder. 447:448 keerde: creyeerde in het hs. voluit.
-
voetnoot437
-
print = rooft; Heelu, vs. 5319 brint. Het Velthem-hs. heeft hier ongetwijfeld de goede lezing.
-
voetnoot444
-
Datsi = Soe dat si zooals Heelu vs. 5326 dan ook heeft.
-
voetnoot444-445
- Welken indruk dat geschreeuw op de Brabanders maakte, wordt door Heelu vss. 5327-5337 aardig beschreven, maar door Velthem weggelaten. - nie man. Het is niet geheel zeker hoe dat op te vatten is: als nooit(een) man of als niemand Heelu vs. 5339 heeft nye en geen man; de kopiïst van hs. C der Brabantsche Yeesten heeft nyeman in één woord.
-
voetnoot448
- is een vers dat ingevoegd is door Velthem, die een inderdaad weinig zeggende opmerking van Heelu, wegliet, maar daardoor een rijmwoord op keerde noodig kreeg. Heelu zegt nl. vss. 5339-5343: En was nye en geen man ... Die dat anscijn keerde, danen hi quam, Tote dat men seker vernam Datsi sege hadden ghewonnen.
-
-
[tekstkritische noot][C]
449 dat die
450 vianden
451 L. uuten t. vorwaert
452 D. knechten a. ten stride waert
453 weert
454 over hant
455 D.v. lutsemborch sijn doot
456 D. bisscop gev. doir die noot
457 onderbleven
458 soe groot
459 goedt dair
460 Ghingen doen v. henen rynnen
[D]
449 tot 480 ontbreken.
451 voerwart hs.: vuart wat een onmogelijke lezing is, aangezien onmiddellijk daarop het dapper gedrag der knechten beschreven wordt. Het vers moet beteekenen: de knechten kwamen uit de tenten naar buiten geloopen, wat door liepen ... voerwart juist wordt uitgedrukt, en dan ook de lezing is van hs. C der Brabantsche Yeesten; verg. ten overvloede Heelu vs. 5346: Doen quamen voort toten stride Knechte enz. Jonckbloet, Ann. heeft voorgesteld te lezen *onvervart, maar uit het voorafgaande blijkt dat zulks niet de gewenschte emendatie is; te meer, daar hij geen aandacht geschonken heeft aan de lezing van Heelu. 453 weerd in het hs. voluit. 454 overhant hs.: over hant 455 Lusselborch hs.: lusselb'ch vandaar de lezing -berch bij Lelong en bij Jonckbloet. Voluit geschreven komt alleen lusselborch voor; verg. de inleiding.
-
voetnoot450
-
die viande. Uit Heelu vss. 5303 en 5344 blijkt, dat het ‘die van Gelre’ waren.
-
voetnoot458
-
Die enz. = zij die de tenten aangevallen hadden, die van Gelre dus.
-
-
[tekstkritische noot]461 Ende q.t. str. nemmeer an
462 H. aff w. heere ende leydsman
463 Een r. een drossate
464 voirrade
465 = tekst.
Ga naar margenoot+ 466 ‖ brabanders e.h. scare br.
467 = tekst.
468 Dat die
469 heeren onder ghingen
470 bringhen
462 leitsman hs.: leits man 463 een drossate : Lelong's verkeerde lezing * ende is ook reeds verbeterd bij Jonckbloet. 464 vorrade : Lelong's verkeerde lezing * vorradt is ook reeds verbeterd bij Jonckbloet. 465 soude : zie de aanteekening hieronder.
-
voetnoot461
- Vers van Velthem, in de plaats van Heelu vs. 5358: Ten stride en keerde geen van dien. Het werkwoord aencomen was blijkbaar een van Velthem's geliefkoosde woorden; zie b.v. Verdam, Middelnederl. Woordenb. i.v.
-
voetnoot464
-
dit, nl. den aanval op de tenten met de bedoeling ze te plunderen. Heelu vs. 5363 zegt uitdrukkelijk den roef.
-
voetnoot465-466
- Bij Heelu vss. 5364-5366 leest men: Want hi waende dat hare scade Die Brabantre souden wreken, Ende daerbi hare bataelge breken. Daar beteekent wreken natuurlijk wraak nemen. Of dit bij Velthem ook het geval is, mag betwijfeld worden. Zoo ja, dan behoort in vs. 465 gelezen te worden ⋆ souden, daar Die Brabanters dan onderwerp is. Het hs. en hs. C der Brabantsche Yeesten hebben echter beide soude. Het lijkt dus raadzaam een andere opvatting te huldigen, t.w. dat (immers dat = ⋆ dat dat) als onderwerp, wreken als = lostornen (zie b.v. Kiliaan op wreycken, en De Jager, Frequentatieven, 921), die Brabanters als voorwerp te beschouwen, zoodat de beide verzen beteekenen: hij meende dat zulks de Brabanders zou verstrooien en hun slagorde breken.
-
voetnoot466-467
- Tusschen deze beide verzen heeft Heelu vss. 5367-5375 een passage over 't mislukken van 's drossaards plan, die voor Velthem werkelijk van geen belang was.
-
voetnoot469
-
sine heren, nl. 's drossaards ‘heeren’. Bij 't lezen behoort sine een sterken klemtoon te hebben.
-
-
[tekstkritische noot][C]
471 Roefde hi
472 volghde
473 Beyde r.e. knapen
474 D. dair ghingen d. goed r.
475 volghdense s. wederkeeren
476 heeren
477 Dese w.d. yerstwerff sochten
478 D. wech diemen vl. m.
479 ontleydde
480 Die des strijts n. en verbeydde
481 lutsemborch die heere
482 Hi sette hem d.m. eenen keere
[D]
481 lutzenborch die heere
482 Sette hem m. eenen k.
475 Dus: Lelong's verkeerde lezing * Daer is ook reeds verbeterd bij Jonckbloet. 477 sochte[n]: Men verwacht veeleer: * Dese was die irst werf sochte in overeenstemming met Heelu vss. 5396-5397: Nochtan was hi die den voort lerstwerf... sochte en Jonckbloet, Ann. achtte dat ook de ware lezing. Daar staat tegenover dat hs. C der Brabantsche Yeesten overeenstemt met het Velthem-hs.; waarschijnlijk hebben we hier weer een staaltje van Velthem's slordigheid, zoodat het beste wel zijn zal, met de allergeringste wijziging te volstaan. 482 settem en kere in het hs. voluit.
-
voetnoot472-473
-
Heelu vss. 5382 vlg. eenigszins anders: Hem volgde na menich geboer, Ridders een deel ende vele cnapen.
-
voetnoot476
-
Heelu vss. 5389-5395 noemt man en paard: Des drossaten name hiet ... die Esel her Reynere, en caracteriseert hem als een grootspreker op de vergadering te Montfort, die echter te Woeringen 't eerst op de vlucht sloeg.
-
voetnoot481
- Als inleiding tot wat volgt geeft Heelu vss. 5409-5419 een lofspraak op de beide graven van Luxemburg, die bij Velthem ontbreekt.
-
voetnoot481-485
- Velthem wijkt hier nogal af van Heelu vss. 5420-5423, die zegt: Die grave van Luthsenborch moeste liden Den hertoge, meer dan vier screden, Daer si jeghen een reden: Dat was jeghen hare beider danc.
-
-
[tekstkritische noot][C]
483 waert
484 diene sochte
485 Maer d.l.d. anderen
486 dair w. soe groot
487 dair sij
488 sij niet en
489 Maer al v.d. elc anderen l.
490 = tekst.
491 Genendelike s. verdraghen
492 Beyde v. st. e.v. slaghen
Opschrift: Hoe her Godevaert sijn scare beziden Den hertoge hilt ende hoe de grave van lutsemborch quam
493 Mijn h. Godevaert h. gescaert
494 vorwaert
[D]
483 Ten hertoge waert wat hi m.
484 Ende die hertoge diene sochte
485 Maer d. liet den anderen
486 ‖ groot Ga naar margenoot+
487 tot 492 ontbreken.
493 Ende her godevaert hielt gescaert
494 Besijden d.h. bewaert
484 hertoge in het hs. voluit. - In dit vers heeft Jonckbloet, Ann., een emendatie willen aanbrengen die absoluut onnoodig is, gevolg van de opvatting van die als relatief pronomen. 488 niene : niet * nie en zooals Verdam, Middelnederl. Woordenb. 1, 654 citeert. C. 8, opschr. heren godevard in het hs. voluit. 493 godevard en gescard in het hs. voluit.
-
voetnoot484
-
diene oec sochte: die is demonstratief pronomen en oec moet den klemtoon hebben.
|