| |
| |
| |
| |
Van biscop Alebrechte van Coelne, van sinen boeken die hi maecte ende van sinen bloemen. xx.Ga naar voetnoot+
1340[regelnummer]
Ins coninc Willems eerste jaer
So was broeder Aelbrecht harde maer
Te Coelne, in die goede stede,
Daer hi dicke wonder dede
1345[regelnummer]
Ende van sconen spellicheden,
Dier ic een deel sal secgen hiernaer.
Mar al te secgen ward te swaer.
Hi was van levene harde rene,
Datmen in dietsche heet Bestiares,
Daer vele nuttelijcheiden in steet
Ende van menigen dingen doet besceet:
1355[regelnummer]
Van vele dingen al haer vormen.
Menige nature staet daer in,
Daer af wel des minscen sin
| |
| |
Van bisscop Aelbrechte van Colne, van sinen boeken
die hi maecte ende van sinen bloemen. xx.
| |
| |
Leren mochten nuttelijcheden,
1360[regelnummer]
Ic souder u meer af hebben gesaect,
Dat Jacop van Marlant dichte.
Ende daer om overlidict lichte.
1365[regelnummer]
Dattie messe verstaen doet,
Ende dat boec sprect oec mede
Vanden sacramente die onderscede.
Ende hoement sculdich tontfaen es,
Daer machmen oec in ane scouwen
Hoemen bidden sal met trouwen,
1375[regelnummer]
Daer men ter beden met sal tien.
| |
| |
Doet hi ooc daer in gewes.
1370[regelnummer]
Van bedinghen so maecti ooc
Daer mach men ooc in anescouwen
Hoe men bidden sal met trouwen
Ende hoe men die worde sal besien
1375[regelnummer]
Daer men ter beden mede sal tien.
| |
| |
Ende uut allen desen boeken
Salic dbeste ondersoeken,
Ende saelt setten oec hier mede;
1380[regelnummer]
Die hi dede in menigen dingen,
Salic hier mede ondermingen.
|
-
-
[tekstkritische noot]c. 20. De voornaamste fouten die Lelong in dit hoofdstuk gemaakt heeft, werden door C.J.M. van Gelder-van de Water aangewezen in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 26. 1340 jaer in het hs. voluit. 1341 maer in het hs. voluit. 1344 selsenhede[n] hs.: selsenhede Het meervoud wordt vereischt niet alleen door het rijm, maar ook om de symmetrie met de andere bepalingen, die eveneens in 't meervoud staan. 1349 maect[e] hs.: maect maar het imperfect wordt vereischt door den context. 1350 Liber hs.: libet 1351 Bestiares hs.: bestianes 1355 vormen de m is niet zeer duidelijk: er staat veeleer een hoofd- dan een kleine letter; waarschijnlijk is ze verbeterd uit een d
-
voetnoot+
- Cap. 20, opschrift. Van biscop Alebrechte: Albrecht de Groote is een paar jaar bisschop van Regensburg geweest, t.w. van 1260 tot 1262.
-
voetnoot1350
- Bedoeld wordt de Liber de natura rerum, die reeds door zijn tijdgenooten aan Albrecht den Groote werd toegeschreven, maar eigenlijk het werk is van Thomas Cantimpratensis (zie daarover vooral het betoog van Bormans in de Bulletins de l'Académie royale de Belgique, dl. XIX, blzz. 132-159).
-
-
[tekstkritische noot]1359 verstannelheden Op het eerste gezicht kan men er aan twijfelen, of het hs. heeft verstannelheden, zooals Lelong, dan wel verstannesheden (met een lange s: f) zooals Clignett (Bijdragen 313) en Verwijs (zie de inleiding tot zijn uitgave van Jacob van Maerlant's Naturen Bloeme, blz. xiv) gelezen hebben. Bij nadere beschouwing blijkt het laatste het geval te zijn. Maar * verstannesheit is een onmogelijk woord: met -heit worden geen afleidingen gevormd van zelfstandige naamwoorden. Vandaar de verbetering. 1361 daers in het hs. voluit. 1363 overlidict hs.: over lidict 1371 harden in het hs. voluit. 1375 men: de n is verbeterd uit t
-
voetnoot1361-1362
- Velthem bedoelt de welbekende Naturen Bloeme van Jacob van Maerlant.
-
voetnoot1364-1369
- Wat door Velthem hier als de inhoud van één ‘boec’ wordt genoemd, is eigenlijk in drie verschillende traktaten van Albrecht den Groote te vinden, t.w.: 1o de Sacrificio Missae; 2o de Eucharistia; 3o Sermones 32. de Sacramento Eucharistiae. Het eerste en het tweede traktaat staan in het een en twintigste deel der Opera omnia Alberti Magni in 1651 verschenen te Lyon; de sermoenen staan in het twaalfde deel dier uitgave.
-
voetnoot1370-1371
- Welk werk van Albrecht den Groote hier bedoeld wordt, is niet uit te maken. Wel bevat het twaalfde deel der Opera omnia een verzameling met Orationes super Evangelia dominicalia totius anni, maar daaronder is geen enkel gebed, dat overeenkomt met die welke Velthem beweert vertaald te hebben. Hetzelfde is het geval met de Orationes B. Alberti Magni super IV libros sententiarum, juxta editionem principem saec. XV.... in lucem revocavit Nicolaus Thoemes (Berol. 1893).
-
-
[tekstkritische noot]1368 sc afschr.: st en daarna eenige puntjes: vermoedelijk is het overigen in het oorspronkelijke weggesneden. 1369 en 1372 daer in het afschr. voluit. 1371 harde in het afschr. voluit.
-
-
[tekstkritische noot]1377 ondersoeken hs.: onder soeken 1381 ondermingen hs.: onder mingen c. 21, opschrift. Met het oog op de lezing van het Budinger fragment en op besciet in vss. 1384 en 1386, achtte M. De Vries het noodzakelijk (zie zijn uitgave van het fragment, blz. 14 noot) te lezen sciet in plaats van sette. De emendatie is wel zeer verleidelijk, maar toch niet volstrekt onmisbaar. Volgens De Vries ‘verklaart ons’ de lezing van het Budinger fragment die van het Leidsche hs. Maar dit laatste is zeker niet afgeschreven naar den codex waartoe het eerste behoort. Zie verder de noot bij den tekst van het fragment. 1388 Ter[den] deel hs.: Terdeel voluit; verbeterd in overeenstemming met het Budinger fragment en met de vormen derdendeel in de vss. 1389 en 1391. De verbetering is reeds aangewezen door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 27. 1389 derdendeel en 1391 derde derdendeel in het hs. voluit. 1392 vord hs.: word reeds verbeterd door C. van de Water, t.a.p.
|