265[regelnummer]
Nie van haren here, noch vlien!
So sal ons grote ere gescien.
Siedi mi in hant gaen oft vlien,
Ic wil dat gi mi selve verslaet!’
270[regelnummer]
Sine word ende sine coene daet
Tween ridders sinen lichame,
Diemen heet van Wesemale.
Hier af was hi bereet wale.
|
-
-
[tekstkritische noot][C]
Opschrift: Hoe hertoge Jan sijn volc gescaert heeft Ende die Bisscop metten sinen oic
217 Colene is gescaert
218 standaert
219 O. by woeronc aenden rijne
220 Alsoe machtich d. in schijne
221 = tekst.
Ga naar margenoot+ 222 ‖ En m.u n.d. heeren v.
223 = tekst.
224 = tekst.
225 Die lymborgeren
226 D. mechtich w.e. groot
[D]
217 Die voogt van coelen es gescaert
218 E. hielt o.s. standaert
219 Onwarre van woeronc opten rijn
220 Alte zeer mechtich in scine
221 tot 224 ontbreken.
225 D. limborgieren en haer conroot
226 brachten dander scare groot
c. 4, opschr. scarde in het hs. voluit. - hulpe : Jonckbloet, Ann., meende dat hier behoort gelezen te worden * hulpere ; ofschoon de mogelijkheid eener fout van den kopiïst hier allerminst uitgesloten is, daar het maar gaat om een afkortingsteeken minder of meer, zoo lijkt verandering, met het oog op hulpe in toepassing op personen ( verg. beneden vs. 310 met de var. en zie Verdam, Middelnederl. Woordenb. i.v.) hier toch niet noodzakelijk. 217: 218 gescard : standard in het hs. voluit. 225 Limborcheren : Lelong heeft gelezen Limborchen, en door Jonckbloet, Ann., is ten onrechte bevestigd dat zulks ook de lezing van het hs. is. Beiden hebben het verkortingsteeken bij de -h- niet gezien. Ten gevolge van een vouw in het perkament is dat teeken wat afgesleten, maar het staat er wel degelijk en is goed zichtbaar ook.
-
voetnoot218
-
onder sinen standard. Heelu, vs. 4352, heeft bi sinen standaert, maar vs. 4602: onder haren standaert. Verg. Grimbergsche Oorlog, I, 4389/90: sijn baniere ... daer sijn vole onder hilt; II, 4001/2: Al vechtende quam hi ... Tot daer sijn vader onder sijn baniere helt.
-
voetnoot222
-
die heren, nl. zij die het met hem, den bisschop van Keulen, hielden. Heelu is alweer duidelijker, vss. 4356-4358: Soudic tellen Hoe menich baenrots, hoe menich grave Bi hem hilt, in quaems niet ave.
-
-
[tekstkritische noot][C]
227 quammer
228 schare
229 soe
230 voir h.s. boghen
231 jeghen
232 tshertogen scare
233 brueder h. Godevaert
234 M. brabanders h. gescaert
235 Stouteliken in diere geliken
236 Als oft hise al
237 = tekst.
238 Jeghen h. in dander zide
239 D. andere scare dede hi maken
240 loon die proifst
[D]
227 Die g.v.g. daer naer
228 Ende bracht
229 Opten hartoge seer vermogen
230 en 231 ontbreken.
232 Nu salic u tsertogen scare togen
233 D.h. ende godevaert
234 Sijn broeder hadden gescaert
235 tot 238 ontbreken.
239 = tekst.
240 Die greve v. loon d. proost v.a.
227 naer in het hs. voluit. 234 gescard in het hs. voluit. 240 provest: de foutieve lezing van Lelong is ook reeds door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 6, 306 en 751 naar het hs. verbeterd.
-
voetnoot230-231
- Lang niet onaardig gezegd door Velthem, in de plaats van Heelu's werkelijk slappere vss. 4370-4372: Dat hi in scine mochte sijn gevaren Met sinen volke, sonder vermiden, Jeghen al sine viande striden.
-
voetnoot232-254
- zijn de kwalijk geslaagde samenvatting van Heelu, vss. 4506-4611.
-
voetnoot233
-
her Godevard = Godfried, heer van Aarschot en van Vierson, broeder van Jan I van Brabant.
-
voetnoot240
-
Die grave van Loen = Arnoud V, graaf van Loon en Chiny, voogd (= advocatus) van Luik. - die provest van Aken = Walram van Gulik, proost van Aken en graaf van Gulik; bij Heelu, vss. 3733 en 3798, wordt de naam voluit genoemd.
-
-
[tekstkritische noot][C]
241 Riverscheit e.h. gheraert
242 V. Gulke e.h. scheyvaert
243 E.m. hen (voluit) v. heeren
244 D. goedt w. inder w.
245 coenen
246 H. dair o. eene str.
247 hadden
248 = tekst.
249 Colenaren een
250 Maer al warense
251 E. vier G.w. mercken
252 V. reckelborge e. van den mercken
[D]
241 en 242 ontbreken.
243 Ende met vele goeder heren
244 Die g.w. ter weeren
245 met scone gelate
246 H. over een strate
247 Ende had wel bereet
248 = tekst.
249 E. der coelneren e.d.
250 Al er waren siere niet g.
251 tot 254 ontbreken.
241 Riversceit hs.: Riuersteit verbeterd in overeenstemming met de lezing van het hs. zelf beneden in vs. 1012 en met de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten. 241-242 geraert: sceivard in het hs. voluit. 243-244 heren: weren in het hs. voluit. 245 derde in het hs. voluit. 249 Coelneren hs.: coelueren verbeterd in overeenstemming met Heelu vs. 4600 en met de variant uit de hss. C en D der Brabantsche Yeesten. De voor de hand liggende emendatie is ook reeds voorgesteld door Jonckbloet, Ann. 252 Marken: mar- in het hs. voluit.
-
voetnoot241
-
Riversceit = Frederik van Reifferscheid (in Rijnpruisen, enkele kilometers ten Z.O. van Aken). Verg. de aanteekening van J.-F. Willems bij Heelu, vs. 4575.
-
voetnoot241-242
-
her Geraert van Guelke = Geerard, heer van Kaster, later graaf van Gulik, zoon van graaf Willem van Gulik.
-
voetnoot242
-
her Sceivard = Jan Schevard, zoon van Werner van Rode (= Merode), die later, in 1295, burger van Keulen werd (zie Ennen u. Eckertz, Quellen zur Gesch. d. Stadt Köln, III, blz. 401).
-
voetnoot243
-
vele heren: bij Heelu, vss. 4577-4593, worden ze elk afzonderlijk opgenoemd.
-
voetnoot248
-
die grave vanden Berge: Adolf van den Berghe; verg. beneden de aanteekening bij vss. 741-743.
-
voetnoot252
-
Van Tekelborch: Simon, graaf van Tecklenburg (graafschap aan de midden Ems); het Heelu-hs. heeft hier verkeerdelijk Ketelborch, zoodat het Velthem-hs. hier bij uitzondering een betere lezing heeft. - vander Marken: Everhard, graaf vander Mark (graafschap in Westfalen, aan de Lippe, ten O. van Hamm).
-
-
[tekstkritische noot][C]
253 V. waldergheem e.v. segenaghen
254 diere laghen
255 E. doent d.s. ten str. n.
256 Dede hem
257 In beyden zijden
258 = tekst.
259 Broederen r.e. commandore
260 Maer gheen d. hen (voluit).
261 En mochten d. pais
262 dair
263 Tot sinen l. ghi sult nu dincken
264 wincken
[D]
255 E. doent d. soud d. strijde n.
256 Dedemen daer menegen r.m.
257 tot 261 ontbreken.
262 Die hertoge sprac sonder minken
263 Tsinen liede gij sult gedinken
264 Na uwe vorderen ende daer na tien
255 Heelu vs. 4685 en de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten hebben beide doent daer soude ten stride naken en dat zal dus wellicht de lezing van Velthem zelf zijn, ter wijl ons hs. die van den (of: een) afschrijver geeft. Verg. voor de constructie zonder het als onderwerp: ‘Den tijt es nakende die dingel seye’, Sevenste Bliscap v. Maria vs. 930. 256 Dedem in het hs. voluit. 259 ridders, ende hs.: ridders .ende 262 naer in het hs. voluit.
-
voetnoot253
-
Van Waldecgen: Otto, graaf van Waldeck. - van Segenagen: Godfried V, graaf van Ziegenhain (1271-1304), in Hessen-Nassau. Segenhagen is de Middelnederduitsche vorm van Middelopperduitsch Ziegenhain.
-
voetnoot254-255
- Tusschen deze beide verzen heeft Velthem, begrijpelijkerwijze, een passage van Heelu, vss. 4612-4683, weggelaten, waarin deze een overzicht geeft van de samenstelling van 's bisschops strijdkrachten, en Hertog Jan's moed en strijdlust nog eens ophemelt.
-
voetnoot259
-
Broedere, ridders, comendore, van de duitsche orde namelijk, zooals Heelu, vs. 4688, dan ook uitdrukkelijk zegt.
-
voetnoot263-269
- Deze enkele verzen komen in de plaats van de veel langere, en ook veel mooiere toespraak bij Heelu, vss. 4700-4727. Het is echter zeer de vraag, of Velthem hier werkelijk bekort heeft, dan wel, of tusschen vss. 266 en 267 niet wat door een of anderen kopiïst is overgeslagen. Die vier gelijke rijmen in vss. 265-268 lijken verdacht, en zulks te meer, daar in de toespraak bij Heelu op vs. 4704 (= Velthem 266) volgt: Soe sal ons grote eere gevallen, en pas in vs. 4725: Dat ons sal eere daer af gescien. Een niet al te opmerkzaam kopiïst kon zich daarop wel verzien.
-
-
[tekstkritische noot][C]
265 Nye v.h. heere no v.
266 dair na oic tyen
267 Soe s.o. groete eere geschien
268 S. my in hand g. ofte v.
269 ghi my
270 Sijn woirdt
271 Makede sinen lieden
Ga naar margenoot+ 272 ‖ gewoudt
273 Twee
274 waer name
275 H. wouter v. warengijs d. werdt
276 bastaert
277 = tekst.
278 aff
[D]
265 Die noyt en peinsden om vlien
266 tot 268 ontbreken.
269 Ende vlie ic ic wille ghij my verslaet
270 Sine woorden
271 Maecten s. lieden so onvervaert
272 Dat sij gebeerden als een libaert
273 tot 278 ontbreken.
265 haren : har- in het hs. voluit. 270 daet wellicht te lezen * laet, als beneden in vs. 1146? Heelu vs. 4728 heeft nl. ghelaet. 274 ware in het hs. voluit. 275 Warfengijs : war- in het hs. voluit. De foutieve lezing van Lelong: * Wartengijs is ook reeds verbeterd door Jonckbloet. 276 bastard in het hs. voluit.
-
voetnoot275
-
Her Woutere van Warfengijs: Wouter van Warfuzee, heer van Momalle (zie de Hemricourt, Miroir des nobles de la Hesbaye, p. 11); ook genoemd beneden vs. 1267.
-
voetnoot276-277
-
entie bastard...van Wesemale: Frank van Wesemael, zooals zijn naam beneden vs. 1266 voluit genoemd wordt.
|