CL geestlyke gezangen
(1766)–Abdias Velingius– Auteursrechtvrij
[pagina 363]
| |
[pagina 364]
| |
is de Bron van heiligheid. In Zynen glans
kan ik veel wond'ren zien: Zyne Alge-
noegsaamheid is myne rust: Die Ziele-
vreugd verkwikt myn hart met lust, Wan-
neer ik slegts in heiligheid Hem dien.
2 Jehovah is een onbegryplyk Wezen,
Waar myn verstand zich willig in verliest.
Men kan, in 't woord der Bybelwaarheid,
lezen, Wat wonderweg Gods wyze Raad
verkiest. Wien is de Zin des Hoogsten uit-
| |
[pagina 365]
| |
geleid? Wie gaf Hem raad, Die reeds voor
d'eeuwen leeft. Sta stil, vernuft, die Zee
geen gronden heeft, z' Is U te diep! hier
past onwetenheid.
3 Jehovah, Grond en oorzaak aller dingen,
Gy Gy bewoondt een ontoegangbaar Licht.
Ach dat Uw licht my altoos moog' omrin-
gen! Gelei me toch steeds met Uw Aan-
gezicht! Gy zyt een Licht, ja niets dan
Majesteit. Gy haat hem, dié de duisterniss
| |
[pagina 366]
| |
bemind. Gy lieft hem, die in 't Licht zyn
leven vind, Geef dat Uw glansch zich
steeds om my verspreid!
4 Jehovah God, niets kan my van U schei-
den, Nu ik met U mag in gemeenschap
staan. Gy zult my, met Uw toeziend oog,
geleiden, En eind'lyk eens ten Hemel in
doen gaan. O Waereldling verblind door
valschen schyn, Vlucht Gy voor 't Licht?
kiest Gy de duisterniss? 't Gaat vast, dat dan
| |
[pagina 367]
| |
Uw Ziel verloren is, Wyl Licht en Recht
my na by God doen zyn.
|
|